Iedereen is het met me eens, maar ik kan niet zeggen wat het is

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Vul het rijtje aan: as van het kwaad, oorlog, terrorisme, dictatuur…. Censuur lijkt het logische vervolg. Je kan geen krant openslaan of er staat wel ergens een artikel in over beperkte meningsvrijheid. Elders ter wereld, natuurlijk. Censuur bestaat enkel binnen een bepaalde politieke sfeer, die niet de onze is. Dacht ik. En met die stellige overtuiging trok ik naar Syrië, de hoogburg van het arabisme, waar ze naar verluidt maar vier internationale (lees: inter-Arabische) romans per jaar publiceren. Gecensureerd bleek vooral mijn eigen blik op die censuur. Censuur heeft vele gezichten.

Reusachtige panelen met de foto van de president, of die van zijn vader, de ex-president. Standbeelden, slagzinnen voor een welvarend en machtig Syrië, gesteund door Allah (die hier ook de joodse of de christelijke God kan zijn). Het overweldigt je allemaal een beetje als je de eerste keer in Damascus komt, uit een wereld waar enkel McDonalds je met grote billboards bombardeert. 'Ja… censuur', zeg je dan tegen jezelf, wetende dat McDonalds geen licentie krijgt om in Syrië te investeren. De censuur-spotter in jou is ontwaakt: plots lijkt alles gecensureerd. Voor zover je die bekende term echt begrijpt, dan toch. Waar het precies om gaat, begint je pas te dagen wanneer je de officiële Engelstalige 'krant' Syrian Times leest. Om de twee à drie dagen kom je hetzelfde artikel tegen. En als er dan al iets nieuws in staat, gaat het over de successen in het golfspel van de president, of over de openbare verkoop van vliegtuigschroot door de nationale luchtvaartmaatschappij. Met geen woord wordt er gerept over wat er écht in dit land gebeurt. Na enkele weken heb je het door: censuur is niet wat je ziet, maar wat je niet ziet. En dat kan heel ver gaan. Op straat of in de huiskamer: iedereen is potentieel geheim agent. Je bent maar beter voorzichtig met wie je over politiek praat. De censuur dringt door tot alle lagen van het privéleven.

In de kunst is dat niet anders. Boeken, theatervoorstellingen, muziek, schilderijen, televisieseries: alles wat op één of andere manier publiek toegankelijk wordt, moet en zal gescreend worden. Veel theater is er dan ook niet in Syrië. Damascus is zowat de enige stad met meer dan één theater. Maar stuk voor stuk gaan ook daar de deuren voorgoed dicht. Geen geld voor herstellingen, geen geld voor producties, en… 'gewoon geen producties', vertelt me een theaterstudent. 'Als je hier wil meewerken aan een productie die niet geaccrediteerd wordt door de theaterschool, schorsen ze je.' Met andere woorden: je kan enkel op school aan theater werken, en dat gebeurt allemaal onder het toeziende oog van de Minister voor Cultuur. Ook actrice, schrijfster en regisseuse Nidal al-Ashqar, tevens directrice van het al-Madina Theater in Beiroet, spreekt uit ervaring: 'Als het over hedendaagse thema's gaat, stelt het theater in de Arabische wereld nauwelijks iets voor. De artiesten proberen steeds de censuur te ontwijken, en de censuur probeert steeds een bedreiging te zien in alles wat niet eenduidig is. Zelfs toen ik Gogols Revisor regisseerde, dachten de geheime diensten dat ik het over Fouad Chehabs politiek had. In Syrië is het tij nog steeds niet gekeerd. De autoriteiten zien in elke tekst een potentiële antipolitieke boodschap en proberen zo alles tegen te houden wat ook maar de minste aanzet tot kritiek zou kunnen zijn. Het hele Syrische theaterveld ligt stil.'

Provocatie van de natie

Blijkbaar was het ooit anders, zo leert de frequentie waarmee in discussies over theater de namen vallen van Sa'dallah Wannous (1940-1997) en poëet Mahmoud al-Maghout (1934-2006). Zij waren provocateurs bij uitstek, en gaven het Arabische theater een nieuw gezicht. Hun artistieke voedingsbodem vonden ze in de algemene teleurstelling over het gefaalde panarabisme, dat niets meer bleek dan een vermomming voor corrupte regimes, en in de Arabisch-Syrische vernedering in de Zesdaagse Oorlog tegen Israël in 1967. Het gaf hun eerste werken een sterk existentialistische en anarchistische ondertoon, waarbij de relatie tussen individu en politieke context centraal stond. Zo had Wannous het aanvankelijk over de taak van kunst en theater om de culturele crisis in de wereld op te lossen, tegen de sterke dreiging van globalisering en het economische belang in. Maar onder toenemende censuur ging hij steeds meer provoceren: hij introduceerde in zijn theater-in-het-theater improvisatie, muziek en rechtstreekse dialoog met het publiek, wat vaak uitliep op open debatten die het publiek onderling verdeelden. Ilan Pappé beschrijft zo'n confrontatie in The Modern Middle East (2005): 'In An Evening Entertainment for the Fifth of June vervaagt de grens tussen acteur en toeschouwer gradueel, tot de acteur angstig en vertwijfeld roept: "Waartoe leidt dit allemaal? Is theater een publiek plein geworden of zo?"'.

Ook al-Maghout legde heel wat verantwoordelijkheid bij de bevolking zelf, die passief zou staan toekijken op hoe de overheid haar vrijheden afnam met als smaadrede de strijd tegen de zionisten en de islamisten. Meer dan Wannous schreef al-Maghout dan ook over de samenleving zelf, over de desillusies van gewone Syriërs en Arabieren. Zij waren ontgoocheld in de onderdrukking door de veiligheidsdiensten, in het falende socialisme en de opkomende corrupte dictaturen, en in de voortdurende, door de politiek uitgebuite dreiging van Israël. In Poppies (1989) bijvoorbeeld vertelt al-Maghout het relaas van een Arabier die na jarenlange gevangenschap in een Israëlische gevangenis constateert dat zijn samenleving zo sterk veranderd is dat hij naar het Westen emigreert. Maar, zo stelt al-Maghout, Arabieren zijn net klaprozen: _'_if uprooted, they will die'. Zelf had hij ook al in zijn essaybundel I Betray My Country (1987) laten blijken dat hij zijn land liever zou willen verraden dan toe te moeten kijken hoe het regime het vernietigde. Het boek werd verboden, zoals vele andere werken van al-Maghout en Wannous. Hoe konden zij dan ooit zo populair worden bij de bevolking? Voor geschreven publicaties liggen volgens al-Ashqar de zaken iets anders. 'Individueel een tekst lezen is niet hetzelfde als de woorden in de mond van een intelligente acteur leggen, waarbij de tekst vlees en bloed wordt. Theater is een kunstvorm die de autoriteiten angst inboezemt, ook al is het publiek heel beperkt.' Bovendien kon er in het buitenland gepubliceerd worden, of deden illegale kopieën de ronde. Dat clandestiene netwerk verklaart waarom Syrië officieel nauwelijks publicaties kent, maar wel een van dé centra is voor het vertalen van Arabische werken naar het Engels of het Frans.

De mond losser gesnoerd

Maar wat is die erfenis van Sa'dallah Wannous en Mahmoud al-Maghout vandaag nog, in een Syrië waar — zo wordt verteld — in 2005 officieel amper vier romans gepubliceerd werden? Als buitenlander moet je al geluk hebben iemand te vinden die er openlijk over wil praten. Ik had dat geluk. Het kwam zelfs uit totaal onverwachte hoek. 'Zullen we dan maar afspreken in het directoraat voor theater en film?' stelde een ex-directeur van diezelfde overheidsdienst me voor. Ik was wel benieuwd naar wat hij te vertellen had. Maar of het hoofdkwartier van de mondsnoerderij nou echt een goede plek was om het met hem over censuur te hebben, daar had ik toch mijn twijfels bij. 'Als je wil, kunnen we Duits praten, dan verstaat niemand ons.' Ik waande me net in een film van Louis de Funès, waar iedereen ook maar naast elkaar zit te tetteren alsof ze elkaar niet verstaan. Hier was het decor een kantoortje met twee bureautjes, zes stoelen en drie mensen die bezig waren met niemand-weet-waarmee. Een onbehaaglijk gevoel, zo Duits te spreken terwijl je niet absoluut zeker weet of je gesprekspartner wel de enige is die jou verstaat.

Trots vertelde de ex-directeur me dat, in tegenstelling tot tien jaar geleden, alle ambtenaren die voor de censuurcommissie werken, nu ook een artistieke achtergrond hebben. 'Op die manier', zo argumenteerde hij, 'is een objectievere censuur mogelijk.' Daar heb ik wel mijn bedenkingen bij. Zorgt een beter subjectief begrip van voorgelegde werken niet net voor een diepgaandere censuur? 'De censuur is de afgelopen jaren sterk veranderd', gaat hij verder. 'Ze richt zich nu vooral op het vermijden van sektarische provocaties. Politiek gezien kan je bijna alles zeggen. En als je de regels van de censuur kent, kan je zelfs effectief alles kwijt.' Daarvoor wou ik toch even de proef op de som nemen.

De woorden van de ex-directeur leken aanvankelijk enkel bevestigd te worden. 'En? Heb je gezien hoe het rechtssysteem bekritiseerd werd?' vroeg een vriend me na een theatervoorstelling van Gilgamesj. Dit epos uit Babylon wordt jaarlijks opgevoerd door een min of meer ongewijzigde cast, maar telkens met een andere regisseur. Ik kende het verhaal, toch bleek dat ik iets essentieels over het hoofd had gezien. Zo zagen de Syriërs in de beslissing van de goden om Gilgamesj' beste vriend Enkidu te vermoorden, een allegorie op het Syrische rechtssysteem dat te invloedrijke personen strategisch opsluit onder het mom van een of andere misdaad tegen de staat. Net dezelfde subtiliteit ontging me tijdens de Syrische langspeelfilm Public Relations. 'Heb je het gezien? Op het vliegtuig stond "Your ticket to the World" geschreven!' Voor een Syriër is dat ticket nu eenmaal verre van evident. Er ontging me duidelijk meer dan ik ook maar kon bevroeden, want opeens brak het hele vrijheidsdebat uit, over symbolen en berichten die voor mij hooguit schoonheidsfoutjes waren. Pas later ging ik ook de veel diepere betekenis van die Gilgamesj-opvoering vatten. Als een van de weinige verhalen uit deze regio introduceert deze tekst een sterke antiheld. Hij wordt gezonden door de goden, maar keert zich uiteindelijk tegen hen. Ongeveer hetzelfde zie je bij de 'held' uit de film Public Relations: hij slaagt er uiteindelijk in het land te verlaten. Maar hoe past die vrij zware kritiek op de Syrische politiek binnen het bestel van staatscensuur? Je kan dus een allegorie op het rechtssysteem op de planken zetten, met die antiheld waar ook Sa'dallah Wannous maar al te graag gebruik van maakte? Je kan dus voor je hoofdpersonage de droom van vele Syriërs doen uitkomen?

Censuur moet je doseren. 'Het is als een ventiel', zegt media-analist Salam Kawakibi. In zijn kantoortje in het Institut Français du Proche Orient in Aleppo vertelt Kawakibi over zijn onderzoek naar censuur in Syrische tv-soaps. 'Af en toe wordt er al eens meer getolereerd dan gewoonlijk. Dat geeft de mensen het gevoel dat er over alles gepraat kan worden, dat er geen taboes zijn, dat er geen censuur is.' Maar gepraat wordt er niet, en er is geen enkele diepgang. De historische parallellen tussen theater en televisie zijn opvallend in Syrië. Aanvankelijk erg vooruitstrevend en kritisch, richtte de televisie zich in de eerste plaats tot vrij vooruitstrevende, seculiere en socialistische landen als Jemen en Algerije. De grote doorbraak van de satelliettelevisie in de jaren 1980 opende een enorme markt, waar Syrië gretig op toehapte. Staatssteun voor televisieproducties hebben ervoor gezorgd dat Syrische televisieseries nu de meest gevraagde uit de hele regio zijn. Hier en daar wordt Damascus na Cairo zelfs al 'het Hollywood van het Midden-Oosten' genoemd. Hoewel televisie het medium bij uitstek blijft om de staatsideologie kracht bij te zetten, is de censuur mee geëvolueerd, subtieler geworden. In haar nieuwe kleedje laat ze nu een zekere openheid uitschijnen, ook voor theater. De enige televisiereeks die recent werd afgevoerd, was de Ramadan-serie al-Hour al-Ayn (Mooie Meisjes) van Najdat Aznour, na bedreigingen van een islamistische groepering.

Je eigen censor

De censuur is dus duidelijk verschoven. De overheid waakt nog wel, maar op een subjectieve manier. Bepaalde onderwerpen worden op tijd en stond getolereerd, zolang ze niet te diep worden uitgespit. Je zou zeggen dat het een relatief vrij klimaat schept. Maar schijn bedriegt. De censuur speelt gewoon erg slim in op ieders droom om een ticket to the world te veroveren, en uit de klauwen van de goden van het Ministerie van Justitie te blijven. Ze is onduidelijk, maar erg efficiënt: ze duwt waar ze het meeste pijn doet, en huldigt erg vage spelregels. Die willekeur leidt tot een sterke zelfcensuur, wat de overheid natuurlijk mooi uitkomt: zij moet veel minder direct censureren. En die onzichtbaarheid versterkt het relatieve gevoel van vrijheid. Kawakibi: 'Mensen weerhouden zichzelf om bepaalde thema's aan te snijden uit angst om te shockeren. Als de censor ze niet tegenhoudt, dan zou het publiek wel eens geshockeerd kunnen zijn. Als het publiek niet geshockeerd is, dan zou de producent dat misschien kunnen zijn. Of de televisiezender. Om al die problemen te vermijden, blijf je dus beter van meet af aan binnen de grenzen van wat algemeen politiek en sociaal aanvaard wordt.' Officiële standpunten en politieke doctrines blijven zo natuurlijk intact. De woorden van de ex-directeur van de censuurcommissie spoken nog steeds door mijn hoofd. 'Censuur om provocatie te vermijden.'

Met die nieuwe kijk op censuur werd me wel een en ander duidelijk. Zo klaagt Rats from the Underground, een voorstelling van studenten van het Hoger Instituut voor Drama en Muziek in Damascus, de toenemende materialisering van de maatschappij aan: de twee hoofdpersonages beslissen om te breken met hun moderne bezitsleven. Ze verwijzen onverholen naar Syrische jongeren met glimmende mega-gsm's en namaak Gucci sweaters, die de wereld nabootsen die iedereen evenveel begeert als verafschuwt: het Westen. De homoseksuele jongen die in de productie Showkola over zijn schaamte praat, wordt dan weer opgevoerd als slachtoffer. Niet zozeer van een homofobe samenleving, maar van een ziekte of een straf. Hij stelt dat zijn seksuele geaardheid het gevolg is van seksueel misbruik in zijn kindertijd. En ondertussen is het publiek totaal ontroerd, want er werd over de onschuldige slachtoffers van homoseksualiteit gepraat. Je zou kunnen argumenteren dat net die slachtofferrol het hele taboe rond homoseksualiteit afzwakt. Maar de subtekst blijft natuurlijk dezelfde: het bestaat, maar we aanvaarden het niet, het is een ziekte. Net zo goed kan je argumenteren dat de kritiek die sommige toeschouwers in Gilgamesj opmerkten, eerder een waarschuwing was aan de bevolking om het niet tegen je oversten op te nemen. En dat de man die in Public Relations uiteindelijk het land verlaat met zijn ticket to the world, net dat personage is dat zijn lot niet aanvaardt en binnen de Syrische samenleving een buitenbeentje wordt. Censuur maskert misschien nog het meest zichzelf.

Censuur is overal

Ineens besefte ik dat die panelen met foto's en slogans van de president nauwelijks iets met censuur te maken hebben. Censuur gaat om wat er niet is, veeleer dan om wat wel. Is dat dan enkel Syrisch? Van de oevers aan de andere kant van de Middellandse Zee kijk ik even terug naar Europa. In Institutional self-censorship and religious sensivity, gepubliceerd in Bidoun (2006-2007) schrijft Nav Haq dat bijvoorbeeld kunsthuizen liever zichzelf censureren (pre-emptive censorship, volledig in lijn met de moderne oorlogsretoriek) dan door de overheid of de gemeenschap op het matje te worden geroepen. Ze passen met andere woorden een politieke agenda toe waarvan ze denken dat hij anders van bovenuit opgelegd zou kunnen worden. 'Maar is het niet de rol van de kunst', vraagt Haq zich stellig af, 'om een open debat te stimuleren en een ruimte te creëren buiten die politiek correcte beperkingen van de realpolitik?' Verheffen de curatoren en museumdirecties zich niet tot politici wanneer zij kunst zien als een ondubbelzinnig politiek statement? En verwordt kunst dan niet precies tot wat het in pakweg Syrië is: een vehikel om een bepaalde ideologie of visie op de samenleving te promoten? Wanneer de Deutsche Oper in Berlijn plots Idomedeo annuleert, kan ik niet anders dan terugdenken aan de woorden van de ex-directeur: 'Censuur om provocatie te vermijden'. En zelfcensuur die daarmee gepaard gaat.

Censuur is een gegeven dat in alle samenlevingsbestellen bestaat. De een vermomt het als politieke correctheid, de ander in het expliciet staven van een 'officiële' ideologie. Maar censuur is zeker niet voorbehouden aan bepaalde 'verkeerde' politieke strekkingen. 'Fout' is een kwestie van woorden, waarmee woorden wapens worden. In Het zijn net mensen vertelt correspondent Joris Luyendijk hoeveel moeite hij met die partijdige taal had. 'Moslims die hun politieke overtuigingen baseren op hun geloof zijn 'fundamentalisten', een Amerikaanse presidentskandidaat die zo met zijn religie omgaat, heet in de meeste westerse media 'evangelistisch' of 'diepgelovig'. Wint deze Amerikaan de verkiezingen, dan zegt bijna niemand dat het christendom 'oprukt', maar als moslims die hun politieke inspiratie uit de Koran halen hun zin krijgen, schrijft menig westerse commentator dat 'de islam in opmars' is. Raakt een Arabische leider in conflict met een westerse regering, dan is hij 'antiwesters'. Westerse regeringen zijn nooit 'anti-Arabisch'. Lina Makboul vat het mooi samen in haar film Leila Khaled, Hijacker: 'Je bent blijkbaar enkel een terrorist wanneer je aan de verliezende kant bent'. Anders word je in het Westen gewoon een vrijheids- of verzetsstrijder.

In de Nationale Opera van Damascus, 'Het Huis van Assad voor Cultuur en Kunst', kan je even wegdromen. Maar veel krijg je er niet te zien. Het recht op eerste vertoning bestaat hier niet. En als de regisseur zichzelf niet in toom houdt, dan doet de Minister voor Cultuur dat wel, of één van de acht mukhabarrat, de geheime diensten. De grenzen van die censuur zijn vaag en moeten continu afgetast worden, zo bewezen destijds ook Sa'dallah Wannous en Mahmoud al-Maghout. Maar de censuur zit vandaag vooral in het hoofd en wordt ingegeven door de willekeur van de autoriteiten. Vrijheid is dan blijkbaar toch erg relatief. Of zoals al-Maghout drie jaar geleden besloot in een interview: 'Freedom is taken, not given_._'

1. Fouad Chehab (1902-1973), Libanees president van 1958 tot 1964. Chehab voerde grote hervormingen door in het nadeel van de sektarische, corrupte en door buitenlandse machten beïnvloede feodale clans. Zijn hervormingen werden begin jaren 1970 door President Suleiman Frangieh allemaal ongedaan gemaakt, wat het pad effende voor de Libanese burgeroorlog in 1975-1990.

2. In 1982 probeerde toenmalig president Hafez al-Assad de Moslimbroederschap in de kiem te smoren door hun thuishaven, de stad Hama, op enkele dagen tijd volledig plat te bombarderen. Daarbij kwamen volgens het Syrische mensenrechtencomité 30.000 tot 40.000 mensen om het leven. Dit is nog steeds een argument voor de huidige overheid om de verhoogde veiligheidstoestand in het land aan te blijven houden.

3. De Epos van Gilgamesj is nog steeds een van de oudst gekende geschreven teksten. Vondsten van het epos gaan terug tot 2000 jaar voor Christus. De laatste en meest belangrijke toevoegingen werden gevonden op elf kleitabletten, vermoedelijk daterend uit de 7e eeuw voor Christus.

4. Christa Salamandra, _Television and the Ethnographic Endeavor: The Case of Syrian Drama_http://www.arabmediasociety.org/countries/index.php?c_article=60 (geraadpleegd 30/04/2007).

5. Joris Luyendijk, Het zijn net mensen, Amsterdam: Podium, 2002.

6. Youssef Bazzi, An interview with Mohammed Al-Maghout: I'd rather be a frightened eagle than a bold mouse http://www.babelmed.net/index.php?menu=14&cont=2047&lingua=en (geraadpleegd 25/01/2007).