Kunstenaars tegen democratie, voor democratie

Door Eva Decaesstecker, Wouter Hillaert, op Sun Sep 21 2014 12:22:46 GMT+0000

De democratie zoals we ze vandaag in praktijk zien, berust op een misverstand. Dat is de gedeelde overtuiging van kunstenaars Jonas Staal, Christophe Meierhans en Thomas Bellinck. In een gesprek in de schaduw van Staals New World Summit, dit weekend in KVS, bepleiten ze actievere relaties tussen kunst en politiek. ‘Kan je vanuit de kunst tot een nieuwe en meer inventieve vorm van geweld komen?’

Ze kennen elkaar amper. Maar delen doen ze veel. Allereerst een gezonde scepsis tegen alles wat is omdat het nu eenmaal zo is. Voor hen zit er ook altijd iets achter. Ze lichten niet alleen de sluier van politieke evidenties op, ze steken zelfs graag de handen uit de mouwen voor een alternatief. Zo organiseert Jonas Staal op diverse plekken ter wereld alternatieve parlementen voor organisaties die buiten de democratie zijn geplaatst. Op zijn vierde New World Summit in KVS verzamelt hij vertegenwoordigers van niet-erkende staten, van de Baskische coalitie Bildu tot de Nationale Regering van de Republiek West-Papoea. Christophe Meierhans schreef zelfs een heuse nieuwe grondwet. Zijn solo Some use for your broken claypots presenteert aan de overhead, in direct gesprek met het publiek, een democratie zonder politieke partijen, op basis van wegstemmen, waarbij iedereen kan zetelen. Geen fantasie, maar een minutieus overdacht systeem, ontwikkeld met experts en uitgegeven in boekvorm. En Thomas Bellinck richtte een museum voor Europa in. In Domo de Europa Historio en Ekzilio loop je in de toekomst door de restanten van een Europese eenmakingsdroom die allang versplinterd is.

62_hillaert_EU.jpgDrie keer krijg je in deze artistieke praktijken de democratie ontmanteld en weer opgebouwd. Drie keer flirt kunst zo vervaarlijk met de werkelijkheid dat zich een scheur opent op een nieuwe verbeelding, een nieuw activisme zelfs. Vertegenwoordigt het werk van Staal, Meierhans en Bellinck een nieuw ochtendgloren in de eeuwig problematische verhouding tussen kunst en politiek? ‘Je voelt door ons gesprek het begin van een democratiekritiek die je nu bij wel meer kunstenaars ziet’, zo zal Staal na anderhalf uur besluiten. Hij ziet er meteen nieuwe kansen in. ‘Eigenlijk hebben we alle drie een soort instelling opgericht: een parlement, een grondwet en een alternatief museum rond culturele representatie. Als je die bouwstenen bij elkaar assembleert, krijg je een kleine staat. Het zou een boeiend politiek-cultureel experiment zijn om te kijken hoe die zich structureel tot elkaar kunnen verhouden. En we noemen het: “Kunstenaars tegen democratie, voor democratie”, of zoiets.’

Wat is dan het probleem met onze democratie?

Staal: ‘Het huidige deficit ligt in het eenzijdige antwoord op de vraag wat de eigenlijke motor van de democratie is. Bij alle democratische hervormingen ging het altijd over de uitbreiding van het idee “one man, one vote”. Zo was de jongste stap in Nederland de discussie over de rechtstreeks gekozen burgemeester. Maar voor mij is dat niet de kern. Ik kan stemmen zoveel ik wil, dat verandert niets aan de economische uitbuiting of de klassenongelijkheid. De kern van het democratische vraagstuk is geen administratieve kwestie, maar gaat om de mate waarin er rechtstreekse controle en zeggenschap bestaat over alle condities van ons leven. Democratie is voor mij de dagelijkse politieke strijd voor rechtstreekse toegang tot onderwijs, mobiliteit, gezondheidszorg, cultuur en culturele representatie, tot het creëren van een zo groot mogelijke autonomie van individuen en gemeenschappen. Daarom zie ik vele organisaties waar we bij de New World Summit mee werken, als een democratische entiteit. Dat betekent niet dat zij stemmen of voldoen aan een parlementair stelsel. Wel dat zij bestaande machtsmonopolies ter discussie stellen of een machtsbalans weten te creëren die gelijkheid of solidariteit afdwingt. Dat is een democratisch effect, ook al is dat niet bewerkstelligd met parlementaire middelen. Want wat zegt parlementaire representatie eigenlijk over de feitelijke machtsmonopolies die ons dagelijkse leven bepalen? Niets. Daar zit het deficit. We geven het individu een indruk van directe zeggenschap in het parlement, maar intussen worden de ideeën van dat individu wel totaal gestuurd door structuren als educatie, media, politiek en economie. In feite is dat absurd. Democratie op basis van een systeem van ongelijkheid heeft geen vrijheid als gevolg.’

Hoe werken die structuren die ons doen geloven dat de huidige democratie wel voldoet?

Democratie op basis van een systeem van ongelijkheid heeft geen vrijheid als gevolg.

Bellinck: ‘Voor mij is de democratie op zich niet de inzet van mijn werk, maar ik heb met _Domo de Europa Historio en Ekzilio _wel proberen onderzoeken hoe we van die constructie ‘democratie’ in ons hoofd nog een extra constructie maken, en ons daar dan bij neerleggen. Dát is het probleem. Een deel van het museum behandelde bijvoorbeeld de vraag naar onderwijs. Bij ons op school werkten we ooit een maand lang rond de Guldensporenslag, die we dan van uur tot uur moesten bestuderen. En daarna werd de Europese Unie snel afgehaspeld als een charmante constructie à la de Benelux, waardoor je goedkoop sigaretten kon kopen over de grens. Europa, dat was een pluchen historische realiteit zonder veel impact op je bestaan. Zulke foute percepties creëert het onderwijs dus. Men schat dat 80% van de beslissingsmacht over ons leven in Europa zit, en 20% op nationaal vlak, maar de perceptie is juist omgekeerd. Dat fascineert mij: waarom kiest ons systeem bewust voor het onderwijzen van een sociaalpolitieke constructie waar we niet in leven? De EU doet net hetzelfde: puur mythische verhalen creëren over de Europese harmonisering, uit angst voor complexere verhalen. Hoe meer complexiteit binnenbrengen in de discussie over politiek, democratie of natiestaat? Dat is dé uitdaging.’

Het vraagstuk van de democratie is dus een probleem rond verbeelding?

Meierhans: ‘Ja, maar die werkt heel concreet door. De voorbije 200 jaar is de democratie vergroeid geraakt met een paar evidente procedures. Ik denk aan onze manieren van stemmen, of de anonimiteit van de stem: al die mechanismen die ooit in werking zijn gesteld zonder een duidelijke bedoeling, maar die tussen klassen wel een heel duidelijke hiërarchie instellen. En dat noemen we dan “democratie”. Zo beginnen mensen in vergaderingen spontaan te stemmen bij meerderheid. Iedereen aanvaardt dat als 51% van de groep iets zegt, ook al ben je het daar echt niet mee eens, de mening van de grotere groep geslikt en aanvaard wordt. Dat is bijna een morele wet geworden, terwijl er wiskundig gezien ook heel andere manieren zijn om een gemiddelde te maken. Het probleem van zo’n democratie is dat elke verantwoordelijkheid wordt uitbesteed. Je stemt, en zo geef je politiek in handen van een andere groep mensen, zonder nog zelf iets te moeten ondernemen. Onze verantwoordelijkheid stopt bij het stemmen. En dus raakt al wie in theorie initiatief kan nemen om te ageren, eigenlijk meer geneigd om te zwijgen. Kan dat anders? Daar ben ik nog niet uit. Het komt erop aan te kunnen lokaliseren waar het ware gevecht zich afspeelt. De media doordringen ons in Vlaanderen allemaal van de verkiezingen, alsof de ware clash zich daar uit. Maar is dat zo? Zijn verkiezingen niet vooral het spektakel, waar we dan al onze energie aan vergooien? Alleen is het vandaag heel moeilijk om je eigen gevecht te bepalen. Je kan bijvoorbeeld wel vinden dat er in het cultuurbeleid in Vlaanderen duidelijk iets moet gebeuren, en daar je stem in verheffen, maar hoe word je niet de dolle hamster in het tredmolentje, dat het probleem alleen maar erger maakt?’

Het valt op hoe sterk jullie echt iets willen veranderen, terwijl het voor vele kunstenaars altijd heeft volstaan om gewoon de verbeelding op te rekken. Zal jullie werk pas echt geslaagd zijn als het ook in de wereld zelf iets concreet kan bewegen?

62_hillaert_Christophe Meierhans 2.jpgMeierhans: ‘De verbeelding blijft wel echt de eerste plek. Die is zo gekoloniseerd dat je al heel wat realiseert als je daar iets kan wijzigen. Maar zodra je over iets begint dat niet virtueel, maar juist heel reëel is, en je publiek kan tonen dat je er echt in gelooft, dan beginnen mensen plots te overwegen of jouw idee misschien toch een optie is. Omdat je er verantwoordelijkheid voor opneemt. Dat is wat Jonas’ werk interessant maakt. Het betrekt bestaande conflicten en organisaties, en kaart reëel gevaar als terrorisme aan. Daar kan je niet zomaar over contempleren, je moet ermee dealen vanuit je eigen realiteit. Het dwingt je anders te denken.’

Klassieke vraag: is het dan nog wel kunst?

Staal: ‘De vraag is veeleer of verbeelding ook een politieke kracht kan zijn. Ik zou zeggen van wel. Kijk naar de strijd van het ja-kamp voor Schotse onafhankelijkheid. Dat wilde toch juist de verbeelding aanwakkeren? “Ja, wij kunnen werkelijk een politieke entiteit worden met een andere visie, die wél verder wil met de integratie in de EU, maar tegelijk weer controle krijgt over zijn eigen resources, en betere toegang tot onderwijs.” Dat heeft alles met verbeelding te maken. Vele Schotse kunstenaars, schrijvers en muzikanten hebben zich daar ook maandenlang rond verenigd. Want zonder die verbeelding van een nieuwe staat drukt uiteindelijk niemand op de ja-knop. Mensen voelen misschien wel een historische kans op onafhankelijkheid en sociale rechtvaardigheid, maar springen ook in het duister. Zal de EU Schotland wel erkennen? Nemen de nationalisten het over? Daartegen biedt die verbeelding een horizon. Zonder de verbeelding van een andere wereld kan je hem niet beginnen bouwen. Dat is ook de cruciale stap in het denken van kunst als radicale verbeeldingskracht, als transformatieve kracht: niet langer toestaan dat men continu een scheiding forceert tussen het reële – het beleid – en het irreële – de verbeelding, kunst dus. Die twee zijn rechtstreeks met elkaar verbonden.’

Waarom zijn de politiek en de artistieke verbeelding dan zo gescheiden? Ligt dat enkel aan het beleid?

Staal: ‘Het probleem is dat de kunstpraktijk in onze liberale democratie sterk gereduceerd is tot individueel auteurschap, als belichaming van de souvereine individuele burger. Volgens dat idee zijn kunstenaars wel vrij, maar tegelijk machteloos: we mogen overal vragen over stellen, elk taboe doorbreken, radicaal blootleggen hoe complex en ambigu de wereld is, maar we mogen niets veranderen. Dat is het ongeschreven contract dat we allemaal ondertekend hebben, dankzij een angstige intimidatiepolitiek waarmee kunstenaars buiten het politieke spectrum zijn gehouden. Dát moeten we veranderen. Waarom dat zo moeilijk is, ligt aan de geschiedenis, aan de rol die kunst gespeeld heeft in totalitaire regimes. Dat gebruikt men altijd als argument tegen elke politieke betrokkenheid van kunstenaars: “Als ze die stap maken, kom je meteen bij goelags en holocausts uit.” Alsof onze betrokkenheid bij een totalitaire realiteit nu kleiner zou zijn. Ze is minder tastbaar, maar de vermeende zelfbeschikking van de liberale democratische burger hangt wel degelijk vast aan structurele systemen van exploitatie en ongelijkheid. En net daarom vind ik het terugkapen van die verbeelding een cruciaal begin, om tegelijk progressieve allianties uit te bouwen en ze om te zetten in daadwerkelijke politiek. Dus: kunst is wel degelijk een politieke kracht, maar kunst is niet hetzelfde als politiek. In kunst blijft altijd een fundamentele ambiguïteit bestaan. Als kunstenaar maak je iets, maar dat stelt de condities van het maken tegelijk ter discussie. Dat is ook eigen aan elke transformatieve politiek. Misschien is dat precies wat ons huidige politieke denken ontbeert: de feitelijke reflectie op wat politiek zou kunnen zijn. In de kunst bestaat die in alle opzichten wel, maar blijven we kampen met het fundamentele taboe om ook iets te veranderen. Als je op een of andere manier die brug kan maken, kan er een interessante nieuwe ontwikkeling ontstaan.’

Hoe gebeurt dat dan in de New World Summit?

Kunst is wel degelijk een politieke kracht, maar kunst is niet hetzelfde als politiek.

Staal: ‘We creëren parlementen voor stateloze politieke organisaties uit de hele wereld. Zij zijn tot stateloosheid gedwongen, vaak op zwarte lijsten geplaatst als “terroristisch”. Ze worden letterlijk buiten de politieke orde geplaatst. Men ontneemt mensen hun paspoort, hun politieke identiteit, de mogelijkheid om te reizen of een bankrekening te hebben. Noem het de ultieme grens van de democratie. We hebben hen verzameld in Berlijn, in Leiden, in Kochi (India) en nu in Brussel. Zo stellen we de eigenlijke structuren van representatie ter discussie: als nomadisch parlement zijn wij niet gebonden aan specifieke natiestaten of locaties, en kunnen we ons daarom bewegen langs de grijze zones en de uitzonderingssystemen van de terreurpolitiek. Organisaties die in Nederland geblacklist zijn, zijn niet per se geblacklist in India. Organisaties die in India gebacklist zijn, zijn niet per se geblacklist in Amerika. Neem je de geopolitieke context als basisstructuur, dan kan je een politiek discours naar een breder publiek verspreiden zonder dat sprekers in gevaar komen.’

Dat zou een NGO toch ook kunnen doen? Waar zit juist de meerwaarde van een artistieke benadering?

**Staal: **‘NGO’s zijn veel sterker gebonden aan staten, en daardoor minder vrij in initiatieven die wij ons wel kunnen permitteren. Zo hebben we vorige week in Nederland een eerste New World Embassy geopend, voor de stateloze staat Azawad. Die ligt in Noord-Mali, heeft een oppervlakte van anderhalf keer Frankrijk, en is in 2012 uitgeroepen door de nationale bevrijdingsbeweging van Azawad, een politieke en militaire organisatie. NGO's hebben veel moeite om zich tot dat vraagstuk te verhouden, want voor humanitaire steun is hun enige ingang de staat Mali. Anders kom je dat gebied niet binnen, of je moet clandestien de grens oversteken. Wij kunnen dat, een NGO niet. En zo kan je volgens mij enkel binnen de kunst die hele geschiedenis vertellen. Ik zou hopen dat ook universiteiten daar actief in worden, maar enkel kunst stelt zich van nature vragen over representatie. En dat deelt ze fundamenteel met politiek: wat is representatie, wat zijn de condities van representatie, wat is een staat vanuit het perspectief van stateloosheid? Dat Azawad niet wordt erkend, betekent niet dat het niet bestaat. Het volk van Azawad bouwt een sociale infrastructuur uit, en heeft ook een constitutie met een politieke vertegenwoordiging en een eigen president. In performatieve zin handelt Azawad als een staat. In zekere zin kom je daar dicht in de buurt van het historische vraagstuk van het Gesamtkunstwerk: het scheppen van een politieke entiteit die de scheiding tussen kunstenaars en niet-kunstenaars opheft, omdat de mogelijkheid van politieke representatie collectief wordt. En niet langer het privilege van een individuele entiteit binnen het politieke systeem.’

62_hillaert_Thomas Bellinck.jpgBellinck: ‘Eigenlijk wordt theater dan de ideale plek waar je je kan “verstoppen” om politieke daden te stellen, net omdat iedereen denkt dat je daar toch niet aan politiek doet?’

Staal: ‘Zo uitzonderlijk is die plek nu ook niet. In India bijvoorbeeld hadden we ongelooflijk veel moeite met het opzetten van de Summit, en uiteindelijk werden we als organisatie zelf in staat van beschuldiging gesteld, wegens materiële steun aan terroristische organisaties. Wij kunnen India nu zelfs niet meer binnen. Stel je het geweldsmonopolie ter discussie, dan kan die vermeende vrijheid of neutraliteit van de kunst ook met een klap terugslaan. Zo vond de Britse kunstenaar Heath Bunting ooit een gaatje in het nationale wetssysteem: als je in een straat nieuwe postbussen neerpoot, gaat het administratieve systeem van het Verenigd Koninkrijk er vanuit dat er ook iemand woont. Zo kon Bunting nieuwe identiteiten uitvinden. Je kon van hem een credit card, een paspoort, een postadres en meerdere identiteiten gaan kopen. Hij vervalste de regels niet, hij gebruikte gewoon een fout in het systeem. Maar sindsdien staat hij gelabeld als terreurverdachte en heeft hij een levenslang verbod om Amerika binnen te reizen. De grens tussen het bevragen van een structuur en er zelf het slachtoffer van worden is heel erg dun.’

Bellinck: ‘Je kan ook heel makkelijk gerecupereerd worden. In het geval van ons museum sprong de politiek er heel snel op. Zelfs de vice-president van de EU haalde in een speech in Bratislava het museum aan, terwijl hij het nooit bezocht. Tegelijk stelde hij als oplossing exact de problemen voor die het museum aanhaalt. Ook al treed je buiten de grenzen van het theater, je wordt weer ingedijkt. Je zet een stap en plots wordt iets heel reëel, maar omdat je zegt dat het kunst is, juicht iedereen het toe, wat het weer neutraliseert. De complexiteit die je probeert aan te tonen, wordt makkelijk versimpeld gelezen door mensen die er hun eigen ding mee doen. Ik zou het ook niet anders willen, maar het blijft toch een moeilijke kwestie.’

Dan is opereren vanuit de vrije ruimte van kunst geen kracht, maar meer een zwakte?

Bellinck: ‘Het is dubbel. Word je gerecupereerd, dan ontstaat er tegelijk weer een andere spannende plek. Zo word ik nu uitgenodigd door zowat elke pro-Europese beweging om te komen spreken, of benaderd met de vraag of ze dat museummodel zelf mogen gebruiken voor een filmpje. Voorlopig ga ik daar niet op in, maar ik bedenk wel hoe ik zulke platforms zou kunnen gebruiken om iets anders te vertellen. Dat is een prikkelende vraag.’

Tot hoever kan de bezetting gaan? Volgens mij moet de bezetting tot het parlement gaan.

Meierhans: ‘Zeker bij de New World Summit geloof ik wel dat een artistieke context voor mensen toch iets tussen haakjes plaatst. Ze stellen zich open om bepaalde ideeën aangekaart te zien en stellen even hun reality check uit. Als het werk sterk genoeg is, zou je het een val kunnen noemen, maar tegelijk kan het ook een springplank zijn. Kunst opent een tunnel die anders voor mensen gesloten zou blijven. Dat was ook al de functie van het Griekse theater. Het biedt een soort bescherming, zoals een helm aandoen voor je kan springen. En pas als je gesprongen bent, merk je bijvoorbeeld dat het over een klif was. Kunst helpt mensen dingen aanvaarden, zelfs al gebeurt dat slechts in hun verbeelding. Bij mijn solo komt soms de vraag hoe de transitie naar dat nieuwe grondwettelijke systeem juist zal plaatsvinden. Dan geef ik verschillende mogelijkheden, zoals stoppen met stemmen, om zo een institutionele crisis te forceren. Moeilijk is het niet: gewoon nog passiever zijn dan je al bent. In het dagelijkse leven kan dat niet gezegd worden, terwijl de kunst dat gevaar veel beter verdraagt.’

Staal: ‘Als je dat doortrekt, bots je ooit op de vraag of je vanuit de kunst tot een nieuwe, meer inventieve vorm van geweld kan komen. De keuze om niet te stemmen lijkt nog onschuldig, maar denk aan De stad der blinden van Saramago. In die roman besluit de meerderheid van de bevolking om blanco te stemmen, waarop de regering zijn eigen burgers uiteindelijk zelfs met fictieve terreuraanslagen terug in het democratische gareel probeert te dwingen. Een blanco stem lijkt geen handeling van geweld, maar dat erop geantwoord wordt met geweld, toont dat het dat wel degelijk is. Bij ons ligt dat geweld voor een groot deel in administratieve systemen. Dat klokkenluiders als terroristen worden vervolgd en vastgezet, zegt eigenlijk genoeg.’

Zie je andere creatieve vormen van geweld die kunstenaars kunnen ontwikkelen?

62_hillaert_Jonas Staal 2.jpgStaal: ‘Ik was actief in de Occupy-beweging, en daar lag een cruciale vraag: tot hoever kan de bezetting gaan? Volgens mij moet de bezetting tot het parlement gaan, omdat het bezetten van de verbeeldingskracht een vertaalslag nodig heeft in een concrete materiële realiteit. En onze politiek is heel concreet en materieel. Denken over politiek is in alle opzichten performatief: neutraal, maar niet onwerkelijk. We zeggen wel eens van politici dat ze theater spelen. Het bizarre van deze tijd is dat men dat ervaart als een kritiek, dat je eigenlijk zegt dat ze liegen. Maar het probleem is niet dat ze theater maken, wel dat het slecht en reactionair theater is: het is geen theater dat een collectieve verbeeldingskracht aanspreekt, maar een theater dat zich juist terugtrekt uit de verbeelding. Dat kunnen we in de kunsten beter, met creatief geweld.’

Als je kunst zo benadert, wordt er plots veel mogelijk. Maar hoeveel kunstenars zijn er die het ook zo zien?

Meierhans: ‘Sébastien Hendrickx schreef in rekto:verso toch ooit een artikel over heel wat kunstenaars met werk dat zich voordoet alsof het iets anders is dan kunst? Ze benoemen niet enkel iets, ze gaan het ook echt doen. Daar is iets gewelddadigs aan, meer of minder explosief of provocerend. Dat is je voet tussen de deur steken en hem niet meer wegnemen. Kijk naar het museum van Thomas. Door de geschiedenis van Europa in de toekomst te plaatsen, eigen je je Europa even toe. Je vervangt de realiteit, in plaats van ze je enkel in te beelden.’

Staal: ‘Ja, je creëert een parallelle politieke structuur, maar dan is het natuurlijk nog de vraag hoe structureel die is. Voor mij is het daarom heel cruciaal dat de New World Summit opereert als een organisatie, en niet als een eenmalig project. We zijn met tien leden en werken ook vrij direct samen met culturele, diplomatieke en andere politieke organisaties. Zo heb ik voor de ambassade van Azawad van de president van Azawad een akkoord gekregen over het ontwerp. Die processen zijn heel cruciaal, wil je van die parallelle realiteit ook echt een voorstel maken. Het kwam zelfs zover dat de Nederlandse ambassadeur in Mali op het matje werd geroepen bij de Malinese regering. Hoe kon het dat een niet-erkende staat als Azawad zo'n ambassade kreeg? En dus moest de ambassadeur uitleggen dat het niet om een diplomatiek, maar om een politiek-cultureel initiatief ging. Dat is interessant, want dat legt ook de hele performatieve dimensie van de staat zelf bloot. Ineens blijkt de staat ook maar gewoon een organisatie, in plaats van de sublieme expressie van een homogene cultuur die boven politieke partijen zou staan. Je kan ook niet zeggen dat die ambassade onwerkelijk is. Ze bestaat wel echt.’

Een probleem in de kunsten blijft wel dat ze, vanuit die liberale traditie van individueel kunstenaarschap, in veel minder netwerken is ingebed dan andere domeinen. Iets veranderen lijkt dan altijd toch alleen maar te kunnen gebeuren binnen een niche?

Bellinck: ‘Maar als er al een diplomatieke rel ontstaat over de parallelle werkelijkheid die je organiseert, dan begint zich toch wel iets te kruisen? Het gaat niet om getalsterkte, wel om de discussie die je losmaakt. En als er plannen zijn om nog zulke ambassades te openen, vind ik dat alvast een spannend proces. Je moet het tijd geven. Ik ben benieuwd naar de dag dat zo’n ambassade gezien wordt als een reële plek waar rekening mee gehouden moet worden.’

De jongste tijd zien we veeleer een avant-garde die naar de avant-garde verwijst die naar de avant-garde verwijst. Ergens na Beuys is dat de norm geworden.

Staal: ‘Toch denk ik dat het een cruciale stap is om nieuwe verbindingen te gaan creëren met progressieve krachten als universiteiten, vluchtelingencollectieven, bepaalde politieke partijen. Anders staan we alleen. Christophe kan wel afkomen met de meest fantastische constructies over hoe we de democratie kunnen veranderen, maar wie gaat die met hem realiseren? We moeten de idee van avant-garde weer verbinden met de idee van massademocratisering, vanuit kleinere collectieven. De jongste tijd zien we veeleer een avant-garde die naar de avant-garde verwijst die naar de avant-garde verwijst. Ergens na Beuys is dat de norm geworden, en is de avant-garde geïnstitutionaliseerd. Laat ze zich weer openplooien en verbinden.’

Als het echt mogelijk is om iets reëel te veranderen, hoe moeten we dan omgaan met de democratie zoals die zich nu ontwikkelt met nieuwe regeringen in België?

Meierhans: ‘Het idee van bondgenootschap is inderdaad erg belangrijk, omdat iedereen er zich wel bewust van is dat kunst een erg geïsoleerde praktijk is. Als ze op het punt is gekomen dat ze haar eigen belangen moet verdedigen, kan ze niet claimen dat ze daar zomaar recht op heeft. Het is dus van belang dat het kunstenveld terdege argumenteert voor de samenleving waarom zij gemeenschappelijk geld nodig hebben. En dat zal enkel kunnen vanuit een brede kijk, vanuit nieuwe banden. En dan zie ik niet enkel een makkelijk bondgenootschap van iedereen die bedreigd wordt, maar ook verbindingen op basis van inhoud: welk mogelijk model, welke mogelijke visie staan we voor? Niet enkel om het eigen voortbestaan te verzekeren, maar ook om verder te denken. Wel is het dan cruciaal om goed te bekijken met wie je buiten het beschermde milieu van de kunsten bondgenootschappen sluit, om die progressieve ideeën te ontwikkelen. Met de universiteiten, met wetenschappen, met het economische veld? Zelf denk ik dat bijvoorbeeld samenwerking met de slow science beweging al veel kan betekenen.’

Wat moeten we, drie jaar na de regimewissel in Nederland, anders aanpakken in België?

Staal: ‘Bij de Nederlandse bezuinigingsronde waren er ook veel oproepen voor solidariteit tussen sectoren, maar die heeft het moeten afleggen tegen een soort verdeel-en-heers-tactiek die altijd is blijven bestaan: iedereen bleef denken vanuit zijn eigen domein, en dan zit je altijd in een minderheidspositie. Als je niet kan zeggen: “voor het gemeenschappelijke belang is ons project de massademocratisering van cultuur, onderwijs, ecologie, politiek”, dan verlies je altijd. Maar daarvoor heb je dus nood aan een bredere visie op de toekomst van een progressief project, waarin een veelheid van sectoren zich kunnen verenigen. Wat er in Nederland uiteindelijk ontbrak, is een collectief idee van wat het gemeenschappelijk is. Dat ligt aan de grote verdeeldheid van links, de vraag in hoeverre de politieke partij als structuur nog werkt, en de moeilijkheid om mensen daadwerkelijk te verenigen om over het gemeenschappelijke te discussiëren. Maar volgens mij zit daar wel de crux. Wat is onze collectieve horizon? Dat is precies de vraag waar de Schotten voor stonden. Welk Schotland willen we? Daarvoor moest het Yes-kamp alle sectoren op alle niveaus in een relationeel perspectief weten te plaatsen. In een staat die nog geen staat is, kan men al die domeinen nog met elkaar denken. Daar zal je zelden een absurde scheiding horen maken tussen “de bevolking” en “cultuur”. Ook in Nederland en België moeten progressieve allianties rond het idee van het publieke instituut verder worden uitgediept, moet een historische relatie tussen theater en politiek teruggewonnen worden. Die mogen we niet zomaar in handen geven aan het volgende neoliberale regime.’

New World Summit, 19-21 september, KVS.

Eva Decaesstecker is master Kunstwetenschappen (Ugent). Wouter Hillaert is freelance theatercriticus en coördinator van rekto:verso.