Houd de kerk in het midden

Door Judith De Waele, op Thu Dec 11 2014 08:01:12 GMT+0000

‘46 parochiekerken om over na te denken’: zo luidde de titel van een recente tentoonstelling in het STAM over de onzekere toekomst van Gents religieus erfgoed. Wie staat in voor het beheer en het behoud van deze heilige huizen, die lang niet allemaal nog een levendige geloofsgemeenschap herbergen? Moeten we ze überhaupt behouden? Niet alleen Gent kampt met deze vragen: Vlaanderen telt nog zo’n 1750 andere kerken waarvan de deuren steeds vaker gesloten blijven. Wat moeten we ermee?

Het is een historische ontwikkeling waar je moeilijk naast kan kijken. Al sinds de jaren 1960 zet de secularisering stevig door: geloofsgemeenschappen worden steeds kleiner en gelovigen steeds ouder. Nog geen 5% van de bevolking woont nog maandelijks een eredienst bij; kerken lopen dan ook letterlijk leeg. De ruim 1800 parochiekerken die Vlaanderen rijk is, staan dus voor een probleem: de kleine groep gelovigen kan de zorg voor dit grote patrimonium niet meer aan.

De zoektocht naar oplossingen gaat niet onopgemerkt voorbij. Vaak gaat het om sociaal-cultureel verantwoorde herbestemmingen. Zo werd de kerk van Genebos omgevormd tot een sociale werkplaats en de Begijnhofkerk van Sint-Truiden tot een provinciaal museum. Maar een Anglicaanse kerk in Elsene gaat nu verder onder de naam ‘Spirito Martini’; als een nachtclub met bar en restaurant. Ook de Mechelse Minderbroederskerk kreeg geen sociaal-culturele herbestemming, maar werd een luxueus hotel. In het buitenland zien we dit meer en meer. In Maastricht is de zeventiende-eeuwse Augustinuskerk omgevormd tot een kinderspeeltuin, genaamd ‘Funville’. In Bristol is een kerk herbestemd als circusschool: de hoge structuur van het kerkgebouw zou perfect zijn voor trapeze-oefeningen. De herbestemmingen hoeven dus niet per se christelijke waarden uit te dragen.

Allemaal zijn het leuke, opvallende én handige vormen van hergebruik, waarbij kerkgebouwen die in onbruik raken, teruggegeven worden aan de samenleving. Maar dit soort initiatieven zijn niet déoplossing, en zeker niet voor elke kerk. Feit is dat een kerkgebouw enkel herbestemd kan worden wanneer het door een bisschop ‘gedesaffecteerd’is: ontheven uit zijn openbare gebruiksfunctie voor erediensten. Alleen wordt 98% van de Vlaamse kerken nog gebruikt door een geloofsgemeenschap, die er vaak ook de eigenaar van is. Hoe valt deze knoop te ontwarren?

Goede voornemens volstaan niet

De Vlaamse overheid erkent het probleem. Over de herbestemming van religieus erfgoed publiceerde het agentschap Onroerend Goed in 2009 het cahier ‘In ander licht’, dat de toenmalige bevoegde minister Geert Bourgeois in 2011 inspireerde tot de nota ‘Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk’. In 2013 kregen lokale en centrale kerkbesturen de opdracht om informatie over de toestand van hun gebouwen en objecten te verzamelen, om zo zicht te krijgen op de zaak. Ook de nieuwe Vlaamse regering wil ‘bijzondere aandacht besteden aan de herbestemming van leegstaand of vrijkomend religieus erfgoed, en ook het medegebruik van kerkgebouwen stimuleren’. Goede voornemens, maar hoe ze praktisch uitgewerkt zullen worden, is nog onduidelijk. Voorlopig gebeurt alles nog te vaak vanuit een top-downvisie, zonder veel samenwerking met de kerkelijke overheid. Zo dreigt er juist weinig te bewegen.

64_DeWaele_700.jpg

Tegelijk kan de situatie in sommige kerken ineens zo dringend worden dat er ook minder kwaliteitsvolle keuzes worden gemaakt. We kennen allemaal de glazen loketten of balies aan de ingang van een kerk, waar bezoekers wat info krijgen, kaartjes kunnen kopen of soms een kleine bijdrage geven om de kerk te bezichtigen. Vaak zijn het ‘snelle’, veilige en weinig doordachte oplossingen om een kerkgebouw te blijven valoriseren. Kan dat niet anders?

Bij nog aanwezige geloofsgemeenschappen blijkt de meest gewaardeerde oplossing voor een lege kerk een sociaal-cultureel verantwoorde bestemming. Zo komt het gebouw terug in dienst van de hele gemeenschap en blijven investeringen beperkt. Nu is een sociaal-culturele bestemming uiteraard niet voor elke kerk weggelegd: vaak telt de gemeente al een cultureel centrum, muziekschool of postkantoor, waar ook heel wat in geïnvesteerd is. Maar wanneer er wel nood is aan dit soort functies, en die herbestemming kan gebeuren door professionals in samenwerking met de lokale gemeenschap, dan is zo’n nieuwe verhaallijn bij een historisch gebouw een makkelijke en haalbare oplossing, die aantrekkelijk is voor alle betrokken partijen. Met alle sociale veranderingen die onze samenleving ondergaat, bieden zulke herbestemmingen nieuwe kansen om weer wat meer tot een gemeenschap te komen.

De kunst van een ander licht

Een andere optie is een meer spirituele invulling. Laat ons daarvoor allereerst afstappen van het ‘heilig huisje’dat een kerkgebouw zou zijn. Het sacrale van een kerkgebouw is door de jaren geïnstitutionaliseerd door de Kerk zelf, terwijl de eerste christenen initieel zelfs niet samenkwamen in de kerkgebouwen met de typische bouwstijl, zoals wij die nu kennen. Een kerkgebouw heeft niet alleen een religieuze functie, maar is vaak ook een toeristische trekpleister, en biedt ook de ongelovige mens rust, stilte en bezinning. Want al is het enthousiasme voor religie gedaald, deze samenleving krijgt wel steeds meer aandacht voor het spirituele. Daar liggen dus kansen voor experiment. Kerkgebouwen bieden ruimte, licht, monumentaliteit en dus een sfeer die weinig andere gebouwen hebben. Bovendien zijn ze centraal gelegen, als het ware in het ‘hart’van de gemeenschap. Zelfs wanneer er nog een actieve christelijke gemeenschap is, kunnen kerken met ingrepen die nauw aansluiten bij de sfeer van wat een kerk nu is, zich ook voor niet-gelovigen openstellen.

Kerkgebouwen bieden ruimte, licht, monumentaliteit en dus een sfeer die weinig andere gebouwen hebben

Zo kreeg ontwerper Tom Callebaut van ontwerpbureau tcct in 2002 de opdracht om de Magdalenakerk in Brugge te heroriënteren. De religieuze functie moest behouden blijven, maar er moest ook een experimenteerruimte ontstaan voor spiritueel zoekende mensen. Het project Yot in de Magdalenakerk was toen een pilootproject voor Vlaanderen, maar intussen is de vraag naar dit soort projecten sterk gegroeid. Van dezelfde ontwerper is bijvoorbeeld ‘De kapel van ontluiking’in Groot-Bijgaarden uit 2011: een lege witte ruimte met luiken, en met veeleer een spirituele dan een rituele functie. Wel kunnen de luiken nog altijd geopend worden, waardoor de kapel weer zichtbaar wordt. Meerdere functies combineren binnen één respectvol ontwerp gaat een stuk verder dan een glazen loketje aan de ingang. Déoefening waar kerken voor staan, heet meervoudig gebruik.

Het kerkgebouw hoeft immers niet per se permanente herstructureringen te ondergaan. Integendeel, er zijn ook heel wat ‘zachtere’en goedkopere interventies die omkeerbaar zijn en die zo vaak meer verschillende mensen binnen de gemeenschap kunnen aanspreken. Zo kunnen licht en geluid bepaalde sferen creëren of kunnen beeldprojecties informeren over het historische verhaal van het gebouw. In het M HKA in Antwerpen vielen enige tijd geleden bijvoorbeeld de installaties Solid Light van Anthony McCall te bezichtigen. De donkere ruimte met lichtstralen zorgde voor een bevreemdende beleving. Waarom niet vaker zulke artistieke interventies een plek geven in een kerkgebouw? Dat is pas écht experimenteren met beperkte budgetten en beperkte ingrepen.

Zelfs zonder grote kunstzinnigheid valt er al een sterke sfeer te creëren. Zo kreeg Tom Callebaut ook de opdracht om de Sint-Niklaaskerk in Willebroek opnieuw in te richten, toen daar drie parochies werden samengevoegd en er één hoofdkerk kwam. Hij koos voor grote, losse vilten kleurcirkels op de vloer, en creëerde met een alternatieve ontmoetingsplaats aan de ingang een heel andere en open sfeer. Tegelijk kunnen gebruikers zijn creatieve inbreng te allen tijde verplaatsen of weghalen, afhankelijk van de gelegenheid. Zulke kleine en budgetvriendelijke ingrepen, van creatieve professionals in samenwerking met de gemeenschap, kunnen al heel wat verandering teweegbrengen. Mensen voelen zich uitgedaagd en welkom om ook los van religieuze motieven het kerkgebouw te betreden.

Misgewaden in de schuif

Een zaak mogen we bij zulke transformatieprocessen niet uit het oog verliezen: het is van cruciaal belang om bij denkoefeningen en experimenten de zorg voor het erfgoed mee op te nemen. Uitdunnende kerkgemeenschappen zijn vaak wel enorm gehecht aan bepaalde religieuze objecten, maar zijn zich lang niet altijd bewust van de historische waarde ervan, laat staan hoe ze die het beste conserveren. Neem de parochieleden uit Londerzeel, het dorp waar ik zelf opgroeide. Hun zestiende-eeuwse misgewaden liggen hen na aan het hart, maar járenlang lag dit kostbaar textiel stomweg in een schuif, zonder enig besef van de adequate bewaaromstandigheden. Sensibiliseren is dus de boodschap. En dan volstaat het niet om van overheidswege enkel top-downmaatregelen uit te sturen, zoals ‘het bijhouden van een up-to date-inventaris’. Die zijn zeker nuttig, maar moeten een draagvlak vinden. Naast de kerkbesturen en de geloofsgemeenschap moeten ook de gemeente, de omwonenden en de heemkundige kringen begeleid, geïnformeerd en geëngageerd worden. Samen zorg dragen voor religieus erfgoed, vanuit een goede notie van waarvoor men zorg draagt, blijft een grote uitdaging.

Het volstaat niet om van overheidswege enkel top-downmaatregelen uit te sturen

Nog crucialer is het om daarom eerst en vooral de tijd te nemen om uit te zoeken waar een stad of dorp nood aan heeft. Een ingreep zoals in de Sint-Niklaaskerk in Willebroek heeft geen nut wanneer er geen lokale nood blijkt aan een extra ontmoetingsfunctie in en rond de kerk. Alleen zo zullen zowel gelovigen als niet-gelovigen zich betrokken kunnen voelen bij nieuwe invullingen van het kerkgebouw en zich steeds meer openstellen voor verandering.

Dat brede, lokale draagvlak wordt noodzakelijk, verdedigen ook Roel De Ridder en Sylvain De Bleeckere van het onderzoeksteam ArcK van de Universiteit Hasselt. Met hun onderzoek naar ‘het open kerkgebouw’pleiten ze voor een aanpak van onderuit. ‘Wat we voorstellen, is een nieuwe aandacht voor de ‘sociale productie’van het kerkgebouw, een nieuw verbreed en democratisch regime van constante zorg voor het kerkgebouw, minder gestuurd van bovenaf en meer vanuit de buurt of het dorp.’Roel de Ridder wijst immers op het feit dat kerken vroeger zonder probleem gebruikt werden voor allerhande activiteiten. Waarom houdt men de scheiding tussen het sacrale en het wereldlijke vandaag dan zo hardnekkig in stand? Een mentaliteitsverandering, zowel beleidsmatig als in de lokale omgeving, is broodnodig.

Alleen met samenwerking over geloofsgrenzen heen zal de Kerk haar maatschappelijke relevantie kunnen aantonen in een samenleving waar haar erfgoed op de schopstoel staat. De Kerk is nog niet dood, laat dat duidelijk zijn. Maar ze heeft wel nood aan vernieuwing. Wanneer de gemeenschap rond de kerk samenwerkt, wordt de oplossing voor de leegloop niet langer een verhaal van herbestemming, maar eerder een streven naar verruimde invullingen, gedragen door iedereen. Met een helpende hand van bovenaf, een degelijke begeleiding en een gemeenschap die vooruitstrevend durft te zijn, raken we al heel ver. Zo kunnen we zowel het religieuze patrimonium veiligstellen, als leeglopende kerken teruggeven aan de hele gemeenschap. Het komt er voor onze moderne samenleving vooral op aan om in deze kwestie haar neiging te onderdrukken om beter te weten en dwingend in te grijpen. Laat het gebeuren van onderuit. Tenslotte kan niemand voorspellen hoe deze maatschappij, ook op religieus vlak, zal evolueren.

Judith De Waele studeerde kunstwetenschappen en archeologie en schreef de scriptie Van ontkerkelijking tot ontsluiting. Momenteel werkt ze mee aan verschillende erfgoedprojecten.