Nieuwe gemeenschappen in de kunsten

Door Tom Viaene, op Wed Jul 27 2011 17:21:58 GMT+0000

Er is de laatste vijf jaar veel te doen rond diverse vormen van samenwerking in de kunsten: van de ‘collaborative turn’ die curator Maria Lind in 2007 observeerde, tot het laatste nummer van kunsttijdschrift Artforum, dat de macht en onmacht van artistieke samenwerking en collectieven belicht. Wat dat nummer niet doet, gebeurt wel in het boek New Communities: het biedt een beter inzicht in de precieze impact en motivaties van ‘collectieve kunst’ in haar interactie met de publieke ruimte.

Alle essays werden gebundeld door academica, critica en curator Nina Möntmann, als weerslag van twee conferenties en een groepstentoonstelling die zij de afgelopen jaren organiseerde rond het zoeken naar nieuwe emancipatorische vormen en definities van gemeenschap in de kunsten.

Het thema van dit boek komt niet uit de lucht vallen. Onze tijd mist open plekken waar mensen buiten de economische kloktijd duurzaam kunnen sleutelen aan een collectief experiment zonder vast einddoel. Kunstenaarscollectieven moeten de ban breken. Ze gaan op zoek naar een ruimte waar ze ‘anders’ kunnen manoeuvreren en een ‘collectieve autonomie’ op poten kunnen zetten. Met een beetje goede lezerswil kun je ook New Communities als zo’n project opvatten. In het boek komen uiteenlopende mensen – artiesten, curatoren, schrijvers en academici – vanuit heel verschillende motivaties samen tot een nieuwe verbeelding. Na alle kritiek op de participatieve, locatie- en sociaal-artistieke kunstpraktijken van de jaren 1990 zoeken ze een nieuwe vitaliteit in hedendaagse artistieke samenwerkingsprojecten.

'Collectieve projecten’ en ‘interactiviteit’ dreigen loze begrippen te worden

Vooral Möntmann, Lind en het duo Carlos Basualdo en Reinaldo Laddaga stippen aan dat die nieuwe projecten nog weinig uitstaans hebben met de ‘oude’ community-arts (new genre public art, connective aesthetics, Kontextkunst, ...). Die begrepen ‘gemeenschap’ vaak nogal essentialistisch, waardoor ze de marginalisering van bepaalde gemeenschappen onbewust net bevestigden. Maar eigentijdse artistieke groepspraktijken houden zich ver van sociaal (themagericht) werk en het new-agey, pastorale streven naar ‘het goede’. Zij scheppen liever een veranderlijk gemeenschapsmodel: één dat experimenteel, voorlopig, informeel en zelfs utopisch kan zijn. Zo proberen deze samenwerkingsprojecten van binnenuit weerstand te bieden aan het participatieve netwerkdiscours van de neoliberale ideologie. ‘Van binnenuit’ betekent hier dat artiest(en) en publiek in kritische uitwisseling samen een uitweg zoeken. Anders dan de steeds meer populaire ‘coöperatie’ in de bank- en bedrijfswereld, komen ze actief tot een nieuw verhaal over zichzelf en de situatie. Daarmee sluiten ze veeleer aan op het ethische en activistische reveil dat ontstond in het zog van de andersglobalistische netwerkbeweging.

Drie waarmerken maken van New Communities grensverleggende lectuur. Ten eerste legt het boek levendig bloot hoe de samenwerkingsmicrobe zich parallel verspreid heeft in zowel de artistieke praktijk als in de cultuurtheorie en in strategieën van curatoren. Ten tweede blijft dit boek dicht op de huid van de collectieve kunstprojecten. Het gaat niet enkel abstract over de impact van de kunst- en politieke theorie op de kunstenpraktijk, of over de doorwerking van andersglobalistische verzetstactieken in de open, horizontale structuur van de nieuwe artistieke samenwerking. Vele auteurs beschrijven de projecten ook uitvoerig en precies. Je krijgt inzicht in hybride ‘voorbeeldprojecten’ van Thomas Hirschorn (Bataille Monument), Van Heeswijk (Face Your World Project), Sarai (Cybermohalla Project), Lu Jie (Long March Project), Pierre Huyghe en Philippe Parreno (No Ghost Just a Shell) en Tellervo Kalleinen en Oliver Kochta-Kalleinen (Complaints Choir Worldwide).

Last but not least gaat New Communities na hoe ‘samenwerken’, ‘collectieve projecten’ en ‘interactiviteit’ loze begrippen dreigen te worden in een cultuur die de kunstmarkt alle macht geeft en de gesubsidieerde kunsten meer en meer instrumentaliseert. Dat leidt meteen tot nog een andere nijpende bedenking. In het laatste essay suggereert filosoof Simon Critchley hoe schrikbarend het is dat de ‘ruimere gemeenschap’ er zich zowat bij neergelegd heeft dat onze enige utopische experimenten in gemeenschap(svorming) vandaag uitgevoerd worden in de institutioneel beperkte ruimtes van de kunstwereld. Als er al zelforganiserende initiatieven ontstaan buiten die instituties, zo merkt Lind op in haar bijdrage, zijn het moeilijke projecten die amper ‘aansluiting’ vinden bij een ruimer publiek. Niet alleen leven wij nog steeds in die ‘lange anti-1960 jaren’, waarin gelachen wordt met ‘commune’ experimenten. We worden ook moe van alle neoliberale toe-eigening van de sociale netwerken, de samenwerking en de participatieve projecten die in de kunsten zijn uitgedacht. En zo blijft de grote vraag in hoeverre die nieuwe ‘experimentele gemeenschappen’ (Basualdo en Laddaga) in de kunsten, ook daadwerkelijk opgepikt worden door de samenleving. Geven ze eigenlijk wel aanleiding tot het ontstaan van nieuwe laboratoria waar eens iets anders wordt uitgeprobeerd?

Nina Möntmann (red), New Communities, Public Books/The Power Plant, 2009. 160 blz, ISBN: 978-0-921344-51-3

Tom Viaene is muziekredacteur van rekto:verso.