Markiezin zkt. kunst

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

In het kasteel van Gaasbeek was een vergeten markiezin de kapstok waaraan een tentoonstelling van hedendaagse kitschkunst werd opgehangen. Of was het omgekeerd? Hoe dan ook: kitsch is helemaal terug, van Jeff Koons in Versailles tot een trits kleinere goden in de Brusselse rand.

De tentoonstelling Markiezin zkt. kunst is bij elkaar gepuzzeld rond Marie Peyrat (1840-1923), de laatste kasteeldame van Gaasbeek die naar eigen zeggen slechts één jurk en één paar schoenen had toen ze door haar huwelijk met Giammartino Arconati Visconti in de adel werd gelanceerd. Twee jaar na het huwelijk legde Visconti het bijltje en erfde Marie zijn hele hebben en houden, waaronder het kasteel van Gaasbeek. Ze wierp zich vervolgens op het verzamelen van kunst en stouwde haar kasteel vol tot een horror vacui van authentieke werken en nepproducten. Aangezien ze de herfstmaanden graag in Gaasbeek doorbracht, liet Peyrat er een suite van kamers inrichten in Pompadourstijl, terwijl de rest van het kasteel als een soort levend museum in stand werd gehouden. Verder mocht de markiezin zich graag in jongenspakjes uit de Renaissance hijsen om als page door haar slot te hossen. Al deze aspecten van Peyrats persoonlijkheid komen op een of andere manier aan bod in Markiezin zkt. kunst, waar niet de collectie van de markiezin zelf centraal staat, maar wel een selectie eigentijdse kunst die dialogeert met haar persoonlijkheid en het rustieke decor van haar kasteel.

LA FILOFOLIE DANS LE BOUDOIR

The Weight of Wonder, Heidi VoetMen maakt zijn entree in het kasteel van Gaasdonk via een pad van roze kiezelsteentjes, de installatie The Weight of Wonder (2008) van Heidi Voet. Samen met Erwin Olafs foto van een verminkte markiezin die de poster siert, wordt de bezoeker via deze echo van Dorothy's gele kruisweg naar Smaragdstad ondubbelzinnig in een wereld van kitsch gelanceerd. Kitsch ontstaat wanneer een bepaalde elite een intellectueel of esthetisch genot ontleent aan het misprijzend beschouwen van wat andere mensen zogezegd ten onrechte als goed ervaren. Die misprijzende blik is dubbel: ze treft zowel het als onwaardig ervaren kitschobject zelf als de als lachwekkend ervaren waardering ervan door de kitschbewonderaar. Dit dubbel mépris viel ongetwijfeld ook Peyrat te beurt toen de oude adel het excentrieke verzamelkasteel van de omhooggetrouwde markiezin van op een afstandje observeerde. Kitsch wordt door zijn bewonderaars echter niet als banaal of 'kitscherig' ervaren. Het kan mensen tot tranen roeren. Wie kitsch met ironie verbindt, mist dan ook de pointe: er is geen ironische afstand tussen de kitschliefhebber en het object dat hij waardeert. Integendeel: zijn overgave eraan is totaal. Kitsch is verwant aan camp: beide fenomenen functioneren door het absoluut ernstig nemen van wat in principe niet ernstig kan worden genomen. Het verschil tussen beide fenomenen is subtiel, maar toch relevant: waar camp een bewust nagestreefde houding is die vaak voortkomt uit een rebels verzet tegen gevestigde waarden, is kitsch veel minder getekend door deze reflexieve beweging. Mensen die porseleinen beeldjes van herderinnetjes op hun dressoir plaatsen, doen dat niet omdat ze graag in een ironisch interieur van georganiseerde wansmaak vertoeven. Ze vinden dat beeldje gewoon mooi. De mate waarin men kitsch ironiseert of ridiculiseert, is dan ook een barometer voor de mate waarin men zichzelf snobistisch boven zijn medemens wil plaatsen door net datgene te ridiculiseren waar 'gewone' mensen heel veel waarde aan hechten.

De mengeling van ernst en emotionele exuberantie maakt van kitsch een laatbarok fenomeen, zeg maar: rococo. Bijgevolg zou een kasteel de ideale locatie moeten zijn om dat soort levendige kunst te exposeren. In Markiezin zkt. kunst loopt dit echter fout. De kleine en duistere kamers van het kasteel van Gaasbeek zijn een zeer geschikt boudoir voor bijvoorbeeld Pandora (2005) van Tessa Lauwaert, een gigantische, zwarte, kanten jurk die een hele slaapkamer vult. Maar hetzelfde halfduister ontneemt de rest van de tentoonstelling de adem. In het kasteel van Gaasbeek moet de bezoeker zich door nauwe gangen en kille en onverwarmde ruimtes begeven waar bijna overal de luiken voor de ramen gesloten zijn, zodat het enige beschikbare licht uit gelige spots komt. Dat werkt niet. Kitsch moet badend in het licht over elkaar donderen, niet netjes geregimenteerd worden opgesteld volgens het stramien van een kunstwerk per kamer. Bijgevolg bevat de tentoonstelling zowel rake installaties als serieuze missers. Het wanstaltige Le baiser (2005) van Wang Du werkt bijvoorbeeld zeer goed. Deze sculptuur is een gigantische plaasteren buste van een man en een vrouw in omhelzing. Alleen kust de vrouw over de schouder van de man een andere man. Het beeld is ontleend aan de film Bin-Jip (2004) van Kim Ki-Duk. Le baiser is smakeloos, oppervlakkig en slordig afgewerkt, maar contrasteert magnifiek met de rustieke houttonen van de zaal van de wacht waarin het is gedropt. Le salon du plaisir (2007) van Nadia Naveau gaat daarentegen compleet de mist in. Dit werk bestaat uit een enorme tafel vol witte keramiek die er van op afstand als wulpse rococo-beeldjes moet uitzien maar van dichtbij een eclectische iconografie omvat die zich van cowboys over Marge Simpson tot filmmonsters uitstrekt. Helaas is het keramiek echter zeer lomp geboetseerd, zodat men niet wordt aangetrokken door de fijn gearticuleerde vormen van stout rococo-plastiek, maar integendeel op een hoop vormeloosheid staat te staren waar het witte email in veel te dikke klodders tegenaan is geplakt. Als salon du nadir kan dat tellen. Maar de meest verrassende uitschuiver komt misschien wel van Cindy Sherman, wier porseleinen servies Madame de Pompadour (née Poisson) (1988-1991) in de knusse keuken gedekt staat. Het servies is gemodelleerd naar het servies dat Madame de Pompadour in 1756 in Sèvres bestelde, maar is gedecoreerd met de bekende foto's van Sherman vermomd als Pompadour. De decoraties zijn echter te braaf en dezelfde beelden komen te vaak terug, zodat dit fletse sneukelporselein nog het meest op een afgebleekte versie lijkt van The Dinner Party (1973-79) van Judy Chicago.

Le Baise, Wang Du, 2005

Wanneer men zo zijn weg zoekt door het lange parcours, waarbij verschillende overbodige video-installaties het hele gebeuren nog vertragen, wordt men stilaan bevangen door claustrofobie. Het contrast is dan ook groot wanneer men na deze weinig opwindende calvarie de suite betreedt waar de markiezin zelf verkoos te verblijven. Niet alleen zijn deze ruimtes veel lichter, ze zijn ook de enig fatsoenlijk verwarmde kamers in het kasteel. En wat een luxe! De badkamer is uitgevoerd als een kleine spiegelzaal met een badkuip en wastafels die eind negentiende eeuw een staaltje van hypermoderne sanitaire kunst waren. Zelfs de kranen van het bad zien er nog uit alsof ze gisteren voor het laatst werden gebruikt. In deze blakende ruimte heeft Sofie Muller haar bronzen Shemale Child (2005) opgesteld, een klein meisje dat haar plassende piemeltje vasthoudt. Het is hier dat de tentoonstelling eindelijk tot leven komt en de markiezin in maillot vorm krijgt als de huisgeest die over de tentoonstelling waakt. Een andere visuele blikvanger hier is ELA 75/K (Plumpity... Plump) (2000) van Sylvie Fleury, een verguld winkelwagentje op een draaiende spiegelsokkel. Zo'n installatie riekt natuurlijk verdacht veel naar de in staal gegoten banaliteiten van Koons. Alleen jammer dat de kitscherige grandeur ervan de samenstellers ontgaat. Zij zien in het werk vooral een ironische knipoog naar de consumptiecultuur (wie het wagentje koopt, heeft al veel geld uitgegeven, maar heeft nog steeds een lege kar, wink wink nudge nudge). Die interpretatie mist echter de kern van de zaak. Kitsch wil namelijk niet kritisch zijn. Het wil charmeren. Kitschkunst is de uitdrukking van een laagdrempelige artistieke consumptiecultuur. Wie er teveel betekenissen aan wil ophangen, verhangt de frivoliteit van het gebeuren. Koons begrijpt dit veel beter. Hij zegt bijvoorbeeld vaak in interviews dat (hij met) zijn werk wil communiceren met het publiek en hen een ervaring van schoonheid bezorgen. Zijn werk is naar eigen zeggen volkomen toegankelijk en eenvoudig. Maar aangezien Koons zich als kunstenaar-ondernemer profileert in de sentimenteel-Amerikaanse stijl, is het nooit duidelijk of hij deze onzin nu echt meent of gewoon ironisch de kunstwereld te kijk zet. Die spanning tussen de banale iconografie van zijn werk en de opgeblazen interpretaties die hij eraan vasthangt, laat zijn werk balanceren tussen kitsch en camp, tussen ernst en ironie. Precies die spanning ontbreekt in de bedompte kamertjes van Gaasbeek, waar geen enkel werk echt de grenzen van de goede smaak te buiten durft gaan.

TEPELTJE, TEPELTJE AAN DE WAND

Bloody Chairs, Sofie MullerAls er dan toch één werk uitspringt in Gaasbeek, dan zijn het de Bloody Chairs (2008) van Sofie Muller. Dit werk is niet opgenomen in de catalogus, is niet met een bordje gemarkeerd op het parcours en wordt enkel vermeld op het gefotokopieerde plattegrondje dat de bezoeker meekrijgt op zijn odyssee door het kasteel. Dit doet vermoeden dat Mullers installatie een last minute toevoeging was. Ze gaat echter perfect op in de context, want de stoelen met hun met bloed bedruppelde zitting lijken deel uit te maken van de historische bemeubeling van het kasteel. Je loopt er dan ook zonder meer aan voorbij tot je oog op een klein ovalen kader valt dat boven de stoelen aan de muur hangt. Dat kader bevat een stuk vleeskleurig leder met verschillende tepels en een bloedrode nepvlinder. Heel even flitst de mogelijkheid door je heen dat markiezin Peyrat dit decadente werkje zelf bestelde of uit een collectie stoute kunst wist te redden. In die aarzeling, in die korte twijfel over het feit of dit een werk uit de tentoonstelling of een item uit de inboedel is, voel je heel even iets van wat de sfeer had kunnen zijn geweest toen Marie Peyrat haar getravesteerde scepter over deze bakstenen zwierde. De verfijnde grijns van deze decadent loensende installatie is precies wat we verwachten van kitsch met kanten boordjes. Het werk is speels en stout. Net daardoor werpt het ook de vragen op die nergens anders in de tentoonstelling worden beantwoord. Markiezin zkt. kunst is gewoon te vaak de gebruikelijke kunst op een andere locatie, waardoor zelfs een servies van Cindy Sherman hier geen brokken kan maken.