Kunstkoop in Vlaanderen?

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Het idee van een ‘Vlaamse KunstKoop’ werd recent gelanceerd door Vlaams parlementslid en lid van de commissie cultuur Yamila Idrissi (sp.a), met de steun van VOBK (Verenigde Organisaties BeeldKunst) en BUP (Beroepsvereniging van Handelaars in Moderne en Hedendaagse Kunst). Particulieren zouden, dankzij een tussenkomst van de Vlaamse Gemeenschap, een renteloze lening kunnen aangaan bij aankoop van een kunstwerk bij een aantal geselecteerde galeries.

Volgens Idrissi, VOBK en BUP zou een Vlaamse KunstKoop een grote impuls betekenen op het vlak van ‘participatie, het versterken van de markt en van de economische situatie van (vooral jonge) kunstenaars’. In wat volgt, formuleer ik enkele bedenkingen bij dit voorstel. Daarbij baseer ik me onder meer op recent onderzoek uit Nederland, waar KunstKoop al geruime tijd bestaat en een groot succes heet, maar de laatste tijd alsmaar meer onder vuur komt te liggen.

NOODZAAK EN EFFICIËNTIE

Zowel het voorbereidende dossier van VOBK en BUP als het persbericht van Idrissi bevatten tal van wijze woorden en beloftevolle argumenten. Ik vraag me echter af of er voorafgaand een gedegen behoefteonderzoek is uitgevoerd bij alle betrokkenen. Komt dit voorstel voort uit een wezenlijke noodzaak? Volgens een recent onderzoek werkt in Nederland minstens 43% van de galeries reeds met een ander financieringsinstrument dan KunstKoop. Een beetje handelaar ziet immers weinig graten in het toestaan van een soepele betaling, zeker indien hij zo een paar extra verkopen kan realiseren. Een dergelijk privilege kan deel uitmaken van het onderhandelingsproces, en het is erg redelijk om af te spreken dat het werk eigendom blijft van de galerie of de kunstenaar zolang de afbetaling loopt. Bovendien bestaat er in Nederland sinds kort ook een particulier initiatief, de Nationale Kunst Koop, met als belangrijkste kenmerken dat het voor alle galeries toegankelijk is, er geen plafondbedrag is en de rente door de galerist en eventueel ook de kunstenaar wordt gedragen in plaats van door de overheid.

In Nederland levert een investering van 850 000 euro jaarlijks 11 miljoen euro kunstaankopen op. Eind 2007 stelde de Mondriaanstichting in haar jaarverslag echter dat slechts 56% van de KunstKopers geen kunstwerk zou hebben aangeschaft als de regeling niet had bestaan – wat betekent dat er in feite niet 11, maar slechts 6 miljoen euro aan kunstaankopen wordt gerealiseerd. De galerieomzet die in Nederland gefinancierd wordt via de KunstKoop bedraagt dan niet 7,7 % maar 4,3 % van de gehele omzet. Dit is zeker een interessant ‘extraatje’, maar uit deze cijfers blijkt toch dat we de economische impact van dit beleidsinstrument best niet overschatten.

EFFECT

Naast deze cijfermatige opmerkingen heb ik ook enkele inhoudelijke bedenkingen. Wie efficiëntie zegt, zegt immers ook effectiviteit. Maar welk effect wil men beogen? Veel kunstenaars komen niet in aanmerking voor deze regeling omdat het enkel aankopen via een galerie betreft. Ook in Vlaanderen zijn er echter heel wat interessante kunstenaars die niet (meer) door een galerie vertegenwoordigd worden. Niet zelden gaat het om moeilijk verkoopbaar werk dat net een extra ondersteuning kan gebruiken (installaties, video’s, performances, fragiele of omvangrijke sculpturen, …). Het criterium ‘vertegenwoordigd worden door een galerie’ is trouwens niet per se een kwaliteitsgarantie, ook al bepaalt een commissie elke twee jaar welke galeries worden toegelaten tot de KunstKoop. Immers, een galerie kan geselecteerd worden omdat ze met kunstenaars X, Y en Z samenwerkt, maar dit is geen garantie voor de kwaliteit van alle andere kunstenaars van de galerie. Is een selectie op basis van het programma van een galerie in plaats van het individuele oeuvre van een kunstenaar daarom wel de juiste toetssteen?

In Nederland worden er via de KunstKoop jaarlijks meer dan 1,000 kunstenaars ondersteund. Rekening houdend met het feit dat er in Nederland ongeveer 16,5 miljoen mensen wonen, en in Vlaanderen (zonder Brussel) ongeveer 6,2 miljoen mensen, zou dit voor Vlaanderen neerkomen op minstens 421 ondersteunde kunstenaars. De website van BAM (Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst) telt momenteel 374 kunstenaars, waarvan er toch een heel deel niet door een galerie wordt vertegenwoordigd. Wil men dus met een Vlaamse KunstKoop de ‘professionele’ kunstenaars ondersteunen door hun financiële slagkracht te vergroten? Of gaat het eerder om het bestendigen van de economische situatie van de (bij momenten erg verscheiden groep) galeries in Vlaanderen? Of om het ondersteunen van een parallel circuit van waardevolle, maar eerder lokale en/ of toegepaste kunst? Op zich is er met deze laatste twee opties niets verkeerd, maar dan dient men wel de juiste argumentatie te gebruiken, de beoogde objectieven correct te formuleren en de gepaste financieringsbronnen te vinden. Het kan immers niet de bedoeling zijn om de nu reeds fel geplaagde subsidiepot voor beeldend kunstenaars (Kunstendecreet) nog verder uit te hollen ten voordele van niet-professionele kunstpraktijken, hoe waardevol deze an sich ook mogen zijn.

NIEUWE PISTES

Sinds kort blijkt dat ook minister Schauvliege (CD&V) het idee van een Vlaamse KunstKoop erg genegen is. Zo stelt ze in haar Beleidsbrief Cultuur 2010-2011 (OD 13): ‘Ik werk aan een kunstkoopregeling die de drempel tot het kopen van kunst verlaagt en een startend marktpotentieel voor jonge kunstenaars stimuleert.’ Hierbij wil ik benadrukken dat een dergelijk beleidsvoorstel, zo goed als kritiekloos gelanceerd door tal van officiële en politieke instanties, niet zonder meer ideaal te noemen is en dat verder onderzoek noodzakelijk is vooraleer het initiatief effectief wordt gelanceerd.

Toch is het allesbehalve mijn bedoeling om meteen het kind met het badwater weg te gooien, want het verbeteren van de economische situatie van beeldende kunstenaars door het (financieel) aantrekkelijk maken van hedendaagse kunst, is zeker een waardevol idee. Alleen lijkt het me interessanter om met nieuwe, inclusieve voorstellen te komen, waarbij men in de eerste plaats rekening houdt met de specificiteit van het Vlaamse kunstenveld.

Ik betwijfel of promotiegaleries wel de juiste plaats zijn om de verkoop bij een breder publiek te stimuleren. Uiteindelijk werken ze met een beperkte groep kunstenaars, zijn de beschikbare werken niet per se betaalbaar (zelfs met een renteloze lening), blijft een galerie een elitair karakter hebben en blijkt uit Nederlands onderzoek dat vooral verzamelaars en frequente kopers gebruikmaken van KunstKoop. Dit wil echter niet zeggen dat we nieuwe instituten moeten oprichten. In Vlaanderen beschikken we immers over een breed verspreid netwerk van instituten voor hedendaagse beeldende kunst, waar er heel wat inhoudelijke en zakelijke expertise aanwezig is. Dergelijke instituten zouden jaarlijks enkele kunstenaars kunnen selecteren van wie er een aantal betaalbare werken te koop wordt aangeboden. Op deze manier bied je potentiële klanten kwaliteitsgarantie, genereren de instituten extra eigen middelen en ondersteun je de kunstenaars en hun galeries op een wezenlijke manier. En passant geef je de mensen ook het gevoel dat ze een correcte prijs betalen en maak je duidelijk dat kunst niet iets vrijblijvends is.

Stijn Maes is algemeen coördinator van Studio Hans Op de Beeck en bereidt momenteel de oprichting van O.C.A.M (www.ocam.be) voor.

BIBLIOGRAFIE

E. Cachet, C. van der Linden, E. Tepaske en M. Rooker, Herhalingsonderzoek vraagzijde beeldende kunst in Nederland, Amsterdam: Motivaction International bv, oktober 2010

Y. Idrissi, Yamila Idrissi introduceert een Vlaamse kunstkoopregeling (persbericht), september 2010

Mondriaan Stichting, Jaarverslag 2007, april 2008

W. D. M. van der Valk, Onderzoek aanbieders van hedendaagse beeldende kunst 2007, Zoetermeer: EIM bv, maart 2007

W. D. M. van der Valk, Structuuronderzoek galeries in hedendaagse beeldende kunst 2010, Zoetermeer: EIM bv, november 2010

VOBK en BUP, KunstKoop in Vlaanderen (dossier), september 2010

C. Wan-Shuan, The KunstKoopregeling and its impact on the Dutch art market. A qualitative research (niet-gepubliceerde masterthesis), Erasmus Universiteit Rotterdam, augustus 2010