Hoeveel toekomst heeft het verleden? Gesprek Berber Bevernage - Frederik Le Roy

Door Lotte De Voeght, Katrien Van Langenhove, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Het verleden is nooit weg. Met regelmaat draaien we de klok even terug en houden we grote herdenkingen. Zoals bij de viering van een halve eeuw Expo ’58 gaat het vaak om een kritiekloze herdenking, en om een herinnering aan hoe we vroeger de toekomst droomden. Aan de universiteit van Gent verrichten historicus Berber Bevernage en theaterwetenschapper Frederik Le Roy onderzoek naar onze omgang met het verleden, op sociaal en cultureel vlak. Een gesprek.

Leven we in een nostalgische tijd?

Berber Bevernage: ‘Ik vind het interessant om de hele memory boom te kaderen in wat de Franse historicus François Hartog “historiciteitregimes” noemt. Die verwijzen naar de specifieke manier waarop een cultuur omgaat met tijd en met de temporele dimensies van verleden, heden en toekomst. Hartog zegt dat we in een soort “presentisme” leven, met een obsessie voor het heden, en een tegenwoordig verleden. Dat contrasteert met het oude regime van het traditionalisme, waarbij de relatie met het verleden er meer een was van loyaliteit. Tegenwoordig zien we de geschiedenis niet meer als grote leermeester; Historia Magistra Vitae is een lege gemeenplaats geworden. Maar het contrasteert ook met de obsessie voor de toekomst, zoals in de 19e, begin 20e eeuw. Vandaag geldt noch een traditionalistische omgang met het verleden, noch een progressieve focus op de toekomst.

Er bestaan op zijn minst twee grote herinneringsculturen: enerzijds is er de nostalgische reactie uit angst voor vergankelijkheid, anderzijds de reactie op historische trauma’s.

Frederik Le Roy: ‘We zijn in de ban van een verleden dat zich gemakkelijk laat consumeren. Een verleden dat kritiekloos wordt opgeroepen. Ik weet niet of het een nieuw fenomeen is. Het debat over erfgoed, bijvoorbeeld, is aan het eind van de jaren 1980, begin jaren 1990, zeer intensief gevoerd, en dan vooral in Groot-Brittannië. Een boek als Heritage Industry nam het ontstaan van de vele heritage parks en erfgoedprogramma’s, van museumdorpen tot re-enactments, op de korrel. Het ging zelfs zo ver dat iemand voorstelde om een ticket booth aan Heathrow te installeren, in plaats van een douane. Die “presentistische” geheugencultuur is dus niet eenduidig. Ze lokt ook tegenreacties uit. Ook in de moderniteit waren er reacties tegen het toen heersende futuristisch tijdsregime. We moeten net op zoek naar dit soort tegenbewegingen.’

Bevernage: ‘Er bestaan op zijn minst twee grote herinneringsculturen. Enerzijds is er de nostalgische reactie uit angst voor vergankelijkheid die gepaard gaat met de hyper- en postmoderniteit, technologische vernieuwing,... De Duitse, conservatieve filosoof Herman Lübbe sprak al in de vroege jaren 1980 over “musealisering” als gevolg van het ineenkrimpen van het heden door continue verandering. Anderzijds is er de reactie op historische trauma’s. Zo wordt het historische discours in waarheidscommissies, zoals die van Zuid-Afrika of Sierra Leone, niet zozeer ingezet om een conserverende herinnering tot stand te brengen, maar vooral om de geschiedenis “af te sluiten”.’

1982_blade_runner_the_final_cut_001

Bestaat er een link tussen nostalgie en politiek conservatisme?

Bevernage: ‘Sommige conservatieve politieke bewegingen, zoals het radicaal Vlaams-nationalisme, proberen een geheel eigen “historiciteitsregime” te installeren door eigen feestdagen in te voeren, of door bewust voor archaïsch taalgebruik of anachronistische vestimentaire trends te kiezen, enz. De politieke inzet van noties van tijd en historiciteit is natuurlijk geen monopolie van één bepaalde politieke stroming. Tijdens de Franse revolutie waren de klokken het eerste waarop geschoten werd, zodat de tijd werd stilgezet en men de tijd tot “onze tijd” kon uitroepen. Of Chavez, die in Venezuela de klok een halfuur terugdraait en zo de tijd niet meer gelijk laat lopen met de rest van die tijdszone. Er zit altijd iets subversiefs in het creëren van je eigen tijd.’

Het feit dat we een utopisch verlangen zouden missen, wordt ook vaak als een van de oorzaken van de huidige herinnerings-boom naar voren geschoven.

Le Roy: ‘Heiner Müller gebruikt daarvoor de term “herinnering aan de toekomst”: een moment waarop we niet herinnerd worden aan het verleden as such, maar aan het beeld dat het verleden van de toekomst had. Wanneer je bijvoorbeeld teruggrijpt naar de idee van revolutie, is het moment van hoop op verandering veel belangrijker dan de eigenlijke historische gebeurtenis.’

We zijn in de ban van een verleden dat zich gemakkelijk laat consumeren

Bevernage: ‘Philips gebruikt in zijn reclamecampagne retrokeukentoestellen, recht uit een Amerikaans huisgezin van de late jaren 1950. Die toestellen moesten toen futuristisch lijken. Dat moeten ze nu nog, maar hoe verbeelden we vandaag een futuristisch ogend toestel? Door naar de toekomst van het verleden te verwijzen. Want dat is het oorspronkelijke futurisme. Films à la Blade Runner doen nog altijd futuristischer aan dan ons huidige cleane, minimalistische toekomstbeeld. Een moderne keuken en naar de maan vliegen waren toen de absolute toekomst; de oorspronkelijke utopie van “iedereen een mixer”.’

Le Roy: ‘Retro is ook een heel goed voorbeeld van een nostalgie die ons niet ondervraagt over ons toekomstbeeld vandaag. Dat doet het jonge Duitse theatercollectief andcompany&co  bijvoorbeeld wel. In hun voorstellingen vertrekken ze van de herinnering aan het communisme, het futuristische regime bij uitstek. Ze gooien bewust de chronologische tijd overboord en stellen zich voor als tijdreizigers op scène die een mix maken van de geschiedenis. Ze herinneren ons aan hoe ons heden in het verleden gedroomd werd.’

spielbergs-list.1199114731

Sluit de manier waarop wij met het verleden omgaan een toekomstvisie uit?

Bevernage: ‘Binnen het huidige dominante historiciteitsregime is er een heel duidelijke relatie tussen het aannemen van een herinnerende terminologie en het ontkennen van de macht te hebben om te ageren. Als mijn grootmoeder bijvoorbeeld “in mijn tijd” zegt, dan zegt ze eigenlijk twee dingen. Ze toont mij dat ze, in tegenstelling tot mezelf, haar eigen tijd al kan beschouwen. Maar ze zegt ook: “mijn tijd” is de tijd waarin ik nog een stempel kon drukken, waarin ik nog kon ageren, de dingen nog in handen had. Het is vooral een kwestie van actief of passief. Als je dat extrapoleert op de samenleving, dreigt dat op langere termijn eigenlijk vooral te leiden tot passiviteit, tot een contemplerende houding eerder dan een actieve houding die zegt: “deze tijd beheersen we nog”.

Zeker in het Westen is de rouw er vooral op gericht om het heden van het “dode gewicht” van het verleden te ontdoen.

Dat verklaart waarom bewegingen zoals die van de Argentijnse Madres de Plaza de Mayo radicaal weigeren om te rouwen. Zeker in het Westen is de rouw er, in maatschappelijke termen, vooral op gericht om het heden van het “dode gewicht” van het verleden te ontdoen. Het rouwen dient het leven. De Madres zullen ook nooit in termen van herinnering spreken. Er verdwijnt iemand en dezelfde dag komen mensen op straat om “persoon x nooit te vergeten”. Maar dat is nog geen verleden, dus je mag niet spreken in termen van herinnering of van vergetelheid.

Bij waarheidscommissies denken veel westerlingen er niet aan dat men bijvoorbeeld in Sierra Leone anders met het verleden omgaat dan wij. Zo merkte men dat veel slachtoffers niet wilden komen getuigen omdat zij geloven dat je door te praten over het verleden, dat verleden terug opwekt, en dat je door het noemen van de naam van de doden hun rust verstoort. Omdat wij op een totaal andere manier met tijd en met de doden omgaan, kunnen wij op een veel vrijblijvendere manier omgaan met herinneringen.’

Hoe kun je het collectieve geheugen op een prikkelende manier representeren?

Le Roy: ‘De uitdaging is om het verleden te “theatraliseren”, maar dan niet zoals dat gebeurt in erfgoedpraktijken onder de vorm van spektakel. In een controversieel videokunstwerk van de Poolse kunstenaar Artur Zmijewski, 80064 (2004), waarin de kunstenaar een Auschwitz-gevangene zijn vervaagde kampnummer opnieuw laat tatoeëren om het te “restaureren”, word je als historische getuige en participant aangesproken op je eigen rol als toeschouwer. Dat is geen evidente positie tegenover een dergelijk weerbarstig verleden. Kunst slaagt er ook in om de manier te bevragen waarop we naar het verleden kijken in bijvoorbeeld Hollywoodfilms.

Een opvallend kenmerk van heel die herinneringscultuur is dat het bijna altijd gaat over onze eigen herinneringen.

Zo is er het videowerk Spielberg’s List van de Israëlische kunstenaar Omer Fast. Hij bezocht de filmset voor de film Schindler’s List, in een dorp in Polen, enkele kilometers naast de overblijfselen van een bestaand concentratiekamp. Het werk toont ook interviews met figuranten die meespeelden in de film, maar soms ook zelf de Holocaust nog meemaakten. Als toeschouwer ben je er nooit zeker van wat echt of fictie is. Niemand zal in twijfel trekken dat de Holocaust tot ons culturele geheugen behoort terwijl we er in de meeste gevallen geen directe herinnering aan hebben. Fasts film wijst ons op het geconstrueerde karakter van die culturele herinnering, waarin onder meer films een belangrijke rol spelen.’

Bevernage: ‘Ik wil niet pessimistisch zijn, maar de gemiddelde Hollywoodfilm kan massaal veel meer impact hebben dan de hele geschiedschrijving. Een belangrijke voorwaarde om het collectieve geheugen te sturen is het collectief bereiken. Al bereik je de grote massa, dan nog bereik je geen collectief. Er is een verschil tussen een gedeelde herinnering en een gemeenschappelijke herinnering. Ik was in Manhattan tijdens de gebeurtenissen op 9/11 en zag hetzelfde gebeuren als al die Amerikanen rondom mij. Maar omdat ik geen doelwit was, herinner ik me de beelden niet op dezelfde manier. We hebben geen gemeenschappelijke herinnering.

NN020NN013

Wijst de recente (over)productie van artistieke re-enactments – in beeldende kunst, theater, dans – op een crisis in de kunst of zijn het interessante oefeningen om vandaag kritisch met het verleden om te gaan?

Le Roy: ‘Re-enactments van performances worden als een kritische praktijk naar voren geschoven, maar spelen tegelijk in op een nostalgische tendens. De voorstelling van Fabian Barba, die een re-enactment bracht van solo’s van Mary Wigman uit het begin van de jaren 1930, leidde tot een interessante publiekssamenstelling. Er zaten mensen die je zelden in het Kaaitheater ziet en die in de greep waren van de illusie van een authentieke Mary Wigman Evening die Barba wilde creëren. Tegelijk beseften ook zij dat je als toeschouwer van vandaag de voorstelling eigenlijk niet snapt omdat je de codes niet (meer) begrijpt. De spanning tussen historisch origineel en hedendaagse reconstructie werd zo heel toegankelijk en zelfs ervaarbaar gemaakt.

We hebben ook het “neoterische” gehad, waarbij alles wat nieuw is, daarom ook goed is. Dat is belachelijk.

Re-enactment is daarom een zegen voor dansprogrammatoren, omdat ze tot een reflectie over het medium dans aanzetten maar toch niet oeverloos conceptueel zijn. Bovendien opent re-enactment ook een kritisch discours over danshistoriografie en de mogelijkheden om een efemere kunstvorm als dans te beschrijven, te bewaren of door te geven. In het geval van Barba vertelt de voorstelling bijvoorbeeld ook iets over zijn eigen lichamelijke geheugen en de manier waarop een bepaalde danstaal doorheen de tijd doorheen lichamen overgedragen kon worden. Hoewel het een zeer accurate re-enactment lijkt, wil Barba het historische niet sacraliseren maar net de afstand thematiseren.’

Bevernage: ‘Maar wat is dan precies de kritische beweging? Is het niet zeer minimalistisch om te reflecteren over hoe ik reflecteer? Om te reflecteren over mijn herinnering? Wat is die reflectie dan? Ze bouwen het verleden na en reflecteren daarover? En dat staat dan tegenover het bouwen aan de toekomst? We hebben het “neoterische” gehad, waarbij alles wat nieuw is, daarom ook goed is. Dat is belachelijk, maar dat is zeker ook het oude om het oude. Het oude om te reflecteren over hoe we met het oude omgaan, ja, dat is al beter. Het oude om te reflecteren over het nieuwe, is nog beter, maar is dat geen omweg? Waarom kunnen we niet meer gewoon over dat nieuwe bezig zijn?

Je zit met een heel erg introspectieve focus binnen je eigen veld, en binnen de geschiedenis van je eigen veld, je komt niet meer naar buiten. Dat is een ander kenmerk van heel die herinneringscultuur; het gaat bijna altijd over onze eigen herinneringen. Ik sta sceptisch tegenover het vieren van onze eigen interne geschiedenis. Het is goed om aan zelfreflectie te doen, maar het doel moet altijd zijn om te reflecteren over de buitenwereld.’