Kunst als therapie

Door Virginie Platteau, op Wed Mar 26 2014 12:45:06 GMT+0000

Het belang van kunst? Jouw buikgevoel! Dat is zowat de bottomline van het boek Art as Therapy van de Britse filosoof Alain de Botton en kunsthistoricus John Armstrong. Samen cureren ze vanaf 25 april ook de tentoonstelling Kunst is Therapie in het Rijksmuseum Amsterdam. Onschuldig is dat allerminst. Van de unieke individualiteit van het werk lijkt de kunstpraktijk, zeker in musea, langzaam te verschuiven naar het ego van de toeschouwer.

In het Rijksmuseum becommentariëren Armstrong en De Botton straks 150 kunstwerken uit de vaste presentatie, van de middeleeuwen tot en met de twintigste eeuw, inclusief het Aziatisch Paviljoen. Daarnaast schrijven zij ook teksten bij de shop, het café, de garderobe en de entree, en maken ze een keuze uit het Prentenkabinet van het museum. Volgens De Botton en Armstrong werpt dat alles een geheel nieuw licht op de Rijksmuseum-collectie. Traditionele museumteksten vinden de curatoren-auteurs vaak te hoogdravend, nietszeggend, ofwel geven ze de bezoeker technische informatie die niet relevant is voor zijn beleving van het werk. De naam van de kunstenaar, de stroming, het materiaal waarin het werk vervaardigd werd … dat alles is in wezen niet van belang voor de ervaring van de bezoeker. Integendeel, dat soort uitleg gaat zijn beoordeling al te zeer sturen, waardoor hij niet meer volledig openstaat voor – jawel – het therapeutische effect dat het kunstwerk op hem kan of zou moeten hebben.

Kunst is een medicijn, het museum de apotheek waar ons arme incomplete ego geheeld kan worden

‘Het “probleem” waardoor onze ontmoeting met kunst niet altijd zo soepel verloopt, ligt niet zozeer bij het individu’, betogen De Botton en Armstrong. ‘Wel bij de manier waarop kunst wordt onderwezen, verhandeld en gerepresenteerd door de kunstelite. Sinds begin twintigste eeuw is onze relatie met kunst verzwakt tot een diepgaande institutionele weigering om de vraag te stellen waartoe kunst dient.’ Het antwoord op die vraag is simpel: kunst is een medicijn, het museum de apotheek waar ons arme incomplete ego geheeld kan worden. De autonomie van de kunst is immers een illusie, zo betoogt De Botton tussen de lijnen. Esthetisch genot op zich voldoet niet, bestaat misschien zelfs niet. Altijd staat het in dienst van andere, essentiëlere gevoelens of bezorgdheden die de hedendaagse mens moet torsen.

Creatief met kunst

Ook in Art as Therapy waagt De Botton zich niet aan al te veel filosofische bespiegelingen. Alles wordt zo eenvoudig en toegankelijk mogelijk gehouden. Er mag onder het boek dan wel een vorm van cognitieve kunsttheorie schuilen, dat zal hij niet met zoveel woorden zeggen. De esthetische ervaring die berust op belangeloos welbehagen, zoals Kant haar interpreteerde, wordt compleet weggevaagd, zelfs tegengesproken. Niets zo verderfelijk en zinloos, aldus De Botton, als l’art pour l’art: het totaal irrelevant creëren van schoonheid of kunst, waar niemand wat concreets aan heeft.

61_Platteau_Medicine Cabinets, Damien Hirst in L & M Arts, New York, 2010 © Tom Powel Imaging, Inc._380.jpgWanneer je als toeschouwer niet meteen ziet of begrijpt wat de kunstenaar bedoelde of welke gevoelens bij je opkomen, dan is er wellicht ook geen bedoeling. ‘Why should this veneration of ambiguity continue? Why should confusion be a central aesthetic emotion? Is an emptiness of intent on the part of an artwork really a sign of its importance?’

Dat kunst kan ontstaan vanuit een urgentie bij de kunstenaar, nog los van diens intentie, is voor De Botton dus niet aan de orde. Kunst moet omarmen. Nu religie heeft afgedaan en we met zijn allen in zingevingscrisissen en op de bank van de psychiater zijn beland, nu kan kunst op de proppen komen als zinvol alternatief. Musea moeten er maar eens voor uitkomen wat hun primaire ambitie zou moeten zijn: een substituut vormen voor de kerken en kathedralen.

De achterliggende idee gaat een stuk verder dan de holle marketingslogan ‘de bezoeker staat centraal’. Hier wordt radicaal uitgegaan van de zeer hedendaagse vraag ‘What’s in it for me?’ Wat doet dit werk met mij? En vandaar: wat is het nut ervan? Deze kunst heeft een functie op die gebieden waar we allemaal wel wat steun en richting kunnen gebruiken: liefde en relaties, werk, status, herinnering en sterfelijkheid. Dus dragen door De Botton ingerichte museumzalen titels als Fortune, Politics, Sex en Money. Want het kunstwerk moet ‘een plekje in je hart veroveren’.

Wat telt, is het uitgangspunt van de toeschouwer die vaak ongehinderd door enige kennis van zaken zijn eerste indruk, zijn buikgevoel als belangrijkste indicator neemt voor het al dan niet waarderen van een werk. Een museumbezoek moet ons zo voeren langs onverwerkte woede in onszelf, aanmanen nog eens naar moeder te bellen, nieuw leven blazen in een saaie relatie of inspiratie bieden om meer van het leven te genieten. De bijschriften bij de tentoongestelde kunstwerken zijn als het ware bijsluiters, gebruiksaanwijzingen om maximaal effect te genereren. Zo staat bij een foto van Venetiaans glaswerk: ‘Dit is een verhaal over fragiliteit, gematigdheid, die door het glas met ons spreekt. Maturiteit betekent dat een mens zich bewust is van zijn macht over anderen. CEO’s, be aware.’ Of de bedenking ‘Focus niet alleen op het schilderij, wees ook liever voor je kinderen!’ bij een Madonna met kind … We kunnen gemoedsrust ervaren als we naar Monets waterlelies kijken en ‘uit de kunst die we mooi vinden, afleiden wat er in ons leven ontbreekt’. Eenduidige complementariteit dus, zo simpel is het.

Iedereen criticus?

De Botton lijkt kunst te reduceren tot verstrooiing, in de betekenis die Walter Benjamin daaraan gaf: de afstand tussen kunst en leven volledig laten verdwijnen. Niet omdat we een heersende schoonheidscultus moeten opheffen, maar omdat we van de kunst geen concentratie of vervreemding meer verdragen – het dagelijks leven is al bevreemdend genoeg. In die zin stapt De Botton zelf helemaal mee in het mechanisme dat ons vandaag aanmaant om vooral via consumptie en obligate must-see/do lijstjes ‘een kunstwerk van je leven’ te maken. Het uitgangspunt is dat de ontwikkelde mens vandaag in alles wat hij doet, één heilig doel heeft: de verbetering van het ego. Daarin is het museum, net als het wellnesscentrum of de shoppingmall, een dienstverlener, een aanbieder van een product. Als het instituut de klant tevreden wil houden, zal het zich moeten plooien naar diens verwachtingen en behoeften.

In de kleffe en kleinburgerlijke manier waarop De Botton met die ‘emancipatie’ omgaat, openbaart zich een grote paradox

Een deel van het publiek ervaart die ik-benadering misschien als een welkome democratisering van kunst. Na de vervulling van Joseph Beuys’ droom van ‘iedereen kunstenaar’ – zij het wellicht niet altijd zoals hij die voor ogen had – wordt iedereen nu ook kunstcriticus. Als je kan beschrijven wat dit werk ‘met jou doet’, kan je er een smaakoordeel aan toekennen dat, hoewel voor anderen totaal irrelevant of arbitrair, voor jezelf normatief en definitief is.

De finale emancipatie van de toeschouwer? In de kleffe en kleinburgerlijke manier waarop De Botton met die ‘emancipatie’ omgaat, openbaart zich een grote paradox. In zijn kunstvisie geldt het bevrijde ego van de toeschouwer vooral als een kleine bange sterveling die continu geheeld, gesust en bevestigd moet worden. En wanneer de aura van elk kunstwerk expliciet geduid en gereduceerd wordt tot een hapklare brok, knijpt dat het vrije spel van de persoonlijke verbeelding juist totaal af. Het is van een hemeltergend paternalisme en verkleutering. Schaamteloze meligheid, sentimentalisme en egocentrisme: het kan, het mag, het moet, volgens de zelfhulpgoeroe van de kunst. En daarin staat hij niet alleen. Zijn discours krijgt steeds meer weerklank.

Sterke merken

61_platteauART-AS-THERAPY-flat-cover.jpg

De Nachtwacht, Whistler’s Mother, Woods American Gothic, Leonardo da Vinci’s Mona Lisa en De Schreeuw van Edvard Munch hebben iets bereikt wat de meeste schilderijen niet lukt. Hoe belangrijk, mooi en duur ze ook zijn, ze kunnen niet de brug slaan tussen de kunstelite en de populaire cultuur.’ Deze uitspraak is te vinden op de Facebookpagina van Masterpieces of Art, een expo die vanaf 2 april loopt in de Fenixloods in Rotterdam. Het gaat om een selectie van 200 internationale topkunstwerken, heel toegankelijk tentoongesteld. Met een interactieve tijdbalk, met informatie die je doorgaans niet krijgt (zoals de geldwaarde van een werk), met apps en touchscreens. En bovendien geen suppoost die je op de vingers kijkt. ‘Hier willen kinderen wel naartoe!’ Alleen, het zijn replica’s. ‘Maar wel erg goeie!’ Op diezelfde Facebookpagina geeft een enthousiaste fan het ultieme compliment: ‘Jullie zijn de André Rieu van de schilderkunst!’ ‘Je hoeft niet meer naar Bilbao, London of New York om topwerken te zien, hier vind je alles in een grote hall. En je kan net zo goed opscheppen tegen vrienden dat je de Mona Lisa, De Nachtwacht of Guernica al gezien hebt!’ Het is een populariseren van kunst geheel in lijn met wat De Botton beoogt. ‘Intellectueel toerisme’ wordt het ook genoemd. Het is een vorm van retail therapy.

Wat aan deze benadering nog het meest teleurstelt, is hoe vernauwend ze werkt, hoe sterk er op veilig wordt gespeeld door enkel gecanoniseerde, oude en politiek correcte werken op te nemen, alleen schilderkunst en enkele beeldhouwwerken die zich makkelijk laten duiden. Het citaat dat Banksy ooit gebruikte, ‘art should comfort the disturbed’, wordt met graagte tot die eerste zin beperkt. ‘And disturb the comforted’, zoals het eigenlijk verdergaat, daarvan is bij De Botton en co geen sprake. De ironie is dat deze voorkauwende, normbevestigende en in wezen denigrerende benadering van het publiek wel eens – na een eerste succes – het omgekeerde effect zou kunnen hebben: verveling door zeurderige eenduidigheid.

Nog los van deze valse emancipatiegedachte, verontrusten vooral de consequenties van De Bottons kunstvisie. Zo gaat zijn voorwoord in Art as Therapy niet alleen flagrant voorbij aan de actuele waarheid van bezuinigingen, afkalvende subsidies en hol gespeculeer op de kunstmarkt, het speelt ook moeiteloos in op de heersende publieke opinie: ‘De moderne wereld beschouwt kunst als heel belangrijk – iets wat heel dicht bij de zin van het leven staat. Bewijzen van deze verheven opvatting kun je vinden bij de opening van nieuwe musea, bij het vaststellen van overheidsbegrotingen op het gebied van kunst en cultuur, in de wens onder kunsthoeders om kunst beter toegankelijk te maken, in het prestige van academische kunsttheorieën en de torenhoge prijzen waarvoor kunst op de commerciële markt wordt verhandeld.’

Deze voorkauwende, normbevestigende en in wezen denigrerende benadering van het publiek zou weleens – na een eerste succes – het omgekeerde effect kunnen hebben

Het is een van die grote verschuivingen in de kunstwereld waar onder meer Anna Tilroe voor waarschuwt, met name in het debat over financiering en de dominante positie van de markt in de kunstwereld. Alleen ‘relevante’ kunst – die kunst die toegankelijk is voor een groot publiek – zou nog bestaansrecht hebben. Met die hedendaagse marktdynamiek heult De Bottons discours van personalisering in feite gewoon mee. Musea worden een propagandamiddel van de kapitaalkrachtige elite, een kunstenaar een brand in het grootkapitalistische kunstcircuit. Wie het zich niet kan permitteren om kunst als belegging aan te kopen, kan ten minste wel deel uitmaken van de experience. Alsof we het aan onszelf verplicht zijn de populaire bucket list af te werken van kunstwerken die je in je leven absoluut moet zien. Gewoon, omdat het topwerken zijn, omdat het je ego streelt en wie weet ook heelt, op de conventionele en door de curator voorziene manier.

Niet alleen de tijdelijke expo Kunst is Therapie, maar ook de opstelling van de grote publiekstrekkers in de vaste collectie van het Rijksmuseum speelt hier gretig op in. Je wordt als bezoeker automatisch naar De Nachtwacht gezogen, en in die zaal is het bij momenten ‘net de Kalverstraat’, zoals we een bezoeker hoorden klagen. Die er net zo goed ook zelf was, uiteraard.

Kneuterigheid of controverse?

61_platteau_Jan Hoet.jpgNiemand anders dan Jan Hoet – zowat De Bottons tegenpool – heeft meer mensen ervan overtuigd dat kunst (hedendaagse kunst in het bijzonder) een belangrijke rol speelt voor onze geestelijke gezondheid. Zijn aanpak stond diametraal tegenover deze expliciete, haast kneuterige en krampachtige benadering. Onzekerheid, controverse en het mysterie van kunst duidde Hoet precies als datgene wat een werk net interessant maakt, en bestand tegen de tijd. Door het publiek kennis te laten maken met een zo breed mogelijk scala van esthetische categorieën (het schone en het lelijke, het sublieme, het wreedaardige …) wou hij de kans bieden de ervaring te verrijken met alle mogelijke fijne nuances van de kunst en van het leven, zoals hij ooit toelichtte in een interview in Ons Erfdeel.

Een ontmoeting tussen De Botton en Hoet zit er niet meer in, maar had vonken kunnen geven. Hun doelstelling lijkt dezelfde: kunst bij een ruim publiek brengen. Alleen is bij De Botton heel weinig te merken van een eigengereid, ongrijpbaar heilig vuur voor de kunst. Wat nog het meeste stoort aan zijn hele aanpak, is dat hij als goeroe dé methode kent en de wijsheid voor het Goede Leven in pacht heeft, ook met betrekking tot relaties, religie, seksualiteit en recent ook de media. Maar wat eraan ontbreekt, is passie en zelfs gedegen interesse in zijn onderwerp. Alain De Botton geeft u alle antwoorden. Hoet vond kunst net ‘een kernvraag waarvan je weet dat je het antwoord niet kan vinden, maar tegelijk is de zoektocht naar het antwoord zoveel belangrijker.’

Virginie Platteau is leerkracht Engels en Nederlands in Brussel, en redactielid van rekto:verso.

www.artastherapy.com