Kunstkritiek

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De afgelopen jaren heb ik weinig boeken gelezen die mij zo raakten als Disgrace van J.M. Coetzee. Een aantal redenen daarvoor zijn makkelijk aan te halen: Coetzees uitgepuurde maar toch elegante schrijfstijl, de fascinerende personages, de setting in Zuid-Afrika na de apartheid. Ook na een tweede lezing blijft er echter iets waar ik moeilijk de vinger op kon leggen, maar dat te maken heeft met de sfeer die het boek uitademt. Die sfeer is nauw verbonden met de ethische dimensie van het boek, maar de specifieke aard daarvan blijft ongrijpbaar.

In dit nummer van rekto:verso leest u een tekst van Hélène Passtoors over het oeuvre van Coetzee, en over Disgrace in het bijzonder. Dit tijdschrift draagt en koestert de ietwat beladen ondertitel "Tijdschrift voor Kunstkritiek", en vaak voel ik mij lichtjes ongemakkelijk bij die benaming — hoezeer ik ook geloof in de noodzaak van tijdschriften zoals u nu in handen heeft. En toch slagen artikels als dat van Passtoors erin mij volledig met die ondertitel te verzoenen. Haar artikel verheldert niet enkel mijn eigen ervaring bij het lezen van Coetzee, het kadert het werk van deze Zuid-Afrikaanse schrijver op een bijzonder intelligente manier, en legt er bovenal de pregnantie van bloot. Het maakt duidelijk waarom literatuur levensbelangrijk kan zijn. Laat dit een bij uitstek kritische taak van kunstkritiek zijn.

Passtoors traceert in haar artikel Coetzees behandeling van het probleem van het Kwaad. Met een hoofdletter, inderdaad. Het gaat hier over een anonieme wreedheid, die alle menselijkheid buiten spel zet. Paradoxaal genoeg komt dat Kwaad net tot stand binnen relaties tussen mensen. Hoe kan een schrijver zich daar tegenover positioneren zonder erdoor besmet te worden? Alert gemaakt door zijn eigen positie als blanke in het Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid bepleit Coetzee koppig een compromisloze houding. Representaties van het kwade kunnen nooit onschuldig zijn. Of zoals Passtoors suggereert: er zijn misschien zaken die niet verbeeld moeten worden.

In ditzelfde nummer van rekto:verso vindt u ook een andere stem. Jill Bertels pleit voor een expliciet kunstzinnige verbeelding van de genocide in Rwanda. Die gruweldaden moeten volgens haar in al hun gruwelijkheid getoond worden, en net daarom vindt ze de verfilming die ze ervan zag tekort schieten. Hoezeer ze hierin ook verschilt van wat Pastoors ons met Coetzee voorhoudt, er is iets dat hen bindt. En die band zit hem in de kritische inzet van de positie die zij tegenover kunst innemen. Kritiek die vooral geen kritiek om de kritiek is.

De verbeelding van de genocide in Rwanda komt ook aan bod in het artikel dat Paul Kerstens en Wendy Morris schreven over de tentoonstelling Les Afriques, die plaatsvond in het kader van Lille 2004 en waarin die genocide een belangrijke plaats inneemt. De afgrijselijke beelden van opgezwollen lijken en menselijke wreedheid roepen een onvermijdelijke fascinatie op, maar volgens Kerstens en Morris wordt die fascinatie onherroepelijk leeggezogen van elke betekenisvolle functie door het ontbreken van een passend kader. Precies die fascinatie — en vooral de problematisering ervan — vormt de inzet van veel van Coetzees werk.

Ruim genomen dwarrelt dit ethische vraagstuk haast onmerkbaar doorheen alle literatuurartikels in dit nummer. Net zoals bij Coetzee zijn bij Michel Houellebecq ethiek en esthetiek naadloos met elkaar verweven. De manier waarop plaatst hen echter diametraal tegenover elkaar. Sabine Hillen ontleedt in haar artikel Houellebecqs obsessies en legt er heel mooi de drijfveren van bloot. De teksten van Pastoors en Hillen tonen mooi aan dat de wereld om ons heen en de boeken die erover geschreven worden, verre van eenduidig zijn.

Die veelzijdigheid, die gelaagdheid toont zich ook in de rest van dit nummer, zo hopen we. Zo vindt u ook twee artikels over hedendaags theater dat buiten de grenzen van het alledaagse wilt kleuren. Bram Smeyers zag Exsimplicity van Ontroerend Goed, en merkte daar een aantal interessante zaken in op. Wouter Hillaert raakte op het Kunstenfestivaldesarts dan weer gefascineerd door Men in tribulation, maar stelt zich daarbij ook de nodige vragen. Wij bieden ook graag plaats aan Peter Zwertvagher die zich volop liet raken door een conceptplaat, en wel een van de Mars Volta. Christophe van Eecke laten we dan weer de evoluties in het oeuvre van Pat Barker uittekenen, tot en met haar recentste boek. En net omdat die rijkdom van de kunst hem na aan het hart ligt, stelt redactielid Thibaut Verhoeven in onze kontro:verso-rubriek een aantal vragen bij de monopoliepositie in het Vlaamse beeldende kunstlandschap van het HISK Willem Elias, voorzitter van het HISK, reageert. Jan Van Imschoot, ten slotte, een van Vlaanderens succesvolste schilders, die spreekt in een uitgebreid interview de vrees uit dat die rijkdom in Vlaanderen niet meer tot zijn recht kan komen door een manifest gebrek aan intellectuele reflectie. Hij licht dan ook zijn keuze toe om de Vlaamse kunstwereld vaarwel te zeggen. Ten slotte geven we ook nog graag een primeur mee. Vanaf het volgende nummer zal het werk van de Antwerpse fotografe Inge Van Damme de cover van uw lijfblad sieren. Uit ruim veertig inzendingen wist zij met haar werk ons grafisch hart te beroeren. Wij hopen van u hetzelfde.