Kwaliteitsdrama

Door Jeroen Theunissen, op Wed May 09 2012 10:44:46 GMT+0000

Alsof hij haar er opmerkzaam op wilde maken dat ze al een dag of drie vergeten had de blaadjes van de scheurkalender af te trekken, zei Vera’s kleinzoon, een opgeschoten jongen met een te grote neus, die voor was op zijn leeftijd wat betrof jeugdpuisten en tienerarrogantie: ‘Ze zouden dat toch moeten afschaffen, de dood.’ De jongen zat aan de keukentafel zijn huiswerk te maken, maar keek even op naar het portret van zijn gestorven vader, haar zoon.

52_Theunissen.JPGHierna vertrok ze. Onderweg, in de auto, rookte ze een cigarillo. Sinds een paar weken werkte Vera aan een nieuwe miniserie – ‘kwaliteitsdrama van eigen bodem’ – maar het schoot niet echt op. Na haar vorige serie had ze – door dat overlijden van haar zoon – zelf geen scenario’s meer geschreven, en zich beperkt tot kleinere regieopdrachten en een deeltijdse lesopdracht in een film- en televisieschool.

Ten slotte zat ze bij haar productiemanager. Vera minachtte de man. Nog voor ze aan de korte inhoud van het verhaal wilde beginnen, dat ‘Der Wille zum Glück’ heette en waarvan ze een kopie bij zich had (in de oorspronkelijke taal, want een intelligent cultuurmens las Duits), brieste hij domweg: ‘Thomas Wie?’

‘Mann. Nobelprijswinnaar.’

‘Vrede?’

‘Literatuur.’

‘Recent?’

‘1922.’

Hij keek haar aan alsof ze een soort ruimtewezen was. ‘1922?’

‘1922.’

‘Voor of na Christus?’ Hij grinnikte zowaar.

‘Na.’

‘Mag ik je er even op wijzen dat er toen nog geen televisie was.’

‘Dat weet ik’, zei ze.

‘Dus je beseft dat het een probleem is?’ Fred was een man van ongeveer vijfendertig voor wie het leven een soort sport was, hij fietste jaarlijks vijftienduizend kilometer en had een gladgeschoren gezicht. Vera probeerde vriendelijk te blijven. ‘Het verhaal is niet voor televisie geschreven,’ zei ze, ‘en dient alleen als uitgangspunt. Jullie wilden toch een tijdloos verhaal dat niet te veel zou kosten? Ik denk aan een scenario over een man – of vrouw – die zwaar ziek is en daardoor gedoemd een gelukloos leven te leiden. Hij is aan het sterven, en …’

‘Dat is van die Thomas?’

‘Mann. Nobelprijs.’

‘Voor literatuur, niet?’

‘Ja, voor literatuur. In 1922, Fred.’

‘Wil je wachten met roken tot je in de gang bent?’ Hij ging staan.

Niet veel later was ze op weg naar het appartement van Carlos, haar privéleraar Spaans. Ze maakten de oefeningen grammatica, uitspraak en woordenschat; netjes verbeterde hij haar fouten, en soms kreeg ze een complimentje voor de vorderingen die ze maakte. Ze vroeg zich af, tussendoor, of cultuur wel belangrijk was. Na de les (thema: op restaurant) nam hij haar mee naar zijn slaapkamer en neukte haar staande. Ze betaalde voor de les en gaf een fooi. In het begin had ze zich nog afgevraagd of het niet eigenaardig was dat te doen – die fooi – maar ze merkte dat hij met het extraatje iedere keer opnieuw erg blij was. Hij kon er iets leuks mee kopen. Hun seksuele transactie was puur zakelijk, je moest daar niet sentimenteel over worden, we leefden in een kapitalistische wereld en ze hadden een kapitalistische deal gesloten (al mocht ze hem zeker ook als mens).

Thuis zat haar kleinzoon nog altijd – of eerder: opnieuw – aan de keukentafel.

Ze begon aan haar scenario te schrijven. Het verhaal waarop ze zich wilde baseren, ‘Der Wille zum Glück’, ging over een jonge man die stervende was omdat hij een zwak hart had; hij werd verliefd op een mooie jongedame en weigerde te sterven voor hij de kans kreeg om met haar te trouwen; ten slotte stierf hij op de ochtend na de huwelijksnacht. Slechts zijn drang, zijn wil om het geluk te vinden, had hem zo lang in leven gehouden.

Maar na nog een cigarillo, en een blik op haar kleinzoon die nog altijd (of andermaal: opnieuw) aan de keukentafel zat, besloot ze: ach wat, ik begin helemaal opnieuw, ze willen niet Thomas Mann maar kwaliteitsdrama.

Jeroen Theunissen (1977) schrijft romans, verhalen en poëzie, en publiceerde onder andere de romans Een vorm van vermoeidheid en De stolp.