Kunst en activisme

Door Lieven De Cauter, op Mon Jun 15 2015 11:18:21 GMT+0000

Kunst en activisme: het heeft onderhand iets van een lang getrouwd koppel, met alle uitgekauwde discussies van dien. Dat wil niet zeggen dat er niet meer gepraat moet worden. Kunnen kunst en activisme elkaar nog bevruchten? In een goeie ouwe kontro:verso heropenen cultuurfilosoof Lieven De Cauter en podiumkunstenaar Jacob Wren de debatten. En ze doen dat met stijl: de ene stellig, de andere weifelend. Hun toon is al de helft van het antwoord.

Directe actie is geen kunst

Lieven De Cauter

1

[een kwestie van sferen]

Er is maar één echte vorm van activisme, en dat is politiek activisme. Actie is een daad in de publieke sfeer, de sfeer van ‘verschijning’. Daarom is enkel politiek activisme echt activisme. Artistiek activisme is bijna nooit echt. Het is immers geen actie, maar ‘acteren’ – een spel in de culturele sfeer, de sfeer van het mimetische en het performatieve. Kunst en cultuur (van het ritueel tot het spel, van religie tot sport) vormen een sfeer buiten – of naast, of tussen – de private sfeer (de economie) en de publieke sfeer (het politieke). Het is de sfeer van het gemeenschappelijke en van het anders-zijn: the common uncommon.

2

[verbeelding vs. actie]

Verbeelding is rijk, ambigu, amoreel. Actie is moreel, uitgesproken, arm in verbeelding. Daarom is (goede) geëngageerde kunst zeldzaam en problematisch, en zijn (echt of redelijk) geëngageerde kunstenaars talrijk en noodzakelijk (als alerte burgers). Maar die zeldzame momenten waarop de artistieke verbeeldingskracht en activisme elkaar echt bevruchten, zijn te koesteren als brandpunten van de activistische verbeelding.

3

[glokalisme]

Echt activisme is altijd lokaal, op zijn best ‘glokaal’.(Jammer genoeg kan je weinig doen aan problemen ver weg. Je kan enkel druk uitoefenen op je lokale instellingen en politiek om het juiste te doen.)

4

[media, actie en intellectuelen]

Straatprotest maakt van de open ruimte pas een openbare ruimte als het door de media opgepikt wordt

Politieke actie speelt zich af in de publieke sfeer. Dat is, vandaag meer dan ooit, de virtuele ruimte van de media. De media maken de essentie uit van de publieke sfeer. Straatprotest maakt van de open ruimte pas een openbare ruimte als het door de media opgepikt wordt. Echt activisme wordt vaak geassocieerd met burgerlijke ongehoorzaamheid, manifestaties, interventies, betogingen, kortom: acties. Nochtans kan ook het publiceren van teksten, het doen keren of alarmeren van de publieke opinie, een beslissende impact hebben. Daarin kunnen cultuurmensen erg machtig blijken, als publieke intellectuelen. Don’t blame the media, be the media: het blijft een briljante slogan. Daarvoor kunnen en moeten we een uitwaaierend netwerk creëren van ad-hocallianties en duurzame relaties met bondgenoten.

5

[de machteloosheid van kunst]

Kunst is het gesneden brood, de zoete koek van het culturele middenklasse-spektakel. Alle pogingen tot ‘exodus’ – weg uit de instituten en de cultuurtempels, het ware leven in – hebben weinig zoden aan de dijk gebracht.Nieuwe allianties tussen sociopolitiek werk en cultuur zijn charmant, maar komen doorgaans neer op een amateuristische vorm van sociaal of politiek werk zonder veel gevolg. Relationele kunst, proceskunst … zijn machteloos in vergelijking met de gigantische krachten die op ons inwerken: multinationals, consumentisme, mobiliteit, demografie, migratie, consensusregimes, de neoliberale aardverschuiving, de eindeloze war on terror, de controle op mainstream media …

[politiek (of academisch/cultureel/artistiek) toerisme is zoals elke vorm van toerisme: je kan er iets van leren, maar vergeet niet dat het toerisme is]

6

[stedelijk activisme]

Stedelijk activisme heeft vooral de stedelijke neoliberale agenda in de kaart gespeeld. Stedelijk activisme is in bepaalde buurten gebruikt en misbruikt als glijmiddel voor neoliberale zuiveringsoperaties (een creatieve stad voor een creatieve klasse!) en voor gentrificatie, als ze niet al zelf de motor van gentrificatie was. Als je er bijvoorbeeld in slaagt een gebouw te redden, dan levert dat sowieso ook een economische meerwaarde op. Dus: stedelijk activisme, relationele kunst, proceskunst of sociale kunst zijn na afloop, als het stof is gaan liggen, altijd een gevaarlijke liaison gebleken met de powers that be (behalve in het geval van onschuldige experimenten of kleinschalig sociocultureel werk, zoals een dans- of theatervoorstelling maken met gevangenen, of een artistieke bezetting).

7

[terug naar heterotopia]

Een terugtrekking in Heterotopia? Ja! Waarom niet?Kunst en cultuur moeten verdedigd worden tegen de neoliberale logica van marketing en management. Cultuurtempels als musea en theaters zijn geen ondernemingen die zich richten op een turn-out van aantal voorstellingen en aantal bezoekers. Omdat de sfeer van kunst en cultuur zich ophoudt buiten, naast en tussen de sfeer van het private (economie) en het publieke (politiek), kan ze een thuis zijn voor diverse soorten experiment, reflectie en merkwaardig gedrag. De mimetische kracht van kunst (die de wereld niet zozeer kan veranderen, maar wel kan tonen en oproepen) is haar ware kracht, haar ware taak: het bekende gevoel dooreenschudden.

8

[vertrouw op het mimetische]

De politieke waarde van kunst, van Griekse tragedie tot hedendaagse kunst, is bijzonder indirect

Kunst kan de perceptie slechts veranderen in een soort van slow motion, met terugwerkende kracht. Het bekende gevoel dooreenschudden voltrekt zich traag, niet meteen vandaag. Morgen pas zal duidelijk worden of dat gisteren, of vorig jaar, ook effectief gebeurd is.De politieke waarde van kunst, van Griekse tragedie tot hedendaagse kunst, is bijzonder indirect.Maar. Laat ons blijven geloven in de mimetische kracht van kunst en de kracht van mimesis.Kunst kan zich, misschien, heruitvinden als een antropologische praktijk, een praktijk die processen en gebeurtenissen in kaart brengt, die ze documenteert op een manier die we poëtisch-politiek kunnen noemen.

9

[academia]

Kennis en culturele ervaringen zouden gemeengoed moeten zijn._Academia_is meer dan ooit in de greep van een bijzonder gevaarlijke liaison: die met multinationals (via spin-offs …). Meer en meer wordt de universiteit beschouwd – en ziet die zichzelf – als een broeikas voor de kenniseconomie. Resultaat: privatisering van onderwijs en privatisering van onderzoek. Patenteren is maar een van de manieren waarop geprivatiseerd wordt wat gemeengoed en open source zou moeten blijven. Trage wetenschap, en wel meteen!De strijd voor kunstscholen is in volle gang, het strijdpunt is duidelijk: hun heterotopische karakter verdedigen.

10

[de strijd voor het gemeengoed]

De strijd voor het gemeengoed is de meest urgente strijd van onze tijd.Voorbeelden: de strijd tegen de privatisering van zaden (Monsanto & co), de toe-eigening van de natuurlijke rijkdommen van de Noordpool, de privatisering van kennis.Omdat het gemeengoed (het ecosysteem, het delen van kennis/ervaring) bedreigd wordt, hebben we, om die diefstal een halt toe te roepen, alle allianties nodig die we maar kunnen smeden. Gevaarlijk of niet.Als het gemeengoed (zowel de planeet als de virtuele wereld van de gedeelde kennis) al gered kan worden – om te beginnen van de bedreiging van de Nieuwe Wereldwanorde – zal dat met echte politiek zijn. Met Realpolitik. De wereld moet worden gered in deze geschiedenis, niet in een of andere gedroomde postgeschiedenis.

D__a capo: er is maar één echte vorm van activisme en dat is politiek activisme …

Lieven De Cauter is cultuurfilosoof, verbonden aan de KULeuven.

67_Kontroverso_© Jacky De Groen.jpg

De omtrekkende beweging

Jacob Wren

‘Destroy the Universe / With a solution’

– Mina Loy

Ik ga akkoord met ongeveer alles wat Lieven De Cauter schrijft in zijn stellingen over kunst en activisme_._ Waarom er dan nog op reageren? Gewoon omdat het me gevraagd is? Om mijn lijstje met teksten waarin ik steeds hetzelfde zeg, nog langer te maken? Omdat ik makkelijker ja dan nee zeg? De vraag waarom we de dingen doen die we doen – nuttig of futiel, strategisch of argeloos, is naar mijn gevoel een blinde vlek in deze stellingen (of misschien gewoon, begrijpelijk, naast de kwestie.)

Ik moet denken aan Sloterdijks ‘verlicht vals bewustzijn’: we weten maar al te vaak dat de dingen die we doen problematisch zijn, en toch doen we ze. Omwille van ons ego, omdat het makkelijker is, uit gewoonte, voor persoonlijke winst of gewoonweg omdat de alternatieven aanzienlijk moeilijker en een pak minder helder zijn. Een voor de hand liggende reden voor de huidige golf van artistiek activisme is, zo lijkt het, dat zich daar nu veel gelegenheden voor aandienen, net zoals ook ik nu de gelegenheid krijg om deze (wellicht overbodige) tekst te schrijven. Hij die zonder opportunisme is – door kunstenaars vaak begrepen als de wil om te overleven – werpe de eerste steen.

Zowel kunstenaars als toeschouwers weten dat kunst fundamenteel conservatief is, en toch willen we geloven dat het radicaal en revolutionair is

In een vroegere tekst schreef ik iets waaraan ik nu moet denken.‘De paradox gaat zo: zowel kunstenaars als toeschouwers weten dat kunst fundamenteel conservatief is, en toch willen we geloven dat het radicaal en revolutionair is. In de ruimte die deze paradox laat, kan erg veel gebeuren.’Kunst is conservatief omdat iets ‘kunst’ noemen er meteen lijntjes rond trekt. Het wordt geneutraliseerd. De verandering die het in de wereld en in ons denken kan voortbrengen, wordt meteen begrensd. Kunst is dus het hoekje waar transgressie en bevraging worden gedoogd, soms zelfs aangemoedigd. Wil je kunst maken, dan moet je in die hoek gaan staan.

Het idee dat kunst ‘radicaal en revolutionair’ is mag romantisch zijn, misschien gedateerd, modernistisch zelfs, een makkelijke prooi voor institutionele deconstructie en dekoloniserende kritiek. Toch blijft het voor mij, en naar ik vermoed voor de meeste kunstenaars, een aantrekkelijke fantasie. Het is die fantasie die ervoor zorgde, toen ik jong was, dat ik kunstenaar wou worden. Het is een fantasie waar ik nog steeds mee worstel, waaraan ik me vastklamp, ondanks alle kleine en grote teleurstellingen die ik intussen moest wegslikken.

Ik ga dus akkoord met ongeveer alles in de stellingen van De Cauter, maar omdat ik er nooit helemaal in slaag om volledig akkoord te gaan met wat dan ook, denk ik na over de toon ervan. De toon klinkt consequent, daadkrachtig, productief. Zelf voel ik me eerlijk gezegd nooit zo. Ik voel me kwetsbaar, wanhopig, half verwoest, zonder ook maar iets dat op een goed plan lijkt. Ik blik terug, denk bij mezelf dat ik tot nu toe al bij al een makkelijk leventje heb gehad, en vraag me vervolgens af: waarom voel ik mij zo? Waarom zoveel wanhoop? Beantwoord ik daarmee niet gewoon aan het cliché van de linkse, artistiekerige melancholicus?

Als ik de eerste zin van De Cauter lees – ‘Er is maar één echte vorm van activisme en dat is politiek activisme’ – dan denk ik in eerste instantie dat mijn officiële positie zoiets is als ‘activisme werkt nog steeds’. En dat het tegendeel beweren neerkomt op krachteloos defaitisme. Maar dan denk ik: eigenlijk heb ik nog nooit activisme gezien op een schaal die ook maar in de buurt komt van de problemen waar we op dit moment mee te maken hebben. En ik zie niet meteen zo’n grootschalige vorm van activisme aan de horizon opdoemen. Tegelijk wil ik niemand ontmoedigen om te geloven dat die er wél aankomt. Want dit las ik onlangs op het wereldwijde web: zij die zeggen dat iets ondoenbaar is, mogen degenen die het aan het doen zijn, er niet van weerhouden te doen wat ze doen.

Dus ja, zelf huldig ik een meer melancholische, voorzichtig tastende toon, terwijl die van De Cauter verkwikkend, strijdbaar en praktisch is. Mogelijks is dat niet meer dan een kwestie van nadruk en temperament. En toch vraag ik me af of het ook geen kwestie is van retorische efficiëntie. Als je ervoor kiest om in je woorden zo weinig ruimte te laten voor twijfel, waar moet ik dan heen met mijn eigen twijfels? Hoe rijm ik de zelfverzekerdheid van deze stellingen met mijn eigen onzekerheden over de wereld en de kunst? Als je me zegt dat wat ik doe niet effectief is en dat je een beter plan hebt, voel ik hoe de puberale kunstenaar rebelleert en terug schreeuwt: fuck you, jij gaat mij niet zeggen wat ik moet doen!

En aangezien er, voor zover ik kan zien, geen duidelijke en onontkoombare oplossing binnen bereik is, is het meer waarschijnlijk dat iemand per ongeluk, of met opzet, tegen zo’n onwaarschijnlijke oplossing aanbotst. Dat in theorie dus om het even welke strategie of experiment vrucht kan dragen. En dus ook artistiek activisme. Waarom dan ook niet blijven geloven in die mogelijkheid? Of is dit slechts wanhoop vermomd als hoop? In welke mate geloof ik nog, geloven we nog in de mogelijkheid dat kunst een van die plekken is waar die onbedoelde ontdekkingen kunnen voorkomen? In elk geval kan je als artistieke activist grotere experimentele risico’s nemen dan als politiek activist. Dus als ik lees ‘Een terugtrekking in  Heterotopia? Ja! Waarom niet?’, dan zie ik ook geen reden waarom niet.

Misschien is die ‘kwestie van toon’ voor mij belangrijk omdat het ook een kwestie is van kwetsbaarheid, paradox, openheid voor het onbekende en het onverwachte. Hoe zou die terugtrekking er kunnen uitzien als je het uitroepteken na de ‘ja’ weghaalt, als je alle zekerheid wegneemt? Zowel de weg voorwaarts als de weg terug zijn voor mij bezaaid met twijfel. Elke route belooft in gelijke delen de mogelijkheid tot emancipatie als de mogelijkheid tot rampen. Ik ga dus akkoord met ongeveer alles in de stellingen van De Cauter, maar ik voel ook dat er waarheid schuilt in de diepte van mijn eigen verwarring en onzekerheid.

De gedachte dat de toon van De Cauter zekerder klinkt, en de mijne eerder tastend, brengt me bij die ongelofelijk goeie nieuwe plaat van Kendrick Lamar, To Pimp A Butterfly, het meest briljante, zingevende en vastberaden popkunstwerk dat ik in tijden heb ervaren. Binnen de popcultuur zou het kunnen aanduiden hoe zo’n ‘terugtrekking in Heterotopia’ er in de praktijk kan uitzien: het gevoel dat ik had terwijl ik er keer op keer naar luisterde, mijn pogingen om de complexiteiten en betekenissen van die plaat te achterhalen, de vinger te leggen op de talrijke provocatieve tekortkomingen. Tekortkomingen, jawel: de mogelijks seksistische portretten van vrouwen (Lamar maakt van de duivel een vrouw), de toewijding aan born-again christendom, de eerlijke puberpoëzie in de intermezzo’s. Maar die tekortkomingen halen het nergens op die niet-aflatende ambitie en aanstekelijke felheid, hoe die plaat je bij het nekvel grijpt en je tot aan de laatste noot optilt en meevoert.

Maar dan begint er iets anders in de Lamar-plaat mij te storen. De sound is zo door en door sixties en seventies soul/jazz/funk–Black Power dat ik mezelf afvraag: waarom moet alles altijd naar het verleden terugverwijzen? Kunnen we nu echt niet met iets afkomen dat nieuw klinkt? Dat denk ik, die kritiek formuleer ik voor mezelf, maar enkele ogenblikken later betrap ik mezelf op een tegenspraak. Want de laatste tijd houd ik mezelf voor dat ik langzaam maar zeker aan het evolueren ben naar iemand die niet meer gelooft in vooruitgang, iemand die gelooft dat alles in cirkels draait, en dat onze enige hoop in dat besef ligt.

Dus: ja (of toch soms) aan kunst als heterotopia, neen tegen de idee dat alles in kunst altijd een terugtrekkende beweging moet maken. De omtrekkende beweging, het trekken van cirkels is niet hetzelfde als terugtrekken. We draaien in cirkels, en een beter begrip van en inzicht in die cirkels is een manier om ontdekkingen te doen, of we die nu kunst noemen, activisme of een nog uit te vinden hybride vorm. Dat cirkelen brengt ons tot een gedachte die al zo vaak in ons opkwam, maar nog nooit precies op die manier, waardoor die gedachte plots explosief wordt. Elke keer dat we hetzelfde keerpunt ronden, is een gelegenheid om te ontdekken. En zo is het ook gesteld met Lamar, net als met zovele andere kunstenaars, en met ons eigen levens, keer op keer: hij rondt de curve, trekt zijn cirkel om voorwaarts te gaan, het verleden te bekijken door de lens van het heden, en het heden te denken met de lessen uit het verleden in gedachten.

We draaien in cirkels, en een beter inzicht in die cirkels is een manier om ontdekkingen te doen, of we die nu kunst noemen, of activisme

Dat kan natuurlijk nooit werken als we ons niet bewust zijn van wat we doen. Waarom koestert kapitalisme een door jeugd geobsedeerde cultuur? Niet alleen omdat reclame kapitaliseert op de cool van jeugdcultuur en adolescentie tot koopwaar maakt, maar ook omdat wie jong is nooit genoeg van het verleden kan weten om er ten volle gebruik van te maken. Kendrick Lamar (op dit moment zevenentwintig) keert terug in de tijd om er zich opnieuw te laven aan de geest van de Black Power-beweging, waar de VS juist nu zo’n nood aan heeft – denk aan de recente gebeurtenissen in Ferguson en Baltimore. Maar deze gedachte is cruciaal: wat kan hij deze keer, in deze passage in dezelfde cirkel, ondernemen om niet door hetzelfde lot te worden getroffen als de vermoorde Black Panthers Fred Hampton en Mark Clark, als de levenslang opgesloten ‘Angola Three’ en zovele andere?

Ikzelf ken het antwoord in elk geval niet, en Kendrik Lamar waarschijnlijk evenmin. Toch is het dit soort moeilijke, nooit volledig te beantwoorden vragen dat we onszelf moeten blijven stellen, zodra we ons realiseren dat we in cirkels draaien. We hebben slechts deze keuze: of we het wel of niet onder ogen willen zien, of we wel of niet gebruik willen maken van dit hopeloze, complexe, tragische en fascinerende feit.

Jacob Wren creëert literatuur, performances en tentoonstellingen. Hij is co-artistiek leider van het interdisciplinaire gezelschap PME-ART in Montreal.

Vertaling: Wannes Gyselinck