Het werk van Kris Verdonck. De nulgraad van beweging

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

In zijn installatieparcours K, a Society brengt Kris Verdonck een aantal figuren uit zijn oeuvre samen: zakenlui strak in het pak, mensen gebukt onder ruimtelijke beperkingen, objecten die tot leven komen in een korte dans. De dystopische, vervreemdende ‘society’ die zo ontstaat, is Kafkaiaans, maar de K uit de titel slaat vooral op Kris Verdonck als eenentwintigste-eeuwse puppet master.

GOSSIP2

GOSSIP3

K ging vorige zomer in première in Essen, in het reusachtige Zollverein: een voormalige steenkoolsite, omgevormd tot artistieke én toeristische site, en Unesco werelderfgoed. Gefundenes Fressen voor Verdonck en zijn Kafkaiaanse wereldbeeld: de ruimte is beladen met de erfenis van de industriële revolutie en het kapitalisme, waarin de mens zelf een onderdeel werd van de machine. Vandaag straalt deze onwezenlijke plek een bizarre vorm van humor en gezelligheid uit – een zwembad, een worstenkraam, dagjestoeristen – tussen eindeloze schoorstenen en fabrieksgebouwen.

Verdoncks voorstelling vormt een parcours door verschillende ruimtes van de Kokerei, de cokesfabriek. Op een brug boven een stortkoker word je geprangd tussen twee videowanden met een lange rij roddelende mensen. In volgende naakte ruimtes kijk je neer op een kamerbreed liggend scherm met drijvende ambtenaren in een zwembad, of een vloer vol machinale knuffelhondjes. Verdonck – theatermaker, beeldend kunstenaar en architect – had altijd al iets met de intieme verhouding tussen levende wezens en koele apparaten. Dansers vastgeklonken aan hangmachines, een dolle slijpschijf als choreografie, een verstilde acteur op (sterk) water: al zijn installaties of performances zijn fascinerende verbeeldingen van ons nakende bestaan als halve cyborgs. In K, a Society wordt het publiek door alle ruimtes geloodst door een gids die de timing strak houdt. Dat is een praktische noodzaak: door de echo in de enorme ruimtes kunnen de installaties niet synchroon lopen. Maar er zijn ook inhoudelijke consequenties. Het bezoek wordt chronologisch gestructureerd: het publiek moet net zo lang blijven als de performance duurt. Het live-aspect dat zo bepalend is voor Verdoncks oeuvre, blijft zo bewaard. Elke nieuwe stap in de richting van beeldende kunst – vijf van de acht getoonde werken zijn video-installaties – blijft de sporen van theater dragen. Tegelijk openen deze experimenten met projectie (spiegelprojecties, hologrammen) en perspectief (close-up en slow motion) ook een nieuw onderzoek van de ruimte. De extreme vertraging van de val in de video-installatie ‘Presyncope’, vanuit het standpunt van de man wiens brein uiteengespat ligt op de grond, hypnotiseert. Andere installaties worden net wat overklast door de monumentaliteit van het gebouw. De gapende afgrond onder de voeten van de toeschouwer in ‘Gossip’ werkt symbolisch, maar leidt ook de aandacht af.

VAN WALT DISNEY TOT ROBOTICA

De rode draad door K – en door Verdoncks hele werk – is naar eigen zeggen het unheimische, een alomtegenwoordig begrip in het hedendaagse kunstdiscours. Volgens Freud en velen na hem is het unheimische het alledaagse dat plots verschijnt in een nieuw, onrustwekkend licht. Het vertrouwde wordt vreemd omdat verdrongen complexen of overwonnen, primitieve denkbeelden onverwacht opnieuw naar boven komen. De kunst biedt een ‘veilige’ – want van het dagelijkse leven geïsoleerde – plek om het unheimische op te roepen en door allerlei effecten en ingrepen te versterken. De esthetische ervaring doet ons genieten van iets wat in het echte leven angst of weerzin zou opwekken. De voorbeelden die Freud aanhaalde om zijn these te onderbouwen, sluiten perfect aan bij het werk van Verdonck. Het zijn allerlei fenomenen waarbij de grens tussen leven en dood, tussen mens en levenloos ding, plots vervaagt: dubbelgangers, herhaling, levenloze dingen die plots levend lijken (zoals de obscene pluchen hondjes in ‘Monster’). Kunst wordt een uitloper van magie, waarin objecten bezield worden en een autonoom leven krijgen, en waarbij de donkere wortels van onze ‘beschaving’ geopenbaard worden.

Verdoncks oeuvre is één grote verkenning van de animistische tussenruimte tussen zijn en niet-zijn

Deze visie brengt ons bij het animisme, het geloof in de bezieldheid van objecten en wereld. De rationalistische en kolonialistische negentiende-eeuwse antropologie zag animisme als een typisch kenmerk van primitieve culturen, dat overwonnen werd in verder ontwikkelde beschavingen. Maar de laatste tijd kent het een verrassende revival in de kunstwereld. In de grootse en indrukwekkende tentoonstelling Animism (Antwerpen-Bern-Berlijn, 2010) ontwikkelde curator Anselm Franke een hoogst interessant alternatief discours over animisme, dat de dichotomie tussen primitief en modern problematiseert. Animisme werd hier de sleutelterm voor allerlei experimenten op de grens van kunst, antropologie, technologie en wetenschap. Niet alleen in de avant-gardekunst en de populaire cultuur na Walt Disney was animatie van objecten een rode draad. Ook de hoogtechnologische wereld waarin we leven –  de wekker die begint te praten, het koffieapparaat dat vanzelf begint te lopen – is een ‘bezielde’ wereld. Onze bijhorende unheimische gevoelens sussen we met de idee dat wij die automatische objectenwereld met één druk op de knop weer kunnen uitschakelen. Door andere (menselijke en niet-menselijke) levende wezens te behandelen als objecten, weten we onze heerschappij voortdurend bevestigd.

LIVE TIJDLOOSHEID

Maar wat als die hulpvaardige objectenwereld ineens niet meer te hanteren valt? Wat als de objecten toch een bewustzijn zouden ontwikkelen en in opstand kwamen tegen hun overheersers? Dat scenario is niet enkel het onderwerp van fictie (literatuur, film, strip), maar wordt ook druk onderzocht in de artificial life en de robotica. Wie heeft uiteindelijk de vinger op de knop? En wat is het doel van die onzichtbare hand? Verdoncks oeuvre is één grote verkenning van de animistische tussenruimte tussen zijn en niet-zijn. Steeds opnieuw gaat het om de grenzen tussen mens en machine, beweging en materie, leven en dood, herhaling en contingentie, tussen ons digitaal-postindustriële tijdperk en een animistische wereld. Maar in literatuur, film, animatie of beeldende kunst staan die confrontaties los van de tijd. Bij Verdonck gebeuren ze ‘live’, ergens tussen installatie en performance. Machines worden dansers, dansers worden marionetten, hologrammen vervangen acteurs, de energie van een menselijk lichaam drijft een spijkerbed van licht aan.

Het live-karakter van dat grensonderzoek is cruciaal. Er is bij Verdonck geen eindproduct dat overblijft (video-opnames tonen het onderwerp, maar niet de confrontatie tussen toeschouwer, performer en ruimte). Het nu-moment wordt geënsceneerd op scène: in het donker, met minimaal geluid, bewegingsloos of repetitief, zonder narratief. Onze ervaring wordt uitgerekt tot een soort tijdloosheid. In I/II/III/IV, bijvoorbeeld – waarin opgehangen danseressen transformeren van donkere engelen tot louter bewegende lichamen – vergroten de sobere mise-en-scène, het repetitieve danspatroon en de minimalistische soundtrack van Stefaan Quix deze strijd tegen de zwaartekracht uit tot er enkel een nulgraad van beweging overblijft. Langzaamaan wordt de mathematisch herhaalde dans een gesloten circuit. Ook in het meer barokke, apocalyptische End is de rechte lijn die de verschillende figuren steeds opnieuw met veel moeite afleggen, de uitvergroting van een eindeloze cirkelbeweging die pas echt tot haar einde zal komen wanneer de figuren van uitputting bezwijken en de machines finaal stilvallen.

LEVENDE MACHINES IN LOOP

Het stilvallen van beweging is een constante bij Verdonck: elke installatie, elke performance kan in principe eindeloos doorgaan, tot de performers of het publiek bezwijken. Zowel het handelen als de controle van de gevangen subjecten op scène wordt herleid tot een totaal verstilde animatedness. Deze nulgraad van gevoel leidt volgens Sianne Ngai niet langer tot verandering (of catharsis), maar houdt ons een donkere spiegel voor van een geautomatiseerd universum waarin de grenzen tussen subject en object totaal vervagen. Dat punt waarop de mens net niet dood is en de machine net niet levend, versterkt juist het live-karakter van het gebeuren. Er ontstaat een uniek soort aandacht, waarbij elk detail wordt uitvergroot en beweging en muziek iets krijgen van een stop motion-effect. De repetitiviteit biedt geen enkele garantie: op elk moment kan er iets onverwachts gebeuren of kan het misgaan. De video-installaties in K kunnen in principe  eindeloos in loop doorgaan, maar het levende organisme van het Kokerei-gebouw lijkt, met zijn echo, duisternis en gebrek aan zuurstof, de mens te verjagen. De gids, door zijn koptelefoon afgesloten van elk contact, is niet meer dan een poortwachter. Zoals in Kafka’s novelle Für den Gesetz worden we nooit toegelaten tot de eigenlijke kern van het verhaal.

Rest de vraag naar de rol van Kris Verdonck als de man achter de machine, die de touwtjes in handen houdt. Zijn installaties hebben naast verbeeldingskracht en visie ongetwijfeld ook een enorme technische voorbereiding en samenwerking nodig. Net daardoor gaat hij op zoek naar wat hij in zijn werken thematiseert: de grens waarop het misloopt, het moment waarop de perfectie van de machine ontspoort, het begeeft en zich feilbaar toont. Het is die feilbaarheid – de kwetsbaarheid van alle subject-objecten op scène én van de enscenering zelf – die de fascinerende spanning in Verdoncks werk creëert.

K, a Society speelt van 10 tot 12 november in Vooruit (www.vooruit.be) en tussen 26 februari en 6 maart in Kaaitheater (www.kaaitheater.be). Zie ook www.atwodogscompany.org.