Hou er toch mee op, man!

Door Jan Lensen, Joost Vandecasteele, Wannes Gyselinck, Wouter Hillaert, op Thu Dec 11 2014 08:13:44 GMT+0000

Kunstenaar ben je voor het leven, heet het. Je ademt kunst, staat ermee op en gaat eraan dood. Stoppen als kunstenaar is een heilig huisje. Vier ex-fans schrijven vier artiesten een aanbeveling om het toch te doen. Wie mag er zo zoetjesaan met pensioen?

**

Beste Urbanus, meneer van Anus,

Zoals geldt voor mijn fascinatie voor dadaïsme en situationisme, vond ik u op zijn best wanneer ik u niet ten volle begreep. Toen zelfs uw achternaam mij een leuk rijmpje leek in plaats van een alias op Grindr. Toen mijn meest kostbare bezit die drie cassettes (beter bekend als poor man’s pellicule) waren met uw zaalshows en ik enkel raden kon wat er gebeurde toen het publiek hard moest lachen toen geklop te horen was. Ik vermoed ondertussen dat u gewoon opkwam met een wortel op uw kop, iets wat samen met uw anale fixatie genoeg psychologen zou intrigeren. Deze onwetendheid zorgde er ook voor dat ik ooit heel luid ‘zuster Menstrua’ riep toen meneer pastoor op bezoek kwam bij mijn ouders. Want zoveel verschillen u en ik niet, met een jeugd gesleten in een dorp vol freaks, een katholieke school vol broeders en een familie vol misdienaars en lectoren.

64_Ex-fans_Urbanus_Nationaal Archief, Den Haag, Rijksfotoarchief Fotocollectie Algemeen Nederlands Fotopersbureau.jpgDit leidde bij u tot de magistrale grap (waarvan ik nooit te weten ben gekomen of u die leende van Bill Hicks, of omgekeerd) dat Jezus bij zijn terugkeer toch nooit meer een kruis zou willen zien. Volgens Hicks is dat hetzelfde als naar Jackie Kennedy toestappen met een sluipschutterhangertje rond de hals en zeggen ‘just thinking of John’. U daarentegen meldde dat als Jezus op een elektrische stoel was gestorven, iedereen een stoel boven zijn open haard had hangen. En ik ben er ook nog niet uit welke van de twee ik beter vind, maar ondanks mijn adoratie voor Hicks neig ik deze keer naar u.

U meldde dat als Jezus op een elektrische stoel was gestorven, iedereen een stoel boven zijn open haard had hangen

Want zo groot was mijn bewondering voor u, dat ik bijna in huilen uitbarstte toen ik vernam dat de cinemazaal waar Hector speelde volzet was. Ik was fan, uw woede voor de katholieke kerk was de mijne die ik minder grappig uitte en voornamelijk richtte op de toenmalige paus die toen al zo hard voorovergebogen liep met zijn kop zo dicht bij zijn penis dat men het verschil niet meer kon zien. Dat soort moppen typeerden ook mijn eerste vormingsjaren op de Vlaamse comedypodia. En die podia, meneer van Anus, hebt u als eerste veroverd waarna zoveel goeie komieken u hebben gevolgd. Er is dus niemand in dit vak die enigszins durft te onderschatten hoe belangrijk u was, met een absurdistisch oeuvre dat in de analen (hihihi) moet opgenomen worden.

Maar nu komen we bij de reden voor mijn gebruik van verleden tijd in deze brief. Voor u deze brief verscheurt als de zoveelste klaagzang van een linkse politiek correcte censuurhobbyist, u hebt gelijk, meneer van Anus. Er is geen enkel logisch te verantwoorden argument dat het christelijk geloof wel en de islam niet belachelijk gemaakt mag worden. De enige parameter is de kwaliteit van de grap zelf. Geen enkele religie is even onaantastbaar als hun little man in the sky. En mochten er in de tijd van de kruistochten al smartphones hebben bestaan, dan zou Jezus toegetakeld worden op Twitter. Dus nee, meneer van Anus, geen dubbele standaard. En ik stop ook niet met fan zijn omdat u wat geld verzameld hebt en dat niet kwijt wil via belastingen. En ook niet omdat u op het partijcongres van de N-VA opgetreden hebt. Zelf ook al een avond van hun Brusselse afdeling geopend en geen betere plek om zout in de wonde te wrijven.

Ik stop omwille van uw verantwoording ervan. U beweert nog even rebels en anti-etablissement te zijn en zegt hetzelfde van een partij die op elk niveau aan de macht is, die ecologisch en economisch de klok terugdraait en die eist dat iedereen Vlaams klapt maar niet wil betalen voor taalonderwijs. En nog zoveel redenen. Ik stop omdat comedy nooit wint en altijd moeilijk moet doen. En u hebt gekozen voor de winnaars. Deze loser niet. Sorry.

Joost Vandecasteele

Joost Vandecasteele is auteur, theatermaker en columnist.

**

Beste Bill Viola,

Ik begin maar meteen met het slechte nieuws, een overlijdensbericht: God is dood. Ja, Bill, de wereld is een tranendal, daar zijn we het over eens.

Je huilt gemiddeld een keer per dag, zeg je. Huilen is een van de meest diepgaande ervaringen, vind je. Dat vind ik ook, Bill. Daarom was ik ooit betoverd door jouw werk. Betoverd: ik was even de afstand tussen mijzelf en de wereld kwijt. De opstelling hielp: een donkere ruimte, een verpletterend groot beeld, en daarop een man die in het water springt, in slow motionmet gespreide handen naar beneden zakt (de gekruisigde Christus), even opstijgt en dan finaal wegzinkt. En wij verdrinken mee in jouw beeld. Ook het geluid bedwelmt: een gedempte drone van onderwatergeluiden. De video (Ascension, 2000) duurde tien minuten, en ik bekeek ’m drie maal achtereen. Compleet kopje-onder. Ik waande het een sublieme ervaring.

64_Ex-fans_Viola.jpg

In Emergence (2002) doe je het nog eens over. Letterlijker: je laat Christus traag (altijd slow motion, de wereld gaat te snel, dus ga jij te traag) uit een graf gevuld met water opstaan (altijd water, je verdronk toen je zes was bijna in een meer, vandaar), naast hem twee vrouwendie de vallende Christus opvangen. Een piëta. De gezichten van je personages tonen ons wat we moeten voelen. Dat doe je wel vaker. In The Quintet of the Astonished (2000) zien we vijf personages frontaal (ik denk dat het allemaal vrienden van je zijn) die in slow motion uitdrukking geven aan hun verbijstering (zie titel). Ze zijn niet verkeerd te begrijpen: smart, wanhoop, extase. Onze spiegelneuronen jubelen. De blik in hun ogen is sprekend: ‘O. My. God. I am in a fucking Bill Viola video, this is spiritual, emotional, deep shit.’

Het is er zo over, dat iemand zou kunnen denken dat je het ironisch bedoelde. Maar jij houdt niet van ironie, Bill. Ironie vergt afstand, en afstand verstand. Je werken moeten worden gevoeld, niet begrepen. Jij wil niet spreken tot het verstand van je toeschouwers, maar tot hun zielen, zeg je. Voelen we niets, dan hebben we geen ziel.

De blik in hun ogen is sprekend: ‘O. My. God. I am in a fucking Bill Viola video, this is spiritual, emotional, deep shit.’

We willen allemaal een ziel, Bill. We zoeken allemaal naar God in het diepst van onze gedachten. Helaas: paradise lost, en God is dood, al even. Sindsdien hebben wij, gevoeligen, al onze hoop gesteld op de kunst. Kunst werd spiritueel. Vooral dan de abstracte kunst. Want abstraheren is weghalen. Door iets weg te halen creëer je plaats voor de ervaring van, tja, van wat?

Maar jij haalt niet weg, je plamuurt de leegte die God dicht liet met symbolen. Je wil betoveren. Afstand opheffen.

Nietzsche noemde mensen zieke dieren. Onze ziekte: bewustzijn. Jij wil het zieke dier genezen door het te verdrinken in een groots beeld. Je methode: geruststellend gegons, lumineuze duisternis. Baarmoederlijke rust. Weg bewustzijn.

Je belooft teveel. Je belooft verlossing, a new age. Een wereld waar mensen naar elkaar kijken met een blik die zegt: ‘O. My. God. The world is a fucking Bill Viola movie.’ Een eindeloze slow motion in een eindeloze herhaling. Paradise regained. Nachtmerrie. Een wereld waar mensen hun pastelkleurige gewaden nooit meer hoeven af te leggen om op de pot te gaan zitten en hun gevoeg te doen. Schijten. Milan Kundera over kunst en stront: ‘Er is een esthetisch ideaal waarbij men doet alsof stront niet bestaat. Dat esthetisch ideaal noemen we kitsch.’ Beste Bill, als kunst expliciet religieus wordt, vervalt haar ersatz-waarde. Dan vervalt het schrijnend ontoereikende, en daardoor troostende ‘alsof’ van kunst. Als kunst niet een beetje stinkt naar stront, dan gaat de kunst, net als God, dood.

Groeten,

Wannes, een ex-fan

Wannes Gyselinck werkt als docent aan UGent en KASK/School of Arts, als dramaturg bij LOD, als co-auteur bij Hof van Eede en als muzikant-theatermaker bij Kopergietery en Bronks. Hij is redacteur van rekto:verso.

**

Beste David “The Hoff” Hasselhoff,

Gezwind hield u het strandwater veilig en toonde u uw gevolg van afgelijnde bakvissen de weg naar een dieper ik

Eigenlijk groeide ik met u op. U was mijn held in een snelle zwarte wagen die het lagere allooi lik op stuk gaf. Geen dodende kruisvaarder, maar een nachtridder die met de dingen kon praten. Later, toen ik strandredder werd om aanzien bij het andere geslacht te verwerven, bleef u een lichtend voorbeeld. Gezwind hield u het strandwater veilig en toonde u uw gevolg van afgelijnde bakvissen de weg naar een dieper ik. Uw innerlijke kameleon had echter honger en niets of niemand was goed of slecht genoeg om die te voeden. Vooral Duitsland lag u na aan het hart. Het land dat het nog steeds hard te verduren kreeg, had een verzetje nodig en u was de juiste man met het hart op de juiste plaats. Uw vrijheidslied had de Muur gesloopt, maar daar hield u niet op. Uw vertolkingen van ‘Du’ en ‘Stille Nacht’ toonden niet enkel uw meesterschap in het ‘spel der blikken’, maar gaven ook blijk van een heuse portie Landeskunde. De manier waarop u regionale dialecten in uw articulatie opnam en vermengde met een verbasterd creools of een pauselijk Esperanto, deed de Duitse natie (nochtans niet gespeend van hoogstaande cultuur) naar adem happen. Plots hoorde ze er weer bij. Maar ook daar hield u geen halt. U hield immers niet enkel van de mensen, maar ook van de kunst. In uw onvermoeibare streven naar innovatie zocht u telkens opnieuw de broze grens op tussen zelfparodie en zelfvernedering, waarbij het werk van menig postmodernist niet meer scheen dan bleek epigonisme.

David, uw lijst van verwezenlijkingen is te lang om ze hier op te sommen, maar deze dien ik toch nog te vermelden, daar ze veelal mis begrepen is. In 2007 ontstond een mediastorm nadat een filmpje opdook waarin u als dronkenlap een kaasburger tracht te verorberen. ‘Schande!’ riep de politiek correcte goegemeente vanonder haar televisietoren. ‘Hij heeft het niet meer …’, opperden collega’s die zich al jaren aan je ideeënarsenaal laafden. ‘Hoe geniaal!’, dacht ik. U bracht het beeld van de laatkapitalistische, gedesoriënteerde stadsmens die in zijn jacht naar succes, in een moment van onoplettendheid, het spook van de faalangst vrijlaat en naar de fles grijpt.

64_Ex-fans_Hasselhoff 1.jpg

David, ik zou graag doorgaan op deze toon, maar ik kan het helaas niet. Er moet mij immers nog iets van het hart. Als Berliner houd ik van mijn stad. Meer dan opgetogen was ik dan ook toen je vorig jaar onze metropool met je bezoek vereerde. Een stuk van de East Side Gallery, een herinnering aan de Berlijnse Muur, moest plaats ruimen voor een hotel en jij, als vonk van de Duitse eenmaking, kon niet op het protestappel ontbreken. Ik stond niet ver van je af, misschien tien meter van de gele bestelbus van waaruit je je vrijheidslied op de menigte afvuurde. Wat ik zag, was echter niet de man die ik gekoesterd had als mijn alter ego. Of toch. Je was het wel, maar dan afgebleekt, een gepluimde haan, een wassen museumstuk. Die zwarte mantel droeg je nog als herinnering aan goede tijden, maar de kameleon was een logge leguaan geworden. Je vrijheidslied, waarvan je je enkel de eerste vier regels herinnerde, klonk verschoten als gebracht door een schor geschreeuwde cantusganger op zoek naar zijn kot. Je verdween even snel als je gekomen was en misschien was dat nog het enige memorabele aan je verschijning.

Het spijt mij, David, dat ik je dit moet vertellen, maar ik denk dat de tijd gekomen is om ermee op te houden. Wees echter niet bevreesd. Weinigen zullen het je kwalijk nemen.

Met welgemeende groet,

JL

Jan Lensen is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het Institut für Deutsche und Niederländische Philologie van de Freie Universität Berlin. Hij is tevens bedrijvig als recensent bij diverse literaire en culturele tijdschriften en is muzikant in zijn vrije tijd.

**

Beste Jan Decorte,

En toen viel je dood. Op scène. Je zat op hetzelfde soort krukje als in al je recente werk, links vooraan. Daar had je eens te meer zitten toekijken op hoe anderen, jouw liefste Sigrid Vinks voorop, de voorstelling speelden met jouw naam op. Omdat zij ze ook hadden gerepeteerd en gecreëerd, terwijl jij af en toe eens een kijkje was komen nemen. Deze keer dansten ze. Omdat de creatie ook zo heet: Much Dance. Dat had net zo goed Fuck Dance kunnen zijn. Dwaze dansjes van niet-dansers. Hijgend huppelende achtergrondkoortjes. Knullige solo-sculpturen. Zie ons bezig! Dansje hier, dansje daar, we houden van elkaar. Op zich geen probleem, welnee. Op het gelijk van de onbevoegden draait tegenwoordig onze hele democratie. Maar hoe zoveel willekeurigheid dan aangeprezen wordt als ‘de schoonheid van het falen’ of ‘wij zijn niet bang van onnozelheid’, dat is de kleren van de keizer. De dood van alle kunst.

En toen liet je je ook echt doodvallen. Pardoes van je krukje, languit de vloer op. En voor de zoveelste keer staat Sigrid dan als je engel op vinkenslag, om je dode massa met alle macht, minutenlang, naar het midden van de scène te slepen. Wellicht ging het jullie om een blijk van liefde – wel veelzeggend dat zij jou ten paradijze sjouwt, en we nooit het omgekeerde zullen zien – maar de mythologisering is compleet. Ziehier het laatste genie van het Vlaamse theater, in volle dienst de dood in gebliksemd. Ziehier de eeuwig contraire vormvernieuwer, als dooie clown. Vanuit de kantlijn eindelijk in de spotlights bijgezet, voor het laatste saluut. Iets anders kan ik er niet van maken … Tot je weer laconiek recht krabbelt, je lange witte haren over je schouder zwiept en terug naar je krukje trekkebeent. Een stervende zwaan krijg je niet dood.

Ziehier de eeuwig contraire vormvernieuwer, als dooie clown

Stop er toch mee, Jan. Waar is de maker die ooit op tv een uur lang uitlegde wat realisme op toneel behoort te zijn? Er is vandaag geen kunstmatige toneeltraditie meer waartegen dat directe realisme afsteekt als relevant. Bewust simplisme is geen statement meer, het is de orde van de dag geworden. ‘Gewoon doen waar je zin in hebt’ maakt kunst allang niet meer tot een subversief gebaar van vrijheid, maar bevestigt enkel de clichés die erover bestaan. Elke burger is nu vrij, dat is juist ons probleem. En hoe kan je werk nu om falen gaan, als je – sinds 2013 eindelijk structureel gesubsidieerd – geen enkele moeite meer doet om ergens naar te streven dat verder gaat dan snelle ingevingen? Kunst is aan jezelf ontstijgen, niet jezelf opvoeren. Much Dance daarentegen toont het soort artistieke formules waartegen je je altijd hebt verzet. TikTak voor bobo’s. Ook de media voeren je allang niet meer op omdat je met verrassende inzichten komt, maar juist omdat je een voorspelbaar fenomeen bent geworden: de handige inkleurplaat van hoe mensen geloven dat artiesten zijn. Beetje gek, maar niets om bang van te zijn.

Voor iemand die ooit geloofde in punk, is dat het ergste: je wordt gewoon gedoogd. Niet om je werk, maar om je historische verdiensten, je sympathieke wezen en het mooie artiestenkoppel dat je met Sigrid vormt. Dat is het enige wat nog kan ontroeren: jullie eigen relatie op scène – bij leven en welzijn, bij liefde en dood. Maar mochten jonge makers precies hetzelfde doen, niemand zou ernaar omkijken. Als kunst dan enkel nog kunst heet omdat precies jij doet wat je doet (ook al doe je eigenlijk nog nauwelijks iets), is het dan niet veeleer therapie? Naar Jan Decorte gaan kijken gebeurt niet langer om betekenis te ontvangen, maar om jou aandacht te geven. Publieke liefdadigheid, daar wil jij toch geen deel van zijn?

Je hoeft er niet dood voor te vallen, maar laat – samen met een paar andere levende lijken uit de glorieuze jaren 1980 – de ruimte aan de levenden. Zij die kunst maken voor deze tijd.

Wouter

Wouter Hillaert is freelance podiumcriticus en coördinator van rekto:verso.