I revolt, therefore we are... still to come

Door op Thu Jan 05 2012 14:13:40 GMT+0000

Ondanks een groeiende sympathie voor de Occupy-bewegingen is de solidariteit eerder gering. De vrijheid om te revolteren: is dat iets wat we verleerd hebben, of iets wat we liever overlaten aan anderen terwijl we de handen vol hebben aan allerindividueelste ondernemingen? Ruben De Roo graaft in een recent verleden, en legt bloot wat ondergesneeuwd is geraakt: het bewijs dat publieke ‘bevraging’ wél degelijk horizonten opent.

De Indignados- en Occupy-bewegingen zijn een mondiaal feit. In alle grote steden wordt in meer of mindere mate actiegevoerd. De motivatie van elke manifestant verschilt van individu tot individu: persoonlijke redenen, maatschappelijk bewustzijn, sympathie of ‘omdat het zo niet verder kan’. Het zal altijd moeilijk blijven om die individuele motivaties op een volledig algemene manier te omschrijven. Als opmaat tot wat volgt en met het risico onvolledig te zijn, is het misschien dit: een verzet tegen de bureaucratie, tegen abstracte marktmechanismen, tegen volstrekt zielloze ‘service’-industrieën, tegen de dominante mentaliteit die het hele maatschappelijke leven uitdrukt in economische termen (en waarin bovendien een zeer kleingeestige opvatting van economie naar voren komt), tegen een opvatting waarin elke notie van ‘zorg’ is verdwenen. Het is een protest dat voortkomt uit de wetenschap dat de verdeling tussen arm en rijk alleen maar toeneemt, in plaats van verkleint. Een verzet tegen het makkelijke gebaar van het wegwimpelen van protest, tegen het ‘we hebben nu belangrijkere zaken aan ons hoofd’. Een verontwaardiging over het feit dat we onze welvaartsmaatschappij aan het kwijtspelen zijn, en voor sommigen de ontsteltenis over een steeds verder om zich heen grijpende amnesie: het vergeten van de eigen geschiedenis die heeft geleid tot die verworvenheden. Het doel is hier niet een juiste beschrijving of analyse te geven van de beweging, maar aan de hand van het recente verleden een andere visie te tonen dan de meest gangbare.

HET WACHTEN VAN DE MASSA

De manier waarop de mainstreammedia omgaan met de manifestatie, is vooral suggestief van aard. De beweging komt in beeld op het moment dat het sensationeel wordt: wanneer de bezetters buiten moeten slapen, er een geboeide manifestante geschopt wordt door een politieagent, ze wordt voorgesteld als krakersbeweging (manifestanten worden geportretteerd als vandalen, met bijhorende looks). Of het is een fenomeen van het buitenland: Occupy Wall Street krijgt relatief veel aandacht, maar het is wel altijd een Amerikaans gegeven, en de Amerikanen hebben hun eigen problemen en denken per slot van rekening toch op een andere manier. Die berichtgeving is op zich niet onjuist, maar doet niet volledig recht aan de beweging. Daar wordt een zwak punt van de journalistiek blootgelegd. De beweging is te diffuus om ze te kunnen vatten. Ze heeft geen herkenbaar en aanspreekbaar gezicht dat om duiding gevraagd kan worden. Met zo veel onduidelijkheid kunnen de media niet overweg.

Hoewel de opkomst bij vele Occupy-manifestaties de verwachtingen ver overstijgt, is het nog wachten op een massale bijeenkomst

En dat maakt dat de bezetting vooralsnog een maatschappelijk randfenomeen is. Er zijn nog heel veel mensen die te weinig op de hoogte zijn en zich niet geroepen voelen om te participeren. Alhoewel de opkomst bij vele Occupy-manifestaties de verwachtingen ver overstijgt, is het nog wachten op een massale bijeenkomst. Het lijkt alsof velen wachten tot het project maatschappelijk geruggensteund wordt, door de media of door politiek correcte organisaties zoals vakbonden, ngo’s en milieuorganisaties. Pas wanneer het draagvlak en de visibiliteit groot genoeg zijn, kan de bezetting op een massale opkomst rekenen, zo lijkt het. En op die manier worden de thuisblijvers bevestigd in hun argumentatie, die zegt dat een dergelijke manifestatie toch niks uithaalt of dat het een beweging is van ‘leeglopers’. Wachten tot grotere organisaties hun steun verlenen, is nochtans paradoxaal. Deze beweging is een vorm van individueel verzet die zijn kracht ontleent aan de collectieve uitstraling. Dat kan niet anders dan van onderuit vertrekken, bij elk van ons die zegt: ‘Nee, dit pik ik niet.’ Het verzet is gericht tegen het Systeem, in al zijn vormen. En elke vorm van gestructureerde organisatie leunt meer of minder aan bij het Systeem. Het zou eenvoudigweg fout zijn als een organisatie haar kar aan de beweging probeert te spannen.

REBELSE SCHATTEN

‘As the past has ceased to throw its light on the future, the mind of man wanders in obscurity.’
(Alex de Tocqueville)

Er is nog een andere factor die waarschijnlijk een grotere rol speelt in de voorlopige  afwezigheid van de massa: de onverschilligheid. We zijn in slaap gesust door de voordelen van de welvaartsstaat. We zijn ons niet langer bewust van de strijd die onze ouders en grootouders hebben moeten leveren om die voor elkaar te krijgen. Gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid zijn zo vanzelfsprekend geworden, dat we het reële gevaar niet onder ogen zien dat we dat alles ooit (gedeeltelijk) kunnen verliezen. Er is crisis, maar voor de meesten onder ons speelt dat op een ander, hoger niveau. Terwijl we nu verontwaardigd moeten zijn. We moeten verontwaardigd zijn over de hoge energieprijzen, de hegemonie van de banksector, het principe van de groei, de ongelijke verdeling tussen arm en rijk, het blijvend uitbuiten van de derdewereldlanden enzovoort. Want wanneer de verzorgingsstaat daadwerkelijk verdwijnt, is er geen plaats meer voor verontwaardiging. Wat ons dan nog rest, is woede. De kans is groot dat het dan te laat is (en het is onnodig Griekenland als voorbeeld te geven).

49_DeRoo_occupy-wall-street-poster.jpgWanneer er een gebrek is aan herinnering, wanneer er weinig is dat ons helpt het heden uit te leggen en wanneer we de traditionele ervaringen verwerpen, rest enkel de biologische cyclus van leven en dood en het verglijden van de tijd. We worden een vreemde in onze eigen leefwereld. Schatten uit het verleden gaan verloren. Eén van die schatten is de schat van de revolte of de rebellie. Revolteren, de wil om tegen te zijn, is een vanzelfsprekendheid voor hen die uitgebuit worden. En toch hebben we vandaag die vanzelfsprekendheid verloren. Het is fascinerend om te constateren dat we in de huidige tijd eerder een tegengestelde beweging maken: we lopen allen in de pas alsof dát onze redding is. Terwijl ongehoorzaam zijn aan het gezag een normale zaak is; het feit dat we het níét zijn, is opmerkelijk en problematisch.

Een lange traditie van schrijvers stelt nochtans dat de rebel een enorme levensvreugde ervaart. Degene die zich verzet, wandelt door zijn bestaan, bevrijd en ongedwongen, in de eerste plaats omdat hij de situatie waartegen hij zich verzet niet ondergaat, maar wel uitdaagt. Het nemen van initiatief zorgt voor een zichtbare en tastbare vrijheid. Wanneer het verzet collectief wordt, heeft men het doorgaans over het ontstaan van een ‘publieke vrolijkheid’ of een ‘publieke vrijheid’: er ontstaat een gezamenlijke herkenning en een collectieve verbondenheid. Het is de combinatie van plezier en contestatie, versterkt door de ontmoeting met de ander, die een gevoel van vreugde oproept. Het eigenaardige aan dat fenomeen is dat het even snel verdwijnt als het opgedoken is. Heel snel vergeten we die schat of verliest hij zijn glans, omdat het altijd een exces is dat niet te voorzien was en niet in te schrijven is in de continuïteit van de geschiedenis. Voorbeelden van dergelijke revoltes zijn de Amerikaanse en Franse Revolutie, het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Hongaarse Opstand. Niet dat we die evenementen vergeten, maar we zijn wel de concrete inhoud kwijt. Waarschijnlijk is Mei 68 een van de laatste uitspattingen geweest van een vorm van ‘publieke vrolijkheid’ (en misschien kan de Arabische Lente ook aan het lijstje worden toegevoegd).

PUBLIEKE VROLIJKHEID VAN 68

Het is altijd balanceren op een slappe koord wanneer we hedendaagse fenomenen met het verleden vergelijken. En toch kan het verleden helpen om een ander licht te werpen op het heden en tot nieuwe inzichten te komen. De obscuriteit waarvan sprake is in het citaat van Tocqueville, kan een stuk van haar duisternis verliezen. Mei 68 is in de eerste plaats bekend door de manifestaties in Frankrijk. Wat midden jaren 1960 begon met het in twijfel trekken van de functie van de universiteit en het daarbij behorende studentenprotest, met als kantelmoment de sluiting van de Sorbonne op 3 mei 1968, groeide in die maand uit tot een massaal volksprotest. Gedurende vijf à zes weken werd het land tot complete stilstand gebracht: het was de grootste massabeweging in de Franse geschiedenis en de belangrijkste algemene ‘wilde’ staking in Frankrijk sinds WO II. Maar ook andere delen van de wereld kwamen in opstand: Mexico, de Verenigde Staten, Duitsland, Japan, België, Nederland en meer. Voor Frankrijk was de beweging een poging om het kapitalisme, het Amerikaanse imperialisme en het autoritaire bewind van president Charles de Gaulle aan te vallen. De kracht – en het potentiële gevaar – van het protest lag in hoofdzaak in de doorbreking van de sociale categorieën.

Mei 68 was de weigering van duizenden, zelfs miljoenen, om hun plaats in de maatschappij zonder meer te aanvaarden. De student hield op te functioneren als student, de arbeider als arbeider, de kunstenaar als kunstenaar en de intellectueel als intellectueel. Die manier van ‘out-of-the-boxdenken’ creëerde een crisis van de maatschappelijke werking. De controle over de bestuurbaarheid van een samenleving komt namelijk in gevaar. We zijn er ons misschien niet altijd van bewust, maar slechts doordat elk van ons een duidelijke positie heeft, heerst er orde. Wanneer er echter geen onderscheid meer is tussen de student, de arbeider en de moeder, ontstaat er een ongedisciplineerde, oncontroleerbare en hybride massa. De revolutionaire kracht van de massa wordt als het ware een losgeslagen projectiel – tenminste in de ogen van de beleidsvoerders. Een dergelijke uitspatting gaat voorbij aan elke berekening, en creëert een compleet nieuwe situatie voor het denken in het algemeen en voor de sociale structuur in het bijzonder. Tijdens Mei 68 was er geen enkele professionele sector, geen enkele categorie van arbeiders die niet beïnvloed werd door de gebeurtenissen. Geen regio, stad of dorp in Frankrijk werd niet geraakt. Uiteindelijk heeft het geleid tot nieuwe parlementsverkiezingen op 23 juni 1968.

49_DeRoo_Miss_Fipi_Lele.jpgHet is nogal wiedes dat het doorbreken van sociale categorieën een immens subversieve daad is. Maar naast die weigering om deel te nemen aan de maatschappij moet er een alternatief zijn. De revolte moet het begin zijn van de creatie van een nieuw sociaal lichaam. Tegelijk met de weigering moeten we een nieuwe levenswijze en vooral een nieuwe gemeenschap creëren. En voor alle duidelijkheid: het openbreken van sociale categorieën heeft niks te maken met een algehele sociale gelijkheid. Integendeel, het gaat over de mogelijkheid om jezelf in alle openheid ten dienste te stellen van een ander. Sociale verschillen blijven vanzelfsprekend bestaan, alleen wordt er een poging ondernomen om het eigenbelang te doorbreken.

WONDERLIJKE WEERKLANK

‘L’imagination prend le pouvoir!’
(graffiti van Mei 68)

In de jaren 1960 realiseerden velen zich dat binnen een echte revolutionaire ervaring het opgaan in de massa niet gelijkstaat met anonimiteit en een verlies van identiteit, maar dat men zich op een ander niveau begeeft, waar het individuele niet weggecijferd wordt, maar eerder vervolledigd wordt door de collectiviteit. Het plezier van erbij te horen, van op te gaan in de volksvreugde en tegelijkertijd te beseffen dat er gestreden wordt voor de goede zaak, is een cruciaal gegeven. Wanneer het effect van iemands actie de verwachtingen ver overstijgt, of wanneer een lokaal initiatief weerklank vindt op honderd verschillende plaatsen tezelfdertijd, versnelt de beleefde tijd en verkleint de sociale ruimte. Mei 68 moet een periode geweest zijn waarin het aanvoelen dat er iets gebeurde, dat er geschiedenis gemaakt werd en er oneindige mogelijkheden waren, bijzonder groot was. Liefde kan een dergelijk gevoel creëren. Kunst ook, in uitzonderlijke gevallen. Dat het zich echter voordoet in een samenleving, is bijzonder.

Uiteraard ging die onmiddellijke participatie en het gevoel van ‘publieke vrolijkheid’ samen met een ander essentieel aspect: het conflict. Tijdens de verschillende bijeenkomsten werd er stevig gedebatteerd en naar verschillende oplossingen gezocht. De bezetting van een fabriek door studenten, arbeiders, boeren en kunstenaars was altijd gericht tegen de bureaucratische structuur. Via demonstraties, zwarte vlaggen, barricades en bezettingen – vormen van opstand geïnspireerd door de arbeiderstraditie – werd een brug geslagen tussen het studenten- en arbeidersmilieu, over de hoofden van de bureaucratische leiders heen. Aan de supermarkt, van deur tot deur en aan de ingang van de metro werden enquêtes afgenomen, om te leren uit de directe ervaringen van de man in de straat. Journalisten in spe verzamelden de informatie van de strijd, schreven die op, gaven haar terug in een nieuwe vorm en lieten haar circuleren. Een mooie illustratie van het hele gebeuren is te vinden in de uitzonderlijke documentaire La reprise du travail aux usine Wonder (Pierre Bonneau en Jacques Willemont, 1968).

Een jonge vrouw verzet zich tegen de beslissing om weer aan het werk te gaan in de fabriek na drie weken staking. De fabrieksleiding heeft samen met de vakbond een aantal halve maatregelen genomen om de arbeiders weer aan het werk te krijgen. Ze roept dat er gesjoemeld is met de stemming om het werk te hervatten. De vakbondmensen proberen haar te kalmeren en te overtuigen om zich neer te leggen bij de beslissing: ‘ça ne serra plus jamais comme avant’, ‘c’est une victoire’. Maar de werkomstandigheden blijven even miserabel, zegt de vrouw. Een student schiet haar te hulp en haast onmiddellijk krijgt hij het verwijt er niks van af te weten, omdat hij niet in de fabriek werkt. De spanning die de tussenkomst van de student brengt, is voelbaar. Het is alsof de vakbondsafgevaardigde zijn gelijke tegenkomt. De film is inspirerend omdat hij tegengestelde belangen blootlegt, waarbij het duidelijk is dat de kracht van de ‘expertise’ de overhand krijgt. En toch is de weigering van de arbeider effectief, omdat de stem van de betekenisloze meerderheid zichtbaar wordt. Meteen roept dat de vraag op: hoe komt het dat dit onevenwicht getolereerd wordt? Nog altijd draait het discours over Mei 68 rond tegengestelde polen: revolutie of hysterie? Ludiek of serieus? Festival of revolutie? Evenement of non-evenement? Mythe of realiteit? Op zich zijn die tegenstellingen niet zo belangrijk, omdat ze ons weinig bijbrengen. Interessanter is de vraag waaróm er iets gebeurde.

CONTESTATIE, UITGEBREID

‘On a raison de se révolter.’
(Jean Paul Sartre)

Het begrip ‘contestatie’ is misschien wel het allerbelangrijkste concept van Mei 68. Het toont een fundamentele en pure versie van vrijheid: niet de vrijheid om iets te veranderen of om in een opzet te slagen, wel de vrijheid om te revolteren, om dingen in twijfel te trekken. De dag van vandaag brengen we vrijheid hoofdzakelijk in verband met een neoliberale gedachte: de vrijheid van handelen en ondernemingszin, waarbij we de vrijheid om kritisch te zijn schijnbaar verleerd hebben. En – zoals de Franse filosofe Julia Kristeva verdedigt – de vrijheid om te revolteren is meer dan slechts een optie: het is een noodzakelijke voorwaarde om een samenleving te organiseren. Een belangrijk moment in het leven van een individu, en bij uitbreiding in dat van een samenleving, is het moment waarop normen, waarden en wetten in twijfel worden getrokken. Normen en waarden zijn niet gemaakt voor de eeuwigheid. Door ze in twijfel te trekken, ontstaat er een dynamiek die energie en potentie opwekt. Het is niet juist om het einde van de moraal toe te schrijven aan de beweging van Mei 68, zoals sommigen doen (onder anderen Nicolas Sarkozy, tijdens een onwaarschijnlijke speech naar aanleiding van de presidentsverkiezingen in 2007). Het is wél een periode geweest waarin heel hard het verlangen heerste om de bestaande orde nieuwe perspectieven te geven.

Het is de kracht van de revolutionaire massa die de kern van de beweging uitmaakt

Een slogan van Mei 68 was: ‘Wees realistisch, eis het onmogelijke!’ In die slogan zitten een gevoel van geloof, hoop en de wens tot verandering. Dít is Mei 68: uiteraard gericht tegen het kapitalisme en het imperialisme, maar vooral een contestatie om de contestatie. Dat maakt ook de titel van dit stuk duidelijk. Het was Albert Camus die Descartes’ ‘cogito ergo sum’ (ik denk dus ik ben) van het louter individualistische wereldperspectief uitbreidde tot de bredere gemeenschap: ‘I rebel, therefore we are.’ Door ons individueel te verzetten en elkaar daarin te vinden, ontstaat er een vorm van solidariteit. Voor de problematiek van de sociale onderdrukking, het egoïsme, de macht van de 1%, de allesomvattende macht van calculatie, strategie en management kan een oplossing worden gevonden in nieuwe vormen van gemeenschap. 1 + 1 = 3. De veelgehoorde tegenwerping dat de huidige Occupy-beweging geen duidelijk programma, leider of doel heeft, vervalt hierbij. Het is de kracht van de revolutionaire massa die de kern van de beweging uitmaakt.

Aan de andere kant is het duidelijk dat de rebellie of de revolte slechts een startpunt is. De revolte is slechts een eerste opening naar een andere dynamiek en mentaliteit. Kristeva heeft de slogan uitgebreid tot ‘I revolt, therefore we are … still to come’. Het is de permanente revolutie, het voortdurend ter discussie stellen van onze eigen positie en de rol die we spelen in de samenleving, die nieuwe horizonten blootlegt. Die kritische benadering start bij onszelf, bij het creëren van een politiek bewustzijn dat snel en onvermijdelijk resulteert in een ontmoeting met de medemens. Nú moeten we het moment vastgrijpen, want beter zal het niet worden.

Bronnen:
Kristeva J., Revolt, She Said, New York, Semiotext(e), 2002.
Morin E., ‘Mai 68: complexité et ambiguïté’, in: Mai 68. La Brèche, Paris, Fayard, 2008, pp. 230-247
Ross K., May ’68 and its afterlives, Chicago and London, Chicago Press, 2002

Ruben De Roo werkt bij de theaterafdeling van het Rits en voert er onderzoek naar de artistieke erfenis van Mei 68.