Licht uit het Oosten?

Door Michel Dewilde, op Sat Mar 09 2013 20:14:23 GMT+0000

In het gerenommeerde Victoria and Albert Museum (V&A) in Londen loopt momenteel de fototentoonstelling Light from the Middle East.  Ze groepeert werken van enkele van de bekendste kunstenaars uit het ‘Midden-Oosten’. V&A onderstreept daarmee de stijgende impact van niet-westerse actuele kunst, maar bevestigt tegelijk hoe vormen van ‘witte’ normering onherroepelijk terugkeren.

Light from the Middle East komt niet uit het niets. Al ruim twee decennia valt er een grote aandacht op voor beeldende kunst van de spreekwoordelijke Ander. In de late jaren 1980 was er de plotse ‘ontdekking’ van Chinese kunst, gevolgd door opgemerkte kunstenaars uit India, de Arabische regio, Indonesië, … Vandaag zie je in Europa en de VS met de regelmaat van de klok thematische groepstentoonstellingen met enkel werk van niet-westerse kunstenaars.

56_Dewilde.jpgOok op de internationale kunstmarkt kreeg niet-westerse kunst steeds meer zichtbaarheid, dankzij Sotheby’s en Christie’s en enkele visionaire galeries en curatoren als Rose Issa. De veilinghuizen speelden daarmee handig in op de nieuwe economische situatie na de val van de Muur, en op de opkomst van een omvangrijke groep kooplustige verzamelaars uit de BRIC-landen. In ijltempo werden niet-westerse kunstenaars in Dubai, Delhi of Hong Kong door vooral Britse veilingmeesters aan het regionale publiek voorgesteld. Je kreeg een exponentiële groei aan ‘oosterse privéverzamelaars’ en musea, met een nieuwe artistieke maalstroom die de westerse musea wel moesten volgen. Beslaat onze kunstwereld nu dan eindelijk de hele wereld, voorbij de dominantie van westersenormen, selectiecriteria en discours?

CULTURELE UITSLUITING

Het kan helpen om nog even op dat westerse overwicht – of die moedwillige negatie – terug te blikken. Al gaven de meeste van de genoemde ‘ontwikkelingslanden’ al veel vroeger blijk van een artistieke ontwikkeling die gelijk liep aan het Westen, toch bleef die tot het begin van de jaren 1990 haast onzichtbaar voor de hongerige westerse kunstmarkt. Ik denk terug aan mijn tijd als student kunstgeschiedenis aan de Gentse universiteit, waar ik me specialiseerde in de plastische kunsten, nieuwste tijden. Eind de jaren 1980 bestond er, op enkele uitzonderingen na, aan de Vlaamse universiteiten weinig of geen aandacht voor niet-westerse kunstenaars, net zo min als voor vrouwelijke kunstenaars. Niet-westerse kunst werd ondergebracht in hetzij het domein van de archeologie of de geschiedenis van de bouwkunst, hetzij in de beladen categorie ‘etnische kunst’. De studie ervan bleef bovendien beperkt tot de premoderne periode. De geschiedenis van het historische modernisme en de latere hedendaagse kunst werd – amper 25 jaar geleden – hoofdzakelijk toegedicht aan westerse, witte, mannelijke kunstenaars.

Inwonend bij een aantal uitgeweken Iraanse families in Brussel, had ik met hen vaak verhitte discussies over het belang van moderne en hedendaagse kunst. Onverminderd kreeg ik daarbij flyers en publicaties van Iraanse kunstenaars en hun tentoonstellingen onder de neus geschoven. Voor het eerst hoorde ik spreken over een parallel universum bevolkt met exotische namen als de Saqqahaneh beweging, Parviz Tanavoli, Monir Shahroudi of bijvoorbeeld het Shiraz-Persepolis festival (1967-1977) en haar theaterregisseur Arby Ovanessian. Vele sociale en politieke gevolgen van de Iraanse Pahlevi-regimes mochten dan wel van bedenkelijke aard zijn, sinds de vroege jaren 1950 had Iran een uiterst dynamische kunstscène ontwikkeld. Op unieke wijze vermengde menige kunstpraktijk oude Perzische met (westerse) modernistische motieven. Zo was er ook de figuur van Kamran Diba, de architect en de eerste directeur van het befaamde Teheran Museum of Modern Art (TMOCA), dat al in 1977 haar poorten opende voor het publiek. Naast architect was Diba ook actief als beeldend kunstenaar. Groot was mijn verbazing toen ik ontdekte dat een paar van zijn werken van 1973-1974 verwant bleken met het oeuvre van figuren als Vito Acconci of zelfs Guy Mees, twee kunstenaars die in mijn scriptie geregeld aan bod kwamen.

Hoe kon het dat ik deze Iraanse kunstenaars niet kende? Ze waren niet enkel in dezelfde periode actief als hun ‘westerse tegenhangers’, een deel van hen exposeerde ook in Parijs of op de Biënnale van Venetië. Het kon niet anders of deze Iraanse en andere niet-westerse kunstuitingen moesten epigonen zijn, en dus vermoedelijk niet ‘belangrijk’ genoeg voor een plaats in de officiële canon. Maar hun hoge plastische niveau, in combinatie met het vroege tijdstip van hun praktijk – die tijdsmarkering blijft een typisch westers kwaliteitscriterium – deden dat snel genoeg af als vooringenomenheid. Hier was dus meer aan de hand. Onze systematische culturele amnesie jegens alles wat zich terzelfdertijd afspeelde buiten Europa en Amerika, berustte op een generisch uitsluitingsmechanisme.

DE GEVAARLIJKE ORIËNT

Inhoudelijk toont zich het bekende stereotype beeld van het opstandige, conflictueuze en religieus extremistische Midden-Oosten

Van dat soort uitsluiting kan je _Light from the Middle East_alvast niet betichten. De Londense expositie toont in het Victoria and Albert Museum – ‘the world’s greatest museum of art and design’ – het werk van een groot aantal toonaangevende fotografen en kunstenaars afkomstig uit ‘het Midden-Oosten’. Er is gekozen voor een intergenerationele vergelijking. Kunstenaars uit de jaren 1940, die in de regio het ontluikende modernisme vormgaven, worden geëxposeerd naast kunstenaars uit latere decennia, tot en met de meest recente periode. Ook qua technieken, media en genres kiest het V&A voor diversiteit. De tentoonstelling combineert werken uit een rijke traditie aan fotojournalistiek – zoals te zien bij Abbas Kowsari – met de intrigerende foto’s van Yto Barrada over de stad Tanger. We treffen found photography in het werk van Joana Hadjithomas, Khalil Joreige, Taysir Batniji of Walid Raad, vormen van reenactment in de emblematische reeks Qajar-portretten van Shadi Ghadirian of de glamoureuze Egyptische portretten van Youssef Nabil, en ten slotte digitaal gemanipuleerde fotografie zoals te zien in het werk van Amirali Ghasemi of Nermine Hammam …

Curator Marta Weiss benadrukt in de catalogus dat zij het beladen begrip ‘Midden-Oosten’ hanteert als een ‘puur geografische’ omschrijving, en dat alle geselecteerde kunstenaars en hun onderwerpen ‘Middle Eastern’ zijn. Kan men na meer dan dertig jaar postkoloniaal onderzoek eender welke regio, en het Midden-Oosten in het bijzonder, nog reduceren tot een neutrale aardrijkskundige omschrijving? Weiss’ uitgangspunt wordt nog problematischer wanneer blijkt dat ze een grote groep Iraanse en enkele Turkse en Afghaanse kunstenaars combineert met een selectie ‘Arabische fotografen’, terwijl al deze bevolkingsgroepen taalkundig of cultureel weinig met elkaar gemeen hebben, tenzij een vage ‘islamitische referent’.

56_Dewilde2.jpgVerder claimt Weiss dat zij in de eerste plaats voor een ‘fototentoonstelling’ opteert, met het fotografische gegeven als thema. Maar tussen de wensen van de curator en haar uiteindelijke expositie van de geselecteerde werken, gespreid in tijd en ruimte, gaapt een grote kloof. Op een vrij kleine oppervlakte brengt _Light from the Middle East _werk van dertig kunstenaars samen. De beelden hangen dicht tegen elkaar aan, wat voor de bezoeker tot een onrustige lezing leidt. Inhoudelijk – los van de kwaliteit van de getoonde werken – toont zich het bekende stereotype beeld van het opstandige, conflictueuze en religieus extremistische Midden-Oosten. Weiss’ wens om zich vooral met ‘fotografie als medium’ in te laten, resulteert juist in het vertrouwde, want eeuwenoude beeld van een ondemocratische, archaïsche en bedreigende Oriënt, een effect dat de drukke presentatie nog accentueert. Zo is er de quasi obligate presentatie van de foto Tehran (2006) van Mitra Tabrizian, compleet met in chador gehulde Teheraanse vrouwen, dolend in een uitzichtloze stedelijke woestenij en immer gadegeslagen door de dreigende Ayatollah Khomeiny en zijn opvolger Khamenei, Iran is toch zoveel meer dan dit uitgemolken cliché? Zeker, de geëxposeerde regio kent de nodige sociale en politieke conflicten. Maar grote maatschappelijke problemen of zelfs bloedige confrontaties komen ook in het Westen voor. Daarom hoeft een ‘divers en onderling sterk verschillend continent’ nog niet gereduceerd te worden tot een ongedifferentieerde en tijdloze entiteit, waarvan dreiging de noemer vormt.

Mijn punt is dat _Light from the Middle East _in zijn selectie, presentatie en beeldvorming opnieuw een oriëntalistische ‘witte blik’ introduceert. Weiss had haar fotografen uit het ‘Midden-Oosten’ ook kunnen verbinden met kunstenaars die niet tot de regio behoren. Ze had ook andere werken kunnen selecteren, als ze dan toch vooral een discours over fotografie wou opzetten. Maar achteraan in de catalogus, in haar interview met de geselecteerde kunstenaars, wordt haar eigenlijke motief finaal duidelijk: ‘the political’. Zo is het tekenend dat Weiss haar tentoonstellingspresentatie opent met de curieuze confrontatie tussen de gewelddadige foto’s van de Iraanse revolutie door Magnum-fotograaf Abbas (1978-1979) en de recente foto’s van pastorale fruitbomen door de Israëlische Tal Shochat (2011): een riskante vergelijking tussen de bloedige Iraanse Oriënt en een idyllisch tafereel uit Israël – of is het bezet Palestina? Dat de gekozen werken behoren tot de collecties van The British Museum en de V&A, zegt veel over het aankoopbeleid van beide instellingen.

ARABISCH = ANDERS

_Light from the Middle East _is typerend voor de lange reeks thematische groepsexposities die we de jongste vijftien jaar in Europa en de VS gezien hebben. Ze bundelen uitsluitend niet-westerse kunstenaars en nemen geregeld werk op dat bepaalde vormen van cultureel, etnisch, religieus Verschil bestendigt. Of, als we de Amerikaanse kunstenaar en kunsthistoricus Olu Oguibe parafraseren: de niet-westerse kunstenaar maakt deel uit van een globaal cultureel spel, waarin hij steevast gereduceerd wordt tot een primitieve vorm van verschil, omschreven als een per definitie andere conditie dan het Westen.

Het lijkt wel of deze tentoonstellingen samenvallen met een terugtocht van de kritische moderniteit

Zeker, we mogen niet generaliseren. Gelukkig bestaan er ook genoeg exposities waarvoor niet-westerse kunstenaars zijn uitgenodigd op basis van hun artistieke en persoonlijke kwaliteiten. Maar toch heb ik het gevoel dat we in tegenstelling tot de jaren 1990, een periode waarin de presentatie van ‘hier onbekende’ niet-westerse kunstenaars gepaard ging met kritische analyse van de westerse canons, aanbeland zijn in een nieuwe fase. De kunst van de Ander wordt nu vaak gepresenteerd omwille van politiek-culturele doeleinden, niet zelden in nationale of identiteitsprojecten. Het lijkt wel of deze tentoonstellingen niet alleen samenvallen met de globalisering van de kunstwereld, maar ook met een terugtocht van de kritische moderniteit, waarbij volkeren en bepaalde conflicten herleid worden tot vaak primaire en essentialistische categorieën. Het individu wordt in die beweging onherroepelijk gereduceerd tot een bepaalde groep en zijn vermeende condities. Menig Arabisch kunstenaar mag hier tentoonstellen omdat hij of zij deze of gene nationaliteit heeft of uit ‘conflictgebied’ komt. Niet (enkel) omdat het een knappe kunstenaar is die artistieke thema’s of benaderingen deelt met Europese collega’s.

Afsluiten doe ik graag met een positieve noot, zoals die me onlangs werd toevertrouwd door een criticus uit het Midden-Oosten: ‘Deze situatie is tijdelijk en je mag de impact van de kunstmarkt niet onderschatten, maar onze kunstenaars worden eindelijk getoond, ze krijgen de kans om in het welstellende Westen te exposeren, nadien moeten ze doordringen tot de mainstream.’ In elk geval lijdt het geen twijfel dat de Noord-Atlantische dominantie zowel economisch als cultureel al enkele decennia aan invloed heeft ingeboet. Momenteel houdt enkel de militaire slagkracht nog stand – zoals recent te zien was in Libië en in Mali. Wel heeft historisch onderzoek de jongste dertig jaar afdoende aangetoond dat die Noord-Atlantische culturele hegemonie deelste danken was aan een systematisch vergeten of uitgommen van bestaande niet-westerse kunstpraktijken, die we niet zomaar kunnen herleiden tot epigonisme.

Light from the Middle East loopt tot 7 april in V&A, Londen.

Michel Dewilde is curator en kunsthistoricus.