Het wonder werkt

Door Tom Rummens, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Vorig jaar belandde Pam Emmeriks bundel Het wonder werkt. Verhalen over kunst op de shortlist voor de Ako literatuurprijs. Dat was op zich al een bescheiden wonder, want vaak gebeurt het niet dat je met 'verhalen over kunst' op zo'n lijstjes terechtkomt. Emmeriks teksten combineren heel veel expertise en kennis met een bijzonder grote bevattelijkheid. En als het even kan, zijn ze nog grappig ook. Toen de Culturele en Literaire Tijdschriften vzw aan rekto:verso vroeg om één van de lezingen in de Notebohmreeks in te vullen, was onze keuze snel gemaakt. We hebben Emmerik uitgenodigd om op 22 mei een lezing te komen geven.

Naar aanleiding daarvan hadden we met haar een gesprek dat mij als redacteur van een tijdschrift als het deze niet onberoerd heeft gelaten: 'Ik vind dat je toch wel echt bijzonder goede redenen moet hebben om een tentoonstelling of een boek waaraan een jaar lang werd gewerkt, op enkele uren tijd en in enkele alinea's de grond in te boren,' zei Emmerik. 'Een beetje nederigheid als criticus kan echt geen kwaad. Maar nederigheid is een zeldzame eigenschap geworden. Teveel mensen hebben een opvatting, hoewel ze zelf eigenlijk bijzonder weinig meemaken. Ze hanteren een strak en behoorlijk theoretisch kader en binnen dat kader laten ze zich meevoeren door de allergrootste onzin. Misschien zit het feit dat critici tegenwoordig vaak een academische achtergrond hebben daar wel voor iets tussen. Op een vrije en onbevangen manier nadenken over kunst wordt op universiteiten niet aangeleerd. Ik zie vaak jonge mensen in de journalistiek terechtkomen die wel over veel feitenkennis beschikken, maar die er geen idee van hebben hoe ze die kennis moeten toepassen.'
Het is natuurlijk een onoverkomelijk feit dat critici en recensenten veel minder tijd besteden aan het kunstwerk dat ze bespreken dan de kunstenaar die dat kunstwerk maakte. Dat is onoverkomelijk, maar het brengt ook een spanningsveld met zich mee. Jonge en relatief onbeslagen recensenten boren soms genadeloos en met niet altijd even katholieke argumenten een werk in de grond waaraan een kunstenaar met een enorme staat van dienst soms jarenlang bezig was. En alsof dat niet genoeg is bereikt met name een krantenrecensie dan ook nog eens veel meer lezers dan de gemiddelde roman of theatervoorstelling of zelfs rockplaat ooit kan doen.
Toch lijkt er mij niks minder interessant te bestaan dan een criticus die zich bij alles wat hij schrijft compleet bewust is van de mogelijke impact van wat hij schrijft. Dat zou verlammend werken. Elk kunstenaar is er in het doorgaans zeker van dat wat hij doet ten minste toch de moeite waard is. Een criticus moet vanuit zijn persoonlijkheid en vanuit zijn expertise — ook al is die beperkt — een poging doen om daar van op een afstand over te oordelen. Hij is daarbij principieel vrij om te denken wat hij of zij wilt. Dat betrokkenheid en feeling daarbij van levensbelang zijn spreekt voor zich (de discussie tussen Evelyne Coussens, Peter Anthonissen en Dirk Pauwels in de vorige twee nummers ging in wezen daarover). Met rekto:verso willen wij daarvoor staan. Ook in dit nummer, het tiende intussen. Oordeel zelf. En als er iets in staat wat u niet zint: geef uw commentaar hier op de website.