Lessen uit het donker. Makkelijk zat met netwerkman

Door op Tue May 08 2012 19:50:09 GMT+0000

Onder het mom van ‘cultuur moet je leren drinken zoals bier’, met maten, trekt Netwerkman, alias Ervé De Patser, een jaar lang van vernissage over receptie naar première met een format zo fris als zijn lever: op zoek naar culturo’s in de coulissen, om eens goed mee te lachen en te drinken bij het snuiven van de sfeer. Het moeten niet altijd populaire mediakunstenaars zijn. Tegelijk legt hij graag zijn vinger op plekjes waar het spotlicht normaal niet komt. Hij heeft er een sociale neus voor het kleinste Vlaamse gat te ontsluiten, bij wijze van plastische correctie.

48_Netwerkman.jpgIn deze aflevering: André Magoch en Loesje Balzac, werkzaam in de sector cultuur als educatie, door en door aan het boomen, maar weinig verlicht, zoals bekend door toedoen van de media. Toch zijn er ook beweegredenen tot onvreugde. ‘Onze sector gaat ten onder aan de Losse Pols.’

We zullen het ook nooit leren. Het is de zaterdagavond van 5 mei, en in de marge van de week voor kunst van amateurs, iets waar we zeker een week voor hebben, organiseert de Kring voor Verdieping en Verbreding van het Gat in de Vlaamse Cultuur (KVVGVC), een gespierde naam voor een kring, een wilde benefietavond rond haar ‘hard core business’: de Manuele Kunsten. Opgetuigd en wel, met plastron en stoefer, verlaten we blij en gemutst de huiselijke stal, altijd handig voor een avondje ‘shaken’. Maar dat is buiten de geweldige paardenkop gerekend, die ons in gezelschap van de spreekwoordelijke vier man – in dit geval echter: vier naakte dames – stomverbouwereerd welkom heet. En meer dan ‘heet’ zelfs. ‘Vanwaar die plastron?’, luidt het, ‘Dat past toch niet bij artistieke netwerken, stoefer?’ De toon is meteen gezet. ‘Kom, laten we naakt zijn en beginnen.’ (Woest gehinnik en kletsen op de dijen.) ‘Zie, hier is een glas cognac.’

Eenmaal in de hal (‘hier kunnen we klappen’) gaat de paardenkop eraf en stelt de warme man eronder zich voor als André – ‘zeg maar Dédé’ – Magoch, voorzitter (KVVGVC) voor het leven. ‘We komen van ver’, steekt hij van wal. En direct is er contact. ‘Van Oostduinkerke’, beaam ik. Maar Dédé zit al op een andere trein in zijn gedachten. ‘Vroeger hadden we hier in Affligem ook veel would-be’s die, onder invloed van drugs en hun studies in Brussel, de grote Cultuur wilden komen uithangen, met cursussen Marx en Engels, kunstzinnige work- en sweatshops of de initiatie ‘hoe maak ik van mijn kurk- of breiwerk terug een concept?’ – projectie incluis. We kregen daarvoor een zaal van de plaatselijke abdij ter beschikking en hadden zo ook veel muziek en jeugd onder de leden. Maar we zijn daar toch van afgestapt. Zeker jeugd en muziek wilden alleen maar professionaliseren. Terwijl wij toch een gat voor amateurs wilden blijven.’

‘Vandaar ook de focus op de manuele kunsten’, vervoegt een aansluitende, naakte deerne van rond de vijftig ons gesprek. En ze pakt Dédé eens stevig vast bij wat men in één beweging zijn vervangingsplastron én stoefer zou kunnen noemen, met de glimlach. Van de weeropstoot zit hij terug op zijn paard. ‘Just’, tiert hij, ‘met al die hoogdravende intellectualen. Kopvoeters zijn het, artistiek of niet. Altijd maar mekkeren dat Vlaanderen te arm is om hen op hun culturele reizen te volgen, gelijk binnenkort met Bart Van Loo naar Parijs ‘met chanson als rode draad’ – goed schoeisel aanbevolen. Maar intussen vergeten dat kunst een zaak van handenarbeid is, van wroeten en grazen in de aarde.  Enfin, ge begrijpt dat deze paardenkop een persiflage is, onze kleine wekelijkse parodie, bij wijze van verzet. Hoe lokaal zich dat ook mag uiten, jihaa.’

‘Want nog zoiets’, briest hij verder, ‘kunst is voor al die mensen zogezegd een vrijplaats. Maar als echt een plaats voor vrijen staat dat toch haaks en honds op de manier waarop Vlaanderen tot in het kleinste gat gekoloniseerd wordt door kunstenaars die uit (en vooral in) hun hoofd de les komen lezen aan al wie gewoon goed en creatief is met de handen, zoals ons Loesje hier.’

Dédé Magoch staat er bijna schuimbekkend bij, geruggensteund door dolle heupbewegingen op het ritme van ‘I like to move it, move it.’ Ik maak daarop van de vrije gelegenheid gebruik om ook zelf even aan de hand van de naakte dame te schudden, die zich openhartig voorstelt als Loesje Balzac. Zij is sinds een jaar coördinatrice van de vzw Amant, een jonge organisatie die zich specialiseert in lessen over kunst, cultuur en geschiedenis, en eigenlijk een afsplitsing van een gelijkaardige vzw waarvan ze de naam niet hoopt te noemen. ‘Ik kan ten zeerste smaken wat Dédé zegt, en apprecieer hem als een man uit één stuk, maar zijn probleem zit nog dieper. Er is niet alleen de typisch Vlaamse afscheiding van hoofd en lichaam, als gevolg daarvan gaat onze hele cultuureducatieve sfeer ook ten onder aan wat ik de ‘Losse Pols’ zou willen noemen, een kwestie van mismanagement. Precies die strakke hand is wat mij in deze Kring aantrekt.’

Gevraagd naar een concrete illustratie bloeit Loesje helemaal open. ‘Kijk, op mijn vorige werk heb ik twintig jaar met de grootste toewijding “Beginselen van de Griekse Cultuur” gedoceerd. Dat liep allemaal goed, tot ik ook eens een praktisch uitstapje wilde maken. Daar was zogezegd geen geld voor – redelijk pijnlijk, zo’n financieel argument, als je het over “op z’n Grieks” hebt, de mensen zijn daar wel anders gewoon. Nochtans was mijn vraag helemaal niet extravagant. Ik wou enkel Dirk Van Bastelaere een keertje uitnodigen, nadat we het over de referenties aan het oude Griekenland in zijn poëzie hadden gehad, in het bijzonder zijn debuut Pornschlegel. Met een filmpje erbij, of door er zelf eentje te maken, zouden we dat van binnenuit begrijpen, was mijn beweegreden. Maar nee, doen was uit den boze. Stel u voor dat we de studenten met het virus van de Griekse passie zouden besmetten. Enfin, bij Amant is nu veel meer mogelijk. Doen zonder denken is het devies. Toegegeven, een beetje uit tegenreactie, qua anti-lichaam.’

Ik voel mij heel erg aangesproken. Maar onze leerrijke ontmoeting dreigt uit de hand te lopen wanneer Dédé weer bij positieven komt: ‘Ik sta daar helemaal vierkant achter. Wilt gij nu ook eens achter mij staan?’ Vriendelijk dankend, maar ook wel om de meubelen te redden – ik ken mijzelf genoeg – onderneem ik snel een poging tot anticlimax. ‘Blijkbaar slaat jullie boodschap niet overal aan’, kwestie van de frase ‘nergens op’ te vermijden. ‘Hebben jullie geen last van de magere opkomst? Spreekwoordelijk gesproken vaneigens, gezien de drie dikkere dames daar.’ ‘Ach, het klopt dat wij een minderheidskerk zijn. Maar deze Kring dient vooral ter inspiratie. Het is een werk van lange adem’, zucht Dédé Magoch, ineens mistroostig. ‘Aan de andere kant mag je niet vergeten dat wij moeten opbotsen tegen decennia van educatief cultuurbeleid dat heel Vlaanderen heeft volgebouwd met een visie die de Manuele Kunsten heeft overwoekerd,’ vult Loesje aan. ‘Kijk maar naar al die stenen CC’s.’

‘Tegenover die cellulaire cultuur heeft onze visie en werking de structuur van een virale infectie. Daarom blijven we trouw aan onze missie, dicht bij de mensen: het gat in de Vlaamse cultuur moet weer groter, door verdieping en verbreding. Het is dan niet slecht bij jezelf te beginnen.’