Ken Park

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Larry Clark, het enfant terrible van de Amerikaanse cinema, maakte al naam en faam met zijn harde tienerportretten (Kids en Bully). Deze zomer werd opnieuw een film van hem in de zalen gebracht: Ken Park. Vlaamse filmrecensenten onthaalden de film gematigd enthousiast en tegelijkertijd erg voorzichtig. Die houding zette me aan het denken. Een ideale gelegenheid om het filmkritisch ei, waar ik al een tijdje mee zit, aan u voor te leggen….

Want wat blijkt? De meerderheid van de recensenten beperkt zich tot het aanleveren van een korte inhoud, die vaak, dat moet gezegd, leuk en spitsvondig geformuleerd is, maar elke aanspraak op een oordeel over de (im)moraliteit van de film met een grote boog omzeilt. Ik geef een voorbeeld. "Clark beweert dat hij met zijn film allerminst wil choqueren, maar sloopt heilige huisjes met de kracht van een voorhamer. Halsstarrig weigert de regisseur de camera subtiel weg te draaien, zelfs als het uiterst gênant wordt. Vrijpartijen, masturbatie, druggebruik en zelfs moord worden tot in de kleinste en smerigste details getoond. Wie zich daaraan op voorhand al stoort, weet welke film hij zeker niet moet gaan bekijken. Natuurlijk kan men zich de vraag stellen of Clark hierin niet te ver gaat. Is al die detailmanie voor zijn obsessies echt wel nodig? Zou de boodschap ook niet overkomen met een beetje meer schroom? Misschien wel, misschien niet. Het pleit in elk geval in Clarks voordeel dat hij weigert ook maar één frame uit zijn film te knippen. Dit is zijn prent, te nemen of te laten." Zo recenseert Hans Dewijngaert Ken Park,de jongste film van Larry Clark. Valt het u ook op hoe hij eloquente vragen stelt, maar bij het formuleren van een antwoord niet verder geraakt dan: "Misschien wel, misschien niet"? Waarmee we opnieuw langs start passeren… Wilden wij als lezer via zijn recensie niet net te weten komen wat hij van de film denkt en wat zijn mening is over het verhaal en de thematiek?

Het geval Ken Park is allerminst een uitzondering. _The Idiots, Kids, Breaking the waves, Funny Games, Intimacy, Baise-moi, Cidade de Deus, Dogville_… Ook in die films valt telkens een en ander te beleven, meer nog, ze doen bij een heleboel toeschouwers meer dan één wenkbrauw fronsen. Stuk voor stuk zijn het portretten van losgeslagen mensen die er hun hand niet voor omdraaien om grenzen op te zoeken en ze flagrant met voeten te treden. Handicaps, anonieme seks, dood en foltering, geweld en drugs, alle taboes worden overboord gegooid. De filmer toont, de kijker kijkt. Iedereen gaat tevreden huiswaarts, of niet. In de wandelgangen en op café gonst het van de filmgesprekken. Maar wat gebeurt er ondertussen in de wereld van de filmkritiek? Durven critici nog een echt standpunt innemen? En hebben ze het lef om morele oordelen uit te spreken?

Peaches for free

First things first. We wagen onszelf aan een korte inhoud. Ken Park verhaalt de belevenissen van een groepje vrienden, die samen opgroeien in een Amerikaanse voorstad. In die ogenschijnlijk afgeborstelde leefwereld huist een handvol families die duidelijk niet meer weten van welk hout pijlen maken. Vooral de ouders van de hoofdpersonages maken het bont. De een zoekt het in religieus fanatisme, de ander verleidt, zonder scrupules, het vriendje van haar dochter. In dat klimaat worden de tieners Shawn, Peaches, Claude en Tate groot. Of liever, dat proberen ze toch. Tot zover de dunne verhaallijn. Want Ken Park is eigenlijk een film zonder verhaal. Wat we te zien krijgen, is een stroom van beelden die de schijn van een whodunit maar even weet op te houden. De film heeft een klassieke beginscène: een doorsnee Amerikaanse skaterboy schiet zichzelf een kogel door het hoofd en een sympathieke voice-over stelt hem voor als Ken Park. De verteller, Shawn, vraagt zich luidop af of hij zelf een aandeel gehad heeft in de wrede dood van Ken. Ready for flashback…

Als kijker ben je meteen alert. Misschien vallen er wel details te rapen die je kunnen helpen bij de ontknoping van het verhaal? Je gaat als kijker bijna automatisch op zoek naar de elementen die je verder op weg helpen in de zoektocht naar de verhaallijn. Wat drijft deze jongeren om te leven zoals ze dat doen? Welke impact heeft hun thuissituatie op hun kijk op het leven? Waarom wordt iemand als Ken tot zelfmoord gedreven? Waar halen ze de zin van en in het leven vandaan? Zo ga je, spontaan, op zoek naar de boodschap van de film.

Gaandeweg blijkt echter dat de beginscène maar een smoes is om ons in het verhaal te betrekken en ons vooral goed te doen opletten. Onderweg passeren een paar mooie beelden van Ed Lachman de revue, en een aantal aangrijpende scènes, zoals het tafereeltje waarbij Claudes vader zijn zoon kleineert door diens skateboard in tweeën te breken. Maar aan het eind blijf je met een kater zitten. Net als in Gummo, een film van Harmony Korine, maar net zo goed een geesteskind van Clark, is er geen klassieke intrige. De scènes volgen elkaar op en er is geen sprake van een catharsis. Bovendien vertikt Clark het om zijn verhaal van een idee te voorzien, hij houdt zich niet bezig met het uitleggen van de dingen, de gebeurtenissen te kaderen of van een bedoeling te voorzien. Zelf zegt hij maar één doel te hebben gehad: "Ik wilde een expliciete film maken die niets uit de weg gaat of verbloemt. Een puur natuurlijk verhaal, dat het publiek niet voor het lapje houdt. Dat is vreemd, omdat we dat nog nooit op een filmdoek gezien hebben. (…) Ik wil alleen het leven tonen zoals het is, op een manier waarop het nooit getoond wordt. Mensen vragen me vaak waarom dat nodig is."

Clark doet hier alsof hij zijn eigen persoonlijke kijk op de wereld heeft afgelegd. Hij claimt zelfs een zicht te hebben op het leven zoals het is. Zijn visie op de dingen is natuurlijk net zo goed een bril en het glas waar hij doorheen kijkt, zal net zo gekleurd zijn als dat van de eerste de beste moraalridder die Clarks films naar de maan wenst. We hebben Clark hier betrapt op zijn wereldbeeld, zijn missie die hij zichzelf opgelegd heeft, namelijk een stuk werkelijkheid te laten zien dat niemand al getoond heeft. Een ambitieus project voorwaar. Clarks blik op de wereld brengt een bende hopeloze jongeren in beeld. Net als de uitgeholde adolescentengeesten die in Less Than Zero, het boek van Brett Easton Ellis, de hoofdrol spelen, zitten ook Clarks jongeren gevangen in een leven waar ze niet zelf voor gekozen hebben. Eraan ontsnappen blijkt geen optie, ondergaan is de boodschap. Maar voor al dat psychologisch geweld moet en zal compensatie gezocht worden. En dat vinden ze in drugs, liefdeloze en soms gewelddadige seks, lege conversaties die de banaliteit niet overstijgen… Maar daar waar Ellis' personages er helemaal alleen voor staan, want helemaal geïsoleerd zijn, zoeken de kinderen van Clark steun bij elkaar. Soms kan dat door elkaar gewoon hun verhaal te doen, maar meestal zoeken ze troost en vooral verstrooiing in een spelletje seks. Geen choquerende seks is dat, maar wel een uitwisseling van lichamelijke techniekjes waarbij nieuwsgierigheid en oppervlakkig genot de drijfveren zijn. Al is dat alles natuurlijk een dun laagje vernis bovenop een diepgaand wanhoopsgevoel dat de kinderen in Clarks universum voortstuwt. Weg van hun psychotische en onvolwassen ouders, een tienerzwangerschap, een seksueel ontaarde vader, en tenslotte ook steeds verder weg van hun eigen kern. Zodat ze in vervreemding en leegte achter blijven.

Excuusporno?

Hoe zit het ondertussen met de toeschouwer? Blijft ook die in leegte achter? Wat brengt Clarks film bij? De film werd in de filmpers hier en daar als een verbloemde pornofilm afgedaan. Een verwijt dat bij elke nieuwe film van Clark opnieuw klinkt. Zo noemde Raf Butstraen Bully, Clarks vorige film, "een onthutsende maar voor sommigen ook hypocriete film, want Larry Clark wentelt zich te nadrukkelijk in de thematiek die hij laakt." In De Standaard lezen we over Ken Park: "Een aangename film is Ken Park zeker niet. De manie van Clark om alles in zijn meest onprettige details te tonen (…) is kinderachtig. Kijk eens papa, ik durf nog stouter." Clark zelf weerlegt de aantijgingen stellig: "Mijn film is niet pornografisch. De seksscènes maken deel uit van het verhaal en bovendien is de fotografie van Ed Lachman veel te mooi voor porno." Haha. Dat laatste argument is er één van niks. De doorsnee pornofilm mag doorgaans dan al een sjofele look hebben, geen zinnig mens definieert porno in termen van esthetiek. Het in beeld brengen van expliciete seksscènes, die niks met liefde te maken hebben en zich louter op een technisch niveau afspelen, is porno. Of dat dan bijzonder mooi of schreeuwlelijk aangebracht wordt, doet, in dezen, niets ter zake. Ook zijn eerste argument, als maken de seksscènes deel uit van het verhaal, houdt weinig steek. We weten allemaal wat er in de doorsnee-pornofilm gebeurt nadat de ruitenwasser zijn opwachting heeft gemaakt bij een huisvrouw wiens ramen aan een flinke beurt toe zijn. Ook die seksscènes maken deel uit van een verhaal. Clarks definitie van porno staat dus niet erg stevig. Geef mij maar Judith Franco: "Porno is klinisch en koud: de klassieke machtsverhoudingen worden bevestigd, maar je kunt je niet identificeren met het verhaal. Er is geen moreel centrum, en geen romantiek. Dat laat toe een afstandelijk standpunt in te nemen." Van klassieke machtsverhoudingen is in Clarks film niet echt sprake… de betrokken kinderen vrijen er vrolijk op los, op eigen initiatief en in zekere zin ook met oog voor elkaar. Maar het ontbreken van een moreel centrum en van enige vorm van romantiek is wél van toepassing op het verhaal van Ken Park. Dat maakt van Clarks film een pornofilm, zij het dan wel een van een bijzondere soort.

Niet dat dat een bezwaar is. Een pornofilm kan toch ook gewoon een goede film zijn? Met andere woorden: het pornografische gehalte van een film hoeft een originele kijk niet in de weg te staan. Deze film zou bijvoorbeeld een pamflet kunnen zijn om de leegte van een bestaan, waarin enkel seks en dood nog voor enige opwinding kunnen zorgen, aan te klagen. Maar daarvoor gaat Clark, volgens mij, net niet ver genoeg. Dat betekent niet dat de film enkel een gratuite blootprent zou zijn. Clarks aandacht voor de emotionele armoede van zijn personages is daarvoor te groot. Wat overblijft is mossel noch vis. Hoewel goed vermomd als een onafhankelijke en alternatieve productie met een originele kijk op de wereld, mist Ken Park diepte en tragiek.

Judge Judy gaat naar de cinema

Als het van de critici afhangt, geraakt Clark hier moeiteloos mee weg. Ik blijf achter met de vraag hoe ik, als filmcriticus, commentaar kan geven op de (im)moraliteit van een film als Ken Park. Waarop baseert een recensent zich bij het uitspreken van een moreel oordeel?

"Het blijft een hardnekkig verschijnsel dat films worden afgekeurd op basis van het immorele gedrag van personages. (…) Maar films zijn, net als toneelwerken, per definitie nooit moreel of immoreel, ze ontleden het menselijke gedrag op een al dan niet overtuigende en meeslepende wijze. Kunst is namelijk de enige gelegitimeerde mogelijkheid om te genieten van het kwaad." Als films afgekeurd worden op morele gronden, zo impliceert François Stienen hier, gebeurt dat op basis van het immorele gedrag van de personages. Van daaruit beweren dat films dan ook nooit immoreel zijn of zelfs niet eens kunnen zijn, gaat wel heel snel. Films over immorele personages hoeven inderdaad zelf niet immoreel te zijn. Denk maar aan Breaking the waves van Von Trier. Daarin vraagt een man zoveel liefde van zijn jonge, onschuldige vrouw, dat hij daarbij de impliciete grenzen van het algemeen moreel aanvaardbare overtreedt. Dat maakt van deze aangrijpende film echter geen immorele film, integendeel. Von Trier draagt in en met zijn film een duidelijk persoonlijke boodschap uit, namelijk dat liefde voor sommige mensen geen grenzen kent, ook als dat betekent dat alle fatsoensnormen met voeten getreden worden. Hij peilt naar de onderliggende motieven van zijn personages en brengt alles in beeld vanuit een eigen, originele visie die nuances legt waar we, als gewone stervelingen, wel eens zwart-wit durven denken. Dat maakt van Von Triers Breaking the waves een moreel erg doordachte constructie.

Als de immoraliteit van een film niet ligt in het gedrag van de personages of het verhaal, waar zou een mogelijke immoraliteit zich dan wel kunnen situeren? Misschien moeten we het zoeken in de achterliggende bedoeling of boodschap van de regisseur. In de eerste jaren van de filmkritiek (in Vlaanderen schrijven we dan de jaren vijftig) stond deze invalshoek centraal bij het beoordelen van een film en zijn waarde. Jos Burvenich, filmcriticus in die tijd, zei: "Of hij realistisch of symbolisch is, de film stelt geen voorbeelden die men lukraak aanvaardt of verwerpt. Hij is een benadering van het leven zoals de cineast dit ziet." Maar ondertussen is er veel gebeurd… Wie gelooft nog dat het überhaupt mogelijk is om de hersenkronkels van een regisseur na te gaan? Zijn of haar boodschap valt immers niet te achterhalen, tenzij hij of zij die boodschap nadrukkelijk meegeeft via pers of boek. En dan nog. Als het op het interpreteren van een film aankomt, is alle macht aan het publiek, dat eigenhandig en individueel beslist welke betekenis een film krijgt. Vanuit die optiek is zelfs Triumph des Willens, het nazi-verheerlijkende epos van Leni Riefenstahl, vrij te pleiten… Iedereen beslist op eigen houtje maar wat hij of zij leuk of mooi vindt. De rol van de criticus is uitgespeeld.

Of niet? Het is tegenwoordig zo moeilijk geworden om nog morele uitspraken te doen dat bijna iedereen er de handen van af houdt. Zeker in de filmbusiness. Nochtans wordt er meer dan ooit film gekeken. We worden groot met beelden, beelden bepalen het nieuws, het nieuws bepaalt de wereld. Vanwaar dan die weigerachtigheid om kunstproducten die scoren, door gebruik te maken van de spektakelwaarde van een immorele invalshoek (ik denk aan films zoals Baise-Moi en Intimacy), simpelweg ook immoreel te noemen? Het vraagt inspanning en nuance, dat is zeker. De kunstmatige opdeling tussen goed en kwaad ligt al enkele jaren achter ons en is in deze context onbruikbaar geworden.

Ik vind een medestander in Hans Beerekamp, de filmrecensent van NRC Handelsblad. Op mijn vraag of je een film immoreel kan noemen, antwoordde hij: "Een beoordelaar (een criticus, een lid van een subsidiecommissie (…) of een consument) kan wel degelijk bezwaren koesteren tegen de inhoud van geest of gemoed die aan een film ten grondslag ligt, ook al wordt diezelfde beoordelaar wellicht ontroerd door bepaalde esthetische aspecten. Zijn oordeel zal dan mogelijk negatief uitvallen. Kortom, een film, kunstzinnig of niet, mag (en moet soms) op morele dan wel politiek-maatschappelijke gronden beoordeeld worden. Als ik me tot de rol van de criticus beperk, dan zou het raar zijn als die niet zijn Weltanschauung liet meespelen bij de formulering van een oordeel. Uiteraard dient die opvatting over de wereld en hoe die eruit zou moeten zien, zo veel mogelijk geëxpliciteerd te worden, zeker wanneer die opvatting niet behoort tot wat onder beschaafde mensen in de (sub)cultuur van de criticus en zijn lezer gebruikelijk is."

Beerekamp pleit dus voor een persoonlijke stem. Als criticus doe je er goed aan jezelf aan de wereld kenbaar te maken, door te laten weten voor welk wereldbeeld je staat. Dat is geen klein bier. Maar het is de enige manier om, vanuit zijn of haar eigen wereldbeeld, een oordeel te durven vellen. Alleen moet de criticus daarbij wel afwegen of dat morele oordeel van zulk een belang is dat het het esthetische of het technische oordeel verdringt of overschaduwt. Beerekamp zegt verder: "Het is niet noodzakelijk dat die morele aspecten van het oordeel doorslaggevend zijn. Zo zou ik de stelling durven poneren dat een film als Quentin Tarantino's Pulp Fiction_, door het ironiseren van geweld, op een bepaalde manier immoreel is. Wellicht is het zelfs denkbaar dat de toon van dat geweld drempelverlagend zou kunnen werken voor potentiële navolgers. Ik denk echter dat die kans betrekkelijk klein is, en dat het kunstzinnige en lustopwekkende belang van die film zo veel groter is, dat ik_ Pulp Fiction desondanks zeer positief beoordeel. Misschien is een zekere mate van immoraliteit juist wel een aanbeveling als het om kunst gaat."

Die laatste zin van Beerekamp schept verwarring… Ze laat uitschijnen dat een film er beter op wordt van zodra er een immoreel tintje aan zit. Beerekamp geeft hier impliciet toe dat de morele waarde van een film in zijn visie op filmkritiek weinig gewicht krijgt, of toch zeker niet doorslaggevend is. Dat is Beerekamps goed recht, natuurlijk. Zelf kies ik voor een ander pad. Ik sluit me aan bij Bruno Dumont, maker van o.a. La vie de Jésus, die zegt: "Voor mij is cinema een kunstvorm en zijn filmmakers kunstenaars. Het gaat mij niet om de werkelijkheid, maar om de waarheid." Hij legt hier bloot wat ik in Ken Park zo gemist heb. Clark registreert haarfijn hoe meisjes en jongens elkaar en zichzelf seksueel bevredigen, de werkelijkheid in beeld gevat. Maar welke is Clarks waarheid? Wat schuilt er achter de leegte van de kinderen die hij in beeld brengt? Ik blijf op mijn honger zitten… Voor mij is de 'waarheid' die een film brengt en waar Dumont het over heeft, van cruciaal belang bij het beoordelen van een film. De visie van een regisseur op de werkelijkheid bepaalt de kracht van een film. Het niet hebben van een persoonlijke waarheid, maakt een film zwak. Lachmans beelden in Clarks film mogen dan beklijvend en mooi zijn, het brengt geen aarde aan de dijk. Clark maakt er zich van af met de stelling dat hij toont wat er is. Terwijl hij toch enkel toont wat hij zelf meent te zien? En dat uitgangspunt vormt het gedroomde excuus om zijn rauwe film op het publiek los te laten. De film teert op een belofte van een onthulling die er nooit komt. Clark doet het zonder waarheid. En dat noem ik dan weer immoreel. Een film met zulk een belangrijk en prikkelend thema, de existentiele leegte van de westerse levensstijl, kan en moet hoger mikken.

Bronnen:

A. Hendriks, "O tijd, o zeden" in De Groene Amsterdammer, 27 januari 1999.
P. Vantyghem, "Fatsoen aan flarden" in De Standaard, 18 november 1999.
S. De Foer, "Larry Clark draaide film die hij altijd al wilder maken" in De Standaard, 28 mei 2003

Films van Larry Clark:

Ken Park (2002)

Teenage Caveman (2001) (TV)

Bully (2000)

Another Day in Paradise (1998)

Kids (1995)