Meer dan melancholie. Panorama van recente Scandinavische fictie

Door Alexander Van Caeneghem, op Thu Jul 28 2011 08:33:06 GMT+0000

Met twaalf Nobelprijzen, en daar is Strindberg niet eens bij, staat de Scandinavische literatuur garant voor een sterke literaire traditie. Vandaag wordt ze voortgezet door de Zweden Per Olov Enquist en Torgny Lindgren, de Noren Per Petterson en Jan Kjaerstad, de Fin Arto Paasilinna en de Deen Jens Christian Grøndahl. Bevestigt of doorprikt de recente Scandinavische literatuur de typische clichés? Een panorama van de recente Scandinavische fictie in vertaling.

Op het jongste Winternachtenfestival in Den Haag sprak de Brits-Italiaanse schrijver Tim Parks over de internationalisering van de literatuur. Wie de rechten van zijn roman in het buitenland wil slijten, moet zijn verhaal inpassen in het bestaande beeld van zijn land: ‘Hoezeer je je individualiteit, je onafhankelijkheid van je eigen cultuur ook koestert, toch kun je er maar beter voor zorgen dat je een interessant nationaal product te verkopen hebt op de internationale markt: Scandinavische melancholie, Ierse burleske, de Zuid-Amerikaanse volkstraditie.’ Het grootste cliché over Scandinavië is inderdaad dat melancholie er uitbundig floreert, naast de idee dat het uit democratische modelstaten is opgetrokken. Maar geldt dat ook voor de literatuur, zoals Parks beweert?

De literatuur die de laatste jaren uit de Scandinavische talen vertaald wordt, is vaak opvallend realistisch

Voor een deel alvast wel. Productie en export van Scandinavische melancholie zijn er wel degelijk, vaak in geësthetiseerde vorm. Het elegantst gebeurt dat in de herinneringsromansvan Grøndahl en Petterson, waar het geheugen op gang gebracht wordt door de geur van wondvocht. Hun thema’s zijn diepmenselijk en basaal: tijd, verlangen, herinnering, dood, liefde, verlies. En hun romans vertonen vergelijkbare structuren: een klassieke aanloop, een crisismoment dat de personages dwingt om terug te kijken, en loutering, of net niet. De romans zijn melancholisch in de zin dat de personages aan het leven lijden, en de blik gericht hebben op het verleden in plaats van op de toekomst: ze zoeken naar het begrip van een bepaald moment, dat noodzakelijk is om opnieuw met het leven verzoend te geraken.

Grøndahl voert in Dat weet je niet (2010)en De tijd die nodig is (2008) personages op die problemen hebben met de liefde, en een bijna natuurkundige weerstand tegen geluk. Hij analyseert hoe het heden hun visie op het verleden kleurt. De personages van Pettersons Ik vervloek de rivier des tijds (2010) zitten vast in herinneringen aan de tijd toen beslissingen nog keuzes waren en kansen nog gegrepen konden worden. Ook De Italiaan (2010) van Sven Olov Karlsson is een roman-in-herinneringen met een bij uitstek melancholisch uitgangspunt: een boer takelt af en bereidt zich voor op de dood. De Finse debutante Riika Pulkkinen bewijst met De grens (2009) uit dezelfde school te komen, maar zij steunt minder op het herinneringsprocedé. Haar destructieve hoofdpersonage heeft een doodsverlangen na een ongelukkige liefde – niets kan nog zijn zoals het was voor het fout liep.

MODELSTAAT IN VERVAL

harstad_storToch is er meer dan alleen maar melancholie. De literatuur die de laatste jaren uit de Scandinavische talen vertaald wordt, is vaak opvallend realistisch: herkenbaar, vrij conventioneel, in Scandinavië gesitueerd en hedendaags. De wereld die ze toont, is die van de sociaaldemocratische welvaartstaat. Alleen blijkt die modelstaat ook minder bekende, donkere kanten te hebben, vooral dan in Zweden. In een essay over het werk van Henning Mankell merkte Slavoj Žižek ooit op dat de Zweedse misdaadauteur in zijn verhalen over Wallander wel het rigide framework van de detectiveroman gebruikt, met de ‘oplossing’, het ‘begrip van de drijfveren’ en de ‘morele veroordeling’. Maar, voegde hij eraan toe, Mankell vult dat kader apart in: ‘not only with the expected existential-depressive stuff, but primarily with the social topic to which ultimately even the existential aspect is subordinated – in one word, the long and painful decay of the Swedish welfare state.’

Ons beeld van de Scandinavische modelstaat blijkt een projectie, een droombeeld zonder reële gronden

De maatschappijkritiek in de Zweedse literatuur die dat pijnlijke verval illustreert, heeft drie speerpunten: Stieg Larsson valt frontaal de instellingen aan, Johan Harstad de sociale component en Jonas Hassen Khemiri de multiculturaliteit.

Larsson evoceert Mankells ‘painful decay’ in zijn _Millennium_trilogie: Mannen die vrouwen haten (2006), De vrouw die met vuur speelde (2007) en Gerechtigheid (2008). Hij is representatief voor wat Ian MacDougall ‘Schwedenkrimi’ noemt: een tegenwoordig bijzonder populaire variant op het oorspronkelijke Britse misdaadgenre die zijn plots injecteert met een opvallend sociaal en politiek bewustzijn. Larsson beschrijft de diepe malaise waarin Zweden is verzeild. De politieke instellingen zijn onbetrouwbaar, de staat heeft elk moreel gezag verloren en op elk niveau heerst corruptie: politieke functionarissen zijn betrokken in prostitutienetwerken, de politie is geïnfiltreerd, de getatoeëerde hacker Lisbeth Salander wordt verkracht door haar voogd, de onderzoeksjournalist Mikael Blomkvist wordt onterecht veroordeeld. De staat slaagt er niet meer in om zijn kerntaken naar behoren te vervullen. Er komt geen antwoord op de stijgende werkloosheid en criminaliteit, het sociale systeem wordt misbruikt, en niemand weet hoe het met de illegale immigratie moet. De implicaties daarvan zijn groter dan in West-Europa het geval zou zijn, omdat het Zweedse model net is gebouwd met de bedoeling om alle aspecten van het leven te regelen.

Waar de personages van Larsson net weerbaar worden uit verontwaardiging over onrecht en verval, loopt het bij Johan Harstad, een Noor die over Zweden schrijft, helemaal anders. Hoofdpersonage Albert Åberg uit Hässelby (2009) vecht niet, maar sukkelt in een depressie. De romans van Harstad gaan over mensen die zich tegen het leven proberen te wapenen. Ze zoeken verlossing, maar gaan verloren. De oorzaak daarvan is een complex amalgaam, maar cruciaal daarin is een fundamentele ontgoocheling ten opzichte van de Zweedse maatschappij. Zeker sinds de moord op premier Palme in 1986 resten van de grote maatschappelijke ideologieën alleen nog de verhalen. Harstad beschouwt de teloorgang van het praktische Scandinavische socialisme als exemplarisch voor het morele failliet van de bevoogdende verzorgingsstaten: ze hebben de fundamentele eenzaamheid van de mens niet opgelost, ze hebben niet iedereen in gelijke mate gelukkig gemaakt en ze hebben cohorten waarnemers gecreëerd die alles wel zien gebeuren, maar er niets meer tegen ondernemen.

Jonas Hassen Khemiri richt in Montecore (2008) zijn pijlen op het Zweedse multiculturalisme. Hij vertelt over een jonge Zweeds-Tunesische schrijver die een biografie schrijft van zijn vader Abbas, die spoorloos verdwenen is. Abbas worstelde bij zijn integratie in Stockholm met vele vooroordelen en zag de maatschappij verharden: neonazi’s lopen schaamteloos over straat en Stockholm wordt het werkterrein van een moordenaar die het op allochtonen heeft gemunt. Khemiri ontmaskert de schijnbaar tolerante en egalitaire sociaaldemocratie als discriminatoir en racistisch. Hij vraagt zich niet af waarom immigranten niet integreren in Zweden, maar wel wat hen precies verhindert om zich te integreren. Montecore thematiseert het failliet van een hybride etniciteit. Integratie lijkt een utopie. Ons beeld van de Scandinavische modelstaat blijkt een projectie, een droombeeld zonder reële gronden. Larsson, Harstad en Khemiri hebben het brutaal aan diggelen geslagen.

historisch engagement

In Komt dat zien (2008)schrijft Lotta Lundberg over enkele dwergen die van Coney Island naar Europa vertrekken om uit het freakshowcircuit te ontsnappen. Ook zij wijst uiteindelijk op de zwarte rand van de Zweedse heilstaat – de dwergen vinden er geen perspectief op waardigheid, maar eindigen als attractie in een Zweeds pretpark. De sociaaldemocratie verlangde zo naar een utopie dat de prijs quasi ongemerkt te hoog werd. Er kwam een sterilisatiewetgeving en experimenten met eugenetica. Conformeren aan de lichamelijke norm werd het hoogste goed. Het verschil met Larsson, Harstad en Khemiri is dat Lundberg schrijft over de jaren 1930 en haar engagement heeft ingebed in een historische roman. Ze geeft een stem aan hen die er geen meer hebben, maakt een monument tegen het vergeten.

Sara Stridsberg doet in Droomfabriek (2010) iets vergelijkbaars met Valerie Solanas, de vrouw die Andy Warhol neerschoot in 1968, maar de Finse Sofi Oksanen staat met Zuivering (2009) dichter bij de visie van Lundberg. Oksanen gelooft dat wie de stemmen hoort die voorheen niet werden gehoord, daarna genuanceerder en dus beter kan oordelen. Ze schetst via een ontmoeting tussen een vluchtend meisje en een oude Estse vrouw een beeld van enkele cruciale en traumatiserende maar quasi onbekende periodes in de Estse geschiedenis: de bezetting door de nazi’s en de communisten in de jaren 1940, de repressie en uiteindelijk de onafhankelijkheid na de versplintering van de Sovjet-Unie in 1991.

SaraStridsbergAl deze romans bouwen voort op het werk van Per Olov Enquist, die met grondig gedocumenteerde historische romans als De vijfde winter van de magnetiseur (2002) en Het bezoek van de lijfarts (2000) de lat hoog heeft gelegd in Scandinavië. Ze zijn erudiet en meeslepend verteld, en ze proberen een nieuw perspectief op de geschiedenis te bieden, waardoor ze vaak controversieel zijn. Op die manier dient het genre een bijzondere zoektocht naar waarheid.

De chirurgijn van de koningin (2008) van Agneta Pleijel werd expliciet in de markt gezet als ‘roman in de geest van […] Het bezoek van de lijfarts’, maar de opvallendste opvolger van Enquist is Steve Sem-Sandberg. Met De onzaligen van Łódź (2011), over het joodse getto van Łódź tijdens de Tweede Wereldoorlog, heeft hij een monumentale roman afgeleverd. Hij volgt er de opkomst en ondergang van de joodse gettoleider Chaim Rumkowski en de verschrikkelijke morele compromissen die hij sluit. Met Enquist deelt hij ook zijn fascinatie met het onderlinge verraad tussen slachtoffers.

In het verlengde van de historische romans valt ook de verrijzenis van christelijke thema’s te bespeuren. De Noor Karl Ove Knausgård schreef met Engelen vallen langzaam (2010) een verpletterende theologische fantasie over de aard der engelen. Het is een uitdagend cultuurhistorisch en theologisch discours dat de onluisterende degeneratie van engelen door de eeuwen heen verklaart en de dood van God vaststelt. Daarnaast is het ook een hervertelling van de verhalen van Kaïn en Abel en Noach, maar dan in een negentiende-eeuwse Scandinavische context.

Christelijke thema’s duiken ook op bij Lars Husum, Torgny Lindgren en Jón Kalman Stefánsson (Hemel en hel, 2010). Ze schrijven geen religieuze romans, maar gebruiken de thema’s als decor voor verhalen van boete, verlossing en genade. Husum voert in Mijn vriendschap met Jezus (2009) een man op die zich Jezus noemt en een psychopaat terug op het rechte pad wil brengen. Als voorwaarde voor verlossing eist Jezus de omkering van enkele cruciale waarden uit de seculiere traditie: de psychopaat moet, als ongelovige, volledige overgave tonen aan Jezus en zich afhankelijk maken van zijn vrienden. Lindgren laat in De Bijbel van Doré (2010) zijn verteller de geïllustreerde Bijbel van Gustave Doré uit 1866 reconstrueren, als handleiding voor zijn leven. Het belangrijkste thema van Lindgren is genade – de verteller aanvaardt het leven, hoe onbegrijpelijk het ook kan lijken, door een onvoorwaardelijk geloof in de genade en het besef van de ondoorgrondelijkheid van het geschapene.

DE VLAG EN DE LADING

In zijn essay over Mankell schrijft Slavoj Žižek: ‘Het belangrijkste effect van globalisering […] is zichtbaar in haar dialectische tegenhanger: de krachtige heropleving van het specifiek lokale als setting van het verhaal – een bij uitstek provinciale omgeving’. Dat uit zich in een laatste opmerkelijke tendens: de streekroman is in blakende gezondheid. Lindgren en Husum ensceneren hun religieuze thema’s in respectievelijk West-Jutland en Västerbotten, bijzonder landelijke gebieden. Ze worden bevolkt door vreemde personages, bij Lindgren zelfs bijna archetypische oerfiguren. Hoewel Lindgren en Husum hun plattelandsromans injecteren met tragikomische en groteske elementen, blijven ze binnen de krijtlijnen van het genre.

Erling Jepsen situeert De kunst om in koor te huilen (2008), Vreselijk gelukkig (2009) en Met oprechte deelneming (2010) in Zuid-Jutland, zijn geboortestreek. Hij documenteert de ruigheid van het plattelandsleven, maar herijkt tegelijk ook de genreconventies door de tegenstelling tussen de verdorven stad en het zuivere platteland volledig om te draaien en er een surrealistische draai aan te geven. Die herijking heeft Jepsen nodig als kader om zijn grimmige verhalen over incest en mishandeling te lijf te gaan met tragikomische zwarte humor. Bij hem is de streekroman helemaal klaar voor de eenentwintigste eeuw.

Dat brengt ons onwillekeurig terug bij Tim Parks. De recente vertaalde literatuur geeft zeker een beeld van het hedendaagse Scandinavië, maar ze gaat verder dan de bestaande beeldvorming. Als de melancholie nog steeds haar vlag is, dan dekt ze bij de interessantste nieuwe stemmen, vooral Noren, toch een veel grotere lading. Fascinerende auteurs als Harstad en Knausgård overstijgen door hun talent en innovatie pogingen tot classificatie en integreren uiteindelijk ook de melancholie, zij het niet als wezenskenmerk. Harstad heeft niet alleen fundamentele bezwaren tegen het Zweedse maatschappijmodel, hij komt op het domein van de religieuze thema’s als hij zijn hoofdpersonage finaal een godendeemstering laat veroorzaken en wordt melancholisch in zijn hoofdstukken over de liefde. Knausgård schrijft niet alleen over engelen en de dood van god, zijn hervertelling van Bijbelklassiekers in een landelijke Scandinavische setting brengt hem ook op het domein van de streekroman. Door een radicale conclusie voor vandaag te trekken, raakt ook hij uiteindelijk die typisch Scandinavische melancholie aan: precies omdat God dood is, heeft niets nog zin of betekenis. Het is melancholie, maar dan met toekomst, hoe onzeker die ook mag zijn.

TOP VIJF

1. Harstad – Hässelby

2. Knausgård – Engelen vallen langzaam

3. Grøndahl – De tijd die nodig is

4. Sem-Sandberg – De onzaligen van Łódź

5. Hassen Khemiri – Montecore

Alexander Van Caeneghem is managementconsultant en freelancejournalist, voornamelijk voor De Standaard. Hij schrijft vooral over (Scandinavische) literatuur en over voetbal.