Kunst in de kerk

Door Selm Wenselaers, Dries Verhoeven, op Fri Dec 12 2014 08:28:38 GMT+0000

Tegenwoordig belandt een mens vaker in de kerk voor theater dan voor huwelijken of begrafenissen. Niet omdat er minder getrouwd of gestorven wordt, wel omdat het kerkgebouw nogal wat makers aanspreekt met iets wat een schouwburg mist. Rekto:verso vroeg twee van hen, Selm Wenselaers en Dries Verhoeven, naar hun artistieke motieven, hun reële ervaringen en hun kijk op de kerk, als het heilige huis bij uitstek. Kan theater iets van religie opsteken?

Samen, niet alleen

Selm Wenselaers

In december 2012 zou de wereld vergaan. Daar kunnen we nu smakelijk om lachen, om die zoveelste niet uitgekomen voorspelling. Maar in plaats van ons daar collectief toe te verhouden, kwamen doomsday preppers met heel individualistische oplossingen, zoals het bouwen van een bunker of het inslaan van een 72 hour personal survival kit. ‘Waarom geen 72 persons 1 hour kit? Of een 36 hour 2 persons kit?’, vroeg Suzanne Grotenhuis zich af in de voorstelling Zwarte Woud forever. Het decor: een verlaten kerk met daarin een bos onverlichte kerstbomen en een zes meter hoge opblaasbare kerstman. Niet over die heidense figuur gaat deze getuigenis, wel over het heilige huis. Waarom theater in een kerk?

Er bestaat een belangrijk verschil tussen katholieke en protestantse kerken. Een katholieke kerk is emotie, theater. De architectuur en de inrichting moeten schoonheid en harmonie uitstralen. De kerk als schakel tussen mens en God, met de kerktoren die hoog naar de hemel reikt. Voor katholieken is de kerk daarom een sacrale plek, 24/24, zeven dagen op zeven. Protestanten hebben zich net afgezet tegen de pracht en praal van de katholieken en hun architectuur. Geloof is voor hen een zaak van mens tot God, met de Bijbel in de hand. Waar die Bijbel gelezen wordt, is van weinig belang. De kerk is slechts een bakstenen gebouw. Enkel als er een dienst met voorganger is, worden de bakstenen een heilige plaats. Een theatervoorstelling buiten de uren kan dus nooit een kerk ontheiligen.

Ooit was dat een progressief protestants principe, vandaag zie je er vooral de merkwaardige uitwassen van. Op onze zoektocht naar een speelplek voor Zwarte Woud forever in Amsterdam bleek de verhuur van kerken er zo geprofessionaliseerd dat de huurprijzen er astronomisch hoog liggen. Bedrijfsborrels, familiefeesten, sjacherbeurzen, één adres: de protestantse kerk gooit haar deuren bereidwillig open.

De grote lege ruimte

Dan lijkt theater mij een veel natuurlijker bondgenoot voor lege kerkgebouwen. Zelf gingen we met Zwarte Woud forever in première in het Kievitsnest, een voormalige dominicaner kerk in Antwerpen – en dus op katholieke leest geschoeid. Ze werd in 2002 ontwijd en kwam onder de hoede van geëngageerde buurtbewoners, die er allerhande activiteiten organiseren: rommelmarkten, lindy hop-feestjes, kooravonden …De sacristie is omgevormd tot buurtcafé, maar in de wintermaanden, wanneer de kou niet te harden is, wordt het gebouw nauwelijks gebruikt. In ruil voor een kleine vergoeding gaf men ons daarom voor drie maanden de sleutel van de kerk. Er mocht niet geklopt en geboord worden in de muren en pilaren, maar verder kregen we in deze neogotische kerk uit 1912 vrij spel.

64_Wenselaers_Zwarte Woud forever, Suzanne Grotenhuis_700.jpg

Wat je als theatermakers te winnen hebt in zo’n kerk? Haar geheel aan betekenislagen. Ook een schouwburg fundeert zich natuurlijk op een idee van gemeenschap, van sámen de wereld beschouwen. Maar in een kerk gaat dat nog zoveel dieper. Mensen beleven er rituelen om het bestaan vorm te geven. Leven, liefde en dood worden er gedeeld. Voor onze zoektocht naar vooruitzichten, hoop en liefde in Zwarte Woud forever vonden we dat erg betekenisvol. Ook de monumentaliteit van de architectuur biedt een heel ander beeld dan een podium. Een actrice in een grote lege ruimte roept automatisch een gevoel van eenzaamheid en nietigheid op.

Erg praktisch is zo’n kerkgebouw evenwel niet. Vooral de akoestiek bleek een probleem. Een katholieke kerk is duidelijk voorzien op eenrichtingsverkeer: vanaf het altaar draagt een stem tot achteraan het schip, maar omgekeerd ontstaat er een vervelende geluidsweerkaatsing. In een lege kerk galmt het bovendien extra luid, omdat er geen decor meer is dat de geluidsgolven kan absorberen. Maar voor alle problemen is er een oplossing –dat ademen kerkmuren na honderden preken als een diep ingedrongen waarheid. Een bos kerstbomen leverde een mooi beeld op en bleek ook een adequaat middel tegen de echo. Toeschouwers kregen een plekje op het altaar, op kartonnen dozen. Tegen de bijna apocalyptische koude tijdens de premièrereeks in december werden ze voorzien van wollen truien en fleece dekentjes.

Van God los

Vele kerken staan nu leeg, als stille getuigen van een verdwenen (kerk)gemeenschap. Slopen is geen optie, want deze gebouwen maken een belangrijk deel uit van ons cultureel erfgoed. Hoe kan theater mee een uitweg bieden en het behoud van kerkgebouwen verzekeren? Het is een verantwoordelijkheid van twee kanten, zowel van theatermakers als van kerkbesturen.

Na de speelreeks in Antwerpen ging Zwarte Woud forever reizen in Vlaanderen en Nederland. De herneming bleek productioneel een hele onderneming. Kerken zijn zelden voorzien van een groot parkeerterrein – ligt daar misschien de ware reden van de ontkerkelijking? – waardoor het laden en lossen van een vrachtwagen vol kerstbomen en materiaal niet zelden een calvarietocht was. Programmatoren voerden moeizame onderhandelingen met pastoors en kerkraden. Men wilde meestal precies weten waarover de voorstelling ging, of vroeg de volledige theatertekst op. In Brussel vond de kerkraad na een gezamenlijke tekstlezing dat de voorstelling niet paste in hun kerk. In Turnhout weigerde een pastoor zijn kerk open te stellen, vanwege de gigantische kerstman. Hij duldde dat heidense symbool niet in zijn kerk.

Kerken zijn zelden voorzien van een groot parkeerterrein – ligt daar misschien de ware reden van de ontkerkelijking?

Over het gebruik van gewijde kerkgebouwen voor profane doeleinden als theater bestaat nog geen consensus in de kerkelijke wereld, maar er zit wel beweging in. Eind 2012 vaardigden de Vlaamse bisschoppen enkele richtlijnen uit voor het gebruik van parochiekerken. Die verkennen de valorisatie van het erfgoed en de multifunctionele inzet van de gebouwen. Mits de nodige eerbied wordt getoond voor het reguliere gebruik van de kerk, blijkt er veel mogelijk. Wij, theatermakers, moeten beseffen dat we een ruimte gebruiken die niet neutraal is en aan beperkingen onderworpen is. We moeten ons gedragen als een goede gast, die de huisregels respecteert. Die regels zouden wel duidelijker geformuleerd moeten worden.

Kortom, gedeeld gebruik kan een uitweg bieden, bijvoorbeeld met architecturale ingrepen die een nieuwe, kleinere liturgische ruimte afscheiden van de rest van het gebouw, dat dan aan andere functies onderdak kan bieden. Zo blijft de eigenheid van kerken gerespecteerd, maar wordt het ruimtegebruik ervan geoptimaliseerd.Met kennis over elkaars gevoeligheden, en respect ervoor, zouden theatermakers en kerkbeheerders elkaar liefdevol in de armen moeten vallen. Ze hebben bij elkaar veel te winnen.

Selm Wenselaers is dramaturg en performer. Op dit moment werkt Selm met Suzanne Grotenhuis aan een nieuwe theatervoorstelling.


De theaters van de toekomst

Dries Verhoeven

Ooit was ik misdienaar. Als tienjarige jongen liep ik tientallen keren met een wierookvat achter de uitvaartkist van een overledene in het Brabantse dorp waar ik opgroeide. Zoals zovelen verliet ik het geloof in het begin van mijn pubertijd, en daarmee ook een gebouw en een reeks rituelen die in wezen een troostende werking op me hadden. Het arsenaal aan handelingen en woorden dat uit de kast werd getrokken bij de dood van een dorpsgenoot, gaf me een gevoel van gedeelde kwetsbaarheid. Het contact met generaties die ooit dezelfde handelingen uitvoerden om uitdrukking te geven aan hun gevoelens van verlies, stelde me gerust.

De verlichting en het neoliberalisme hebben ons veel gegeven, maar weinig alternatieven voor het uitdrukken van onze collectieve wanhoop

Hebben wij in onze geseculariseerde wereld genoeg gereedschap om met de dood om te gaan? De verlichting en het neoliberalisme hebben ons veel gegeven, maar weinig alternatieven voor het uitdrukken van onze collectieve wanhoop. Ik, en ik denk vele atheïsten met mij, ervaren die confronterende leegte vooral in het vormgeven van de begrafenis van een dierbare. Een uitvaartplechtigheid in een aula met een eenzame microfoon voor ‘hen die iets willen zeggen’, toont de rituele armoede waarin we leven. Op momenten van radeloosheid is de rede maar een pover middel. Daarom shoppen we op zo’n moment nog wel eens bij de gebruiken die we ons herinneren uit onze jeugd: wél het wierookvat, niet het Bijbelcitaat.

Voor een theatermaker is de begrafenismis een dankbaar citaat. Het grijpt direct in op het emotionele geheugen van de toeschouwer. Bij het horen van de doodsklokken treedt een pavlovreactie in werking. Het doet wat de kunst, in mijn ogen, moet doen: het ritueel stuurt een boodschap naar de buik van de bezoeker, en via het woordeloze gebaar wordt een poging gewaagd om het denken op scherp te zetten.

Dood aan het geweeklaag

De uitvaart was een reeks van tien requiemmissen die ik regisseerde voor tien mogelijk verdwenen waardes en onderdelen van de maatschappij. Dagelijks werd een ander begrip ter aarde gedragen. Ik wilde ons huidige cultuurpessimisme ermee markeren. De happening kon begrepen worden als een waardig afscheid van kernwaarden die we ongemerkt uit onze handen hadden laten vallen, eerherstel voor begrippen die ooit het fundament van onze maatschappij vormden: ‘eeuwige trouw’, ‘de multiculturele samenleving’, ‘ons geloof in god’. Maar net zo goed kon het gebeuren gezien worden als een kritiek op de rampspoedgedachte die we in toenemende mate tegenkomen in het publieke debat. Het geweeklaag over de veranderende wereld horen we niet alleen uit de monden van nationalistische politici, maar net zo goed bij kunstenaars die hun maatschappelijk draagvlak zien verdampen. Een zeker fatalisme is mijzelf ook niet vreemd. Ik wilde in die twee zichtpunten geen keuze maken. Het was het ongemak van de bezoeker waarin ik geïnteresseerd was.

64_Kunstindekerk_De Uitvaart_DriesVerhoeven_700.jpg

Over de doden niets dan goeds? Zoals je jezelf op de begrafenis van je oude tante Agatha kunt betrappen op kwaadwillige herinneringen aan haar onuitstaanbare karaktereigenschappen, zo hoopte ik lichte weerstand te bereiken bij de toeschouwer. Terwijl de pastor en de familieleden alleen de bewonderenswaardige kanten van de overleden waarde benoemden, bleef de bezoeker in stilte achter met zijn ambivalente gedachten. Hij werd verzocht te knielen, geld in het collectemandje te deponeren en collectief een geloofsbelijdenis op te zeggen. Op de begraafplaats werd hem gevraagd een schepje aarde op de kist te scheppen. Zo werd hij medeplichtig gemaakt aan de dodenverering en verleid zijn positie te bepalen. Ik denk dat die strategie alleen kon werken door een volwaardig citeren: door archaïsch taalgebruik dat herinnerde aan de katholieke mis, door de overweldigende architectuur van de Utrechtse Willibrordkerk, door de rituelen uit te voeren zonder knipoog, door het luiden van kerkklokken, door professionele kistdragers en kerkkoren te betrekken.

Leve nieuwe oude rituelen

Dat letterlijke citeren van rituelen schoot in het verkeerde keelgat bij het apostolaat, de kerkgemeenschap die iedere zondag gregoriaanse missen verzorgde in het kerkgebouw. Ze probeerde het project te verhinderen. De verhurende partij was onafhankelijk, zij moest het kerkgebouw vooral financieel gezond houden, en had al een contract met me afgesloten. Stopzetten was voor mij geen optie. Ik deed een aantal wijzigingen: het heiligste deel van de kerk, het ‘koor’, werd niet betreden. De consecratie, het breken van het brood, werd niet nagespeeld. Daarmee voldeed ik aan het zogenoemde ‘canonieke recht’. Maar dat volstond niet: de kerkgemeenschap besloot op een andere manier haar waarden te verdedigen. Op de eerste dag stonden gelovigen met rozenkransen voor het kerkgebouw te bidden. Uiteindelijk besloot de stichting dat de kerk door het project ontheiligd was, er zouden geen heilige missen meer mogen worden gehouden. Ik vond het wonderlijk. In veel Nederlandse films of tv-series zien we de nagespeelde begrafenisdienst terug. Omdat ik geen mens, maar een begrip ter aarde droeg, was het project controversieel.

In principe stelde het apostolaat het ‘shoppen’ ter discussie. De gebruiken van de eredienst mochten alleen worden gebruikt binnen een religieuze context. De kerkgemeenschap vond zelf dat ze het alleenrecht had op het gebruik van de kerk als sacrale plek. In een tijd van ontkerkelijking lijkt het me een relevante vraag wie de regels bepaalt over het gebruik van de gebouwen. De restauratie en het onderhoud van de kerk worden betaald met gemeenschapsgeld, maar de groep die op zondag de gregoriaanse mis bijwoont, bestaat uit zo’n veertig mensen. De verhouding tussen subsidie en gebruikersgroep is, kortom, vele malen ongelijker dan in de kunsten het geval is.

Waarom zouden we het embargo accepteren dat blijkbaar op kerkelijke rituelen rust?

Waarom zouden we het embargo accepteren dat blijkbaar op kerkelijke rituelen rust? Als ze ons bij een huwelijk of een begrafenis troost en overtuiging kunnen geven, waarom zouden we ze dan niet mogen inzetten op zulke sleutelmomenten in ons leven? Waarom onszelf van hypocrisie beschuldigen als we rustig worden bij het betreden van een kathedraal? Dat ontkent ons eigen verlangen aan contemplatie, alsook de continue betekenisverandering die gebouwen en gebruiken door de geschiedenis ondergaan. Connotatie is geen statisch begrip, het is vloeibaar. Zoals de kerstboom ooit via het midwinterfeest de katholieke kerk binnenkwam, zo kunnen we het dopen van een kind, wat mij betreft, ook buiten een kerkelijke traditie voortzetten, vanuit een verlangen om de gebeurtenissen in ons leven te markeren met een woordeloos gebaar. We hoeven geen amechtige pogingen te ondernemen om nieuwe rituelen te ontwikkelen, als de bestaande rituelen al zo’n herkenbare boodschap in zich dragen. ‘Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren’: daar zal geen natuurwetenschapper het mee oneens zijn.

Laat onze ongemakkelijke verhouding tot de katholieke kerk er niet voor zorgen dat we de gebouwen slopen of er supermarkten in zetten. Kerken zijn de theaters van de toekomst, in hun vermogen ons een moment stil te zetten en te laten kijken naar ons bestaan.

Dries Verhoeven is theatermaker en beeldend kunstenaar.