Het verhaal achter de drie torens

Door Heleen van der Meulen, op Thu Jan 23 2014 10:05:08 GMT+0000

De Rabot-torens zijn een beladen plek in Gent. Ten prooi gevallen aan negatieve mythevorming, gaan ze nu tegen de vlakte. Op kunstenaars hadden ze echter een sterk magnetische werking. Simon Allemeersch en co huisden er zelfs dik twee jaar en tonen nu de resultaten van hun zoektocht met bewoners naar het verhaal achter de torens. En zo was er de jongste jaren wel meer artistieke passage. Puur exotisme of een nieuw soort engagement? Wanneer slaagt een kunstproject met sociale inslag?

Vanaf 1972 werden de drie Rabot-torens opgetrokken als een woonproject voor Gentenaars met een vast inkomen, door hun vroegere buren vaak aangeduid als 'dikke nekken'. Al in de jaren 1980 veranderde echter de status van het gebouw. De betekenis van 'sociaal wonen' verschoof van 'een oplossing voor de woningnood' naar 'behuizing voor kwetsbare gezinnen', wat onvermijdelijke spanningen opleverde met de eerste bewoners. Ook was de woningmaatschappij na de bouw van de eerste toren in geldnood geraakt – de oliecrisis van 1974 – waardoor de twee andere torens opgetrokken werden volgens ‘economische principes’. Vandaag blijken de indeling en de nummering van de flats één groot kluwen, zelfs voor de brandweer. Op een mortuarium na telden ‘de blokken’ geen gemeenschappelijke ruimtes, en ook de infrastructuur laat te wensen over. Door het vooruitzicht van de afbraak worden geen renovatiewerken meer voltrokken. Bewoners met vochtproblemen of zonder warm water kunnen nergens meer terecht.

Rabot4-358_JefBoes-8.jpgOok de redenen voor de afbraak (en geplande heropbouw) zijn niet helemaal doorzichtig, vindt Wannes Degelin van Samenlevingsopbouw, tot voor kort werkzaam in de woontorens. ‘Zowel Stad Gent als huisvestigings-maatschappij WoninGent halen vooral de veroudering van de gebouwen aan. Maar zijn hun redenen wel zo nobel als ze laten uitschijnen? Je kan de kwaliteit van de woontorens misschien niet meer hedendaags noemen, maar wat doe je dan met de andere woningen in de wijk, waarvan de woonkwaliteit nog een stuk lager ligt? Zeker als je weet dat er per blok tweehonderd gezinnen een andere stek moeten vinden, is zo’n verhuis allesbehalve evident.’ In principe kunnen de oorspronkelijke huurders terecht in de nieuwe complexen die over een paar jaar op dezelfde plek moeten herrijzen, maar kan dat dan nog tegen dezelfde voorwaarden? Degelin voorziet dat de stedelijke uitbreiding ervoor zal zorgen dat het Rabot over enkele jaren deel uitmaakt van het stadscentrum. ‘De huurprijs zal de hoogte inschieten. De mensen die nu in het Rabot wonen, zullen er heel waarschijnlijk geen appartement meer kunnen betalen.’

Community art

Het was Degelin zelf die Simon Allemeersch in 2010 contacteerde om ‘iets’ te komen doen in Rabot. ‘Ik wou ervoor zorgen dat de torens niet herinnerd zouden worden als “de lelijkste gebouwen van Gent”. En omdat Simon geen sensatiezoeker is, leek hij me de geknipte persoon om samen met de bewoners een eerlijk verhaal te vertellen.’ Allemeersch en vijf andere kunstenaars verzamelden het geheugen van ‘de blokken’ vanuit een atelier in de eerste blok, en maakten een artistieke inventaris van wie er woont en woonde. Eind januari leidt dat nu tot een alternatieve filmdocumentaire, een voorstelling/lezing en een boek, Rabot 4-358, dat hun hele traject met (ex-)bewoners documenteert met foto’s, tekeningen en verhalen. In een feestelijke optocht, voorafgegaan door componist Peter Vermeersch en een tiental muzikanten, worden de boeken op 24 januari bezorgd op de nieuwjaarsreceptie van de Rabot-wijk zelf.

Omdat ook community art moeilijk zonder geld kan, past steeds weer de vraag welk doel ze eigenlijk dient.

Het is het voorlopige sluitstuk van een hele reeks artistieke interventies in de torens, waaronder die van theatergezelschap Studio Madelein en de Mexicaanse Teresa Margolles voor TRACK. Samen staan hun projecten voor een groeiende sociale interesse bij kunstenaars. Maar hoe uit die zich? ‘Geëngageerde kunst’ kent vandaag vele vormen: politieke kunst, _environmental _art, protest art, community art, ethische kunst … Het zijn allemaal benamingen die uiteindelijk neerkomen op kunst die een maatschappelijk verschil betracht. Daarbij treedt niet enkel het sociale op de voorgrond, stelt Paul De Bruyne in zijn artikel ‘Community art as a contested artistic practice’ (in Community Art, 2011). Community art projecten verdedigen ook waarden als solidariteit, vriendschap, gemeenschapsgeest. Ze bevestigen én ondermijnen de identiteit van de gemeenschap waarin ze plaatsvinden, om daar verandering en cohesie te helpen bewerkstelligen. Net omdat ze vaak vertrekken van directe relaties tot hun omgeving, kunnen ze therapeutisch of net subversief werken, en zowel esthetische als politieke invloed hebben.

Die impact is niet onschuldig. Een kritische kijk is wenselijk. Omdat ook community art moeilijk zonder geld kan, past steeds weer de vraag welk doel ze eigenlijk dient, zeker als de overheid deze stroming stimuleert. Wat zijn de noodzakelijke voorwaarden voor artistieke projecten die hun sociale interesse en hun uiteindelijke impact integer weet te matchen?

Atelier als draaischijf

_Rabot 4-358 _begon als een persoonlijke keuze. Los van enige overkoepelende instantie – stedelijk of artistiek, financieel of productioneel – settelde Simon Allemeersch zijn atelier in een leeg appartement op het gelijkvloers van een van de Rabot-torens. Zo had hij vrij spel. Wel was het in het begin opboksen tegen de negatieve perceptie over kunstenaars in Rabot. Hun continue passage had bewoners steeds sceptischer gemaakt: ‘Allez, ze gaan hier weer eens iets doen.’ Fotografen die in het verleden kiekjes waren komen maken van hun armoede, van de ‘vuile appartementen’ of de schrijnende toestanden: ze hadden uiteindelijk een bekrompen sensationeel beeld uitgedragen en lieten een wrange nasmaak.

Het kunstenaarsatelier in de Rabottorens.jpgAllemeersch pakte het anders aan dan vele andere projecten met sociale inslag. ‘Ik werk niet voor de bewoners, maar de bewoners voor mij, als experts en mede-eigenaars van het verhaal van de torens.’ De bewoners boden Allemeersch tips en contacten, leverden documentatie aan, hielpen hem filmen of traden zelf voor de camera op. Die co-creatie ontstond niet van de ene dag op de andere. Eerst groeide het kunstenaarsatelier uit tot een wekelijkse ontmoetingsplek waar bewoners samen konden eten en koffie drinken. Langzaam rijpten er contacten en kwamen er verhalen los. Verhalen over bizarre micro-economieën in de torens, maar ook tragische levensverhalen. Allemaal kregen ze, op een of andere wijze, een plek in Rabot 4-358, het artistieke eindresultaat. Voor Allemeersch stond de spanning tussen collectiviteit, biografie en vriendschap centraal. ‘Dat dit project gegroeid is uit een vriendschap tussen Wannes en mij, heeft ook het eindresultaat bepaald. Ik heb geredeneerd vanuit familie en netwerken.’

‘Het begon als een eenmansproject, en dat is gewoon ontploft.’ Continu nodigde Allemeersch in zijn atelier ook vrienden, kennissen en collega’s uit. Een paar zijn blijven plakken: tekenend kunstenaar Sofie Van Der Linden, fotograaf Jef Boes, journaliste Eline Maeyens, fotograaf en beeldend kunstenaar Maarten Devrieze en vormgever Mario Debaene. Allemeersch vond het belangrijk dat ook zij in de torens vertrokken van hun eigen autonome parcours als individueel kunstenaar. ‘Anders ben je bezig met sociaal werk. Al kan mijn werk er misschien op lijken, ik heb een hekel aan dingen waar een sociale “plicht” aan vasthangt. Dat moet je echt vermijden.’

Opleuken of ondermijnen?

De complexiteit van dit soort artistieke interventies is dat die individuele autonomie natuurlijk nooit vrij spel krijgt. Ze komt meteen in confrontatie met sociale uitdagingen en niet-artistieke verwachtingen van allerlei beleidsstructuren. Zo had de woningmaatschappij Allemeersch’ aanvraag voor atelierruimte in eerste instantie geweigerd, tot hij positief in de pers kwam en de kritiek van bewoners op de verhuis aanzwol. Toen kon het plots wel. ‘Kunstenaars dienen nu eenmaal vaak om allerlei toestanden ‘oké’ en ‘tof’ te maken door leuke projecten te doen, maar daar word ik ambetant van.’ Toen de woningmaatschappij er enige tijd later achter kwam waar Allemeersch echt mee bezig was, verminderde het enthousiasme opnieuw. Het werd de aanzet voor een continue onderhandeling over de gedeelde én de uiteenlopende missies van de Stad en de betrokken kunstenaars. Moeten artiesten wel of niet een beleidsagenda helpen uitvoeren? Hoe omgaan met de sociale uitdagingen in het Rabot?

Oprecht sociaal-artistiek werk moet zich ver houden van sugarcoating: de artistieke verzoeting van sociale ellende.

Degelin, als opbouwwerker, vindt dat oprecht sociaal-artistiek werk zich ver moet houden van wat hij sugarcoating noemt: de artistieke verzoeting van sociale ellende. Maar hoe doe je dat, als kunstenaar? Het komt erop aan niet terug te deinzen voor aanvaringen, bijvoorbeeld door in te gaan tegen ‘de katholieke reflex van de Stad om miserie niet te tonen’. In het logboek dat Allemeersch en co publiceerden over hun 27 maanden in de torens, wordt alles openlijk gedocumenteerd, zelfs vrij bitsige mails met de pers.

Subversie blijft een noodzakelijke hoeksteen van geëngageerde kunst. Wanneer kunstenaars naast hun esthetische project niet ook aan de boom schudden, vervliegt hun project snel tot een druppel op een hete plaat. Kunstenaars hebben daarbij één voordeel: onder de paraplu van de fictie hebben ze juridisch gesproken veel meer vrijheid. Dat kan van hun schijnbaar flauwe positie in de werkelijkheid iets heel krachtigs maken, zo hun autonomie samen spoort met een integer ethisch bewustzijn en een gerichtheid voorbij het vaste kunstenpubliek.

Straffe verhalen

Hoe zat dat voor de andere kunstenaars die het Rabot de revue heeft zien passeren? In 2010 draaide Lydia Rigaux in de torens de korte documentaire Slechts op bezoek. De film volgt de twaalfjarige Cesar (Emiel Vandenberghe) die, als een begripvolle engel, op visite gaat bij vier bewoners. Danny spreekt zijn liefde uit voor zijn enige dochter Stefanie. Constance staart boven een sigaret voor zich uit en bevestigt dat ze enkel tv kijkt en slaapt. Alain vertelt in de hall over de dood van zijn broer, ‘het centrum in zijn leven’, na een overdosis. En Jean-Pierre verhaalt hoe hij op een morgen gevleugelde engelen zag, maar weer in slaap viel. Het zijn korte menselijke karakterschetsen, ingebed in een afstandelijke en enigmatische sfeer. Alsof Slechts op bezoek op bijna religieuze wijze identiteit wil schenken aan de vele gekwetste zielen in deze troosteloze woonblok met de grootse kleurloze façade waarmee de film opende.

Slechts op bezoek, Lydia Rigaux.jpgNog in 2010 presenteerde Studio Madelein, een Gents locatietheatergezelschap dat op zoek gaat naar schoonheid in het alledaagse leven, de voorstelling Achter glas in een leegstaande flat van blok 1, met uitzicht over de hele wijk. Regisseur Tine Van Damme en actrice Hannah Van den Hende namen voor hun monoloog over eenzaamheid een paar interviews af met bewoners, die mee verwerkt werden in de tekst. ‘Maar om een zekere afstand te bewaren, hebben we bewust niet gekozen voor een sociaal-artistiek project, noch voor enige samenwerking of een open gesprek’, getuigt Van Damme. ‘Voor de bewoners zelf was het resultaat misschien wat confronterend, maar dat hebben de vijf mensen die de voorstelling hebben gezien, wel niet zo ervaren. Ook vooraf was er al gepolst of mensen zich niet onheus behandeld voelden.’

_Achter glas _koos de strategie van de parodie. ‘Het was geen uitlachtheater, maar het kwam er wel dicht bij’, aldus Van Damme. ‘Ons personage was één grote uitvergroting, wat het ook voor mensen in die situatie wel grappig kon maken.’ De vraag blijft natuurlijk wel wie van die poëtische humor de eigenaar is, en voor wie ze wordt opgevoerd. Mensen anoniem uitbeelden voor externe bezoekers, zonder henzelf te betrekken in het productieproces, geeft algauw enig dierentuin-gehalte aan het geheel. In elk geval bouwt zo'n keuze op de beladen mimesis-gedachte: dat je 'mensen uit de blokken' kan nadoen.

Ook TRACK, de tentoonstelling waarmee S.M.A.K. in de zomer van 2012 uitzwermde over de hele stad, vond de weg naar het Rabot. In hun matching tussen internationale kunstenaars en karakteristieke Gentse locaties engageerden curatoren Philippe Van Cauteren en Mirjam Varadinis de Mexicaanse kunstenares Teresa Margolles om artistiek aan de slag te gaan met de geplande afbraak van de torens. In haar filmproject La Casa, binnen TRACK gepresenteerd op de nabijgelegen Gasmetersite, paarde ze verhalen van een paar bewoners van het Rabot aan getuigenissen uit specifieke wooncontexten uit Juárez, Mexico. Allemaal beantwoordden ze dezelfde vraag: hoe voelt het om geen thuis meer te hebben?

Spanning zoeken

Soms lijkt kunst te dienen als alibi om het gluren te vergoelijken.

Sociaal zijn al deze artistieke projecten in de zin dat ze zich interesseren voor de dagelijkse situatie van mensen op een kwetsbare maatschappelijke plek. Politiek zijn ze veel minder. Ze zoomen in op individuele portretten, losgemaakt van de bredere problematiek rond de locatie waarvoor ze nochtans expliciet gekozen hebben. Het is de meest vanzelfsprekende vorm van documenteren: kunstenaar meert aan, vist een paar bijzondere verhalen op en vaart weer uit met de vangst, waar de bewoners zelf veelal nog weinig van terugzien. Rimpelloos blijft alles bij het oude. Sommige projecten beogen ook niet meer, maar dat wil niet zeggen dat er geen vragen bij te stellen vallen rond eigenaarschap of artistieke exploitatie.

Degelin vindt de benadering van Simon Allemeersch en zijn kompanen veel artistiek-socialer dan vele andere projecten die hij heeft zien passeren in het Rabot. ‘Soms lijkt kunst te dienen als alibi om het gluren te vergoelijken.’ Zo herinnert hij zich nog een andere kunstenaar die deel uitmaakte van TRACK, en over het leven in de blokken een film wou maken. ‘Zijn eerste vraag was: “Kan je me even aanwijzen waar al die hoeren en verslaafden wonen?” Prompt weigerde Degelin nog verder mee te werken. ‘Je steunt toch geen kunstenaars die munt willen slaan uit de miserie van mensen?’

Een belangrijk verschil is dat Rabot 4-358 expliciet beoogt om mensen terug te verbinden, in plaats van louter hun eenzaamheid te portretteren. Al gebeurde dat niet helemaal bewust, toch creëerde Allemeersch al van bij aanvang een platform dat mensen en partijen opnieuw rond de tafel bracht. Dat hoeft daarom nog geen unaniem gezellige boel op te leveren, wel integendeel. Cruciaal voor Allemeersch is het zoeken naar spanning. ’Je moet fricties blootleggen, zodat er spannende verhoudingen kunnen ontstaan.’ Als theatermaker zoekt hij naar een verhaal dat begint te leven en te trillen. Zijn eigen standpunt tegenover die van bewoners zorgt voor discussie, zorgt voor activiteit. ‘Anders wordt het te vanzelfsprekend, en zelfs vervelend.’

Niet de bestemming, maar de weg

20.02.12.jpgZo vallen er voor geslaagde community art projecten zoals De Bruyne ze definieert, nog wel meer aandachtspunten te noemen. Cruciaal is volgens Allemeersch dat participanten uit de rol van ‘hulpbehoevende subjecten’ gedwongen worden. Zelf kreeg Rabot 4-358 in elk geval meer dynamiek zodra de bewoners begrepen dat Allemeersch er niet was om met hen ‘sociaal bezig te zijn’, maar dat hij net hun hulp nodig had. In een oprecht sociaal-artistiek werk ondergaat de maker evenveel invloed als de participanten, maar zonder zichzelf in de kijker te willen zetten. Het is de creativiteit van de participanten die primeert, net zoals het proces primeert op het resultaat. Want: ‘inhoud en betekenis kunnen enkel uitgedragen worden door de mensen zelf.’ De rol van de maker is dat proces te omkaderen en de uitkomst ervan mooi te presenteren.

En daar stopt het niet. Het is net omdat vele kunstenaars de deur achter zich dichtslaan zodra het artistieke product klaar is, dat de bewoners van het Rabot zich steeds sceptischer gingen opstellen tegenover aanwaaiende artiesten. Ze voelen zich door kunstenaars die hun privésfeer binnendringen en dan weer snel weg zijn, al te zeer geobjectiveerd. Dat willen Allemeersch en co tot elke prijs vermijden. Zo werd al in oktober een voorlopige montage van Allemeersch’ film voorgelegd aan de bewoners waarmee hij hem heeft ingeblikt. Danny kon het resultaat wel smaken. ‘Maar vergeet er zeker niet bij te zetten dat ge ook vrienden hebt gemaakt, he!’

Wellicht de belangrijkste voorwaarde voor zinvolle community art projecten is hun proces genoeg tijd te gunnen. Niet alleen in sociaal, maar ook in artistiek opzicht. Net door mensen langzaam zichzelf te laten worden, op te komen voor hun rechten en eventueel dingen te veranderen, rijpt ook de mogelijke kwaliteit van het artistieke eindproduct, zonder dat de kunstenaar daar zelf nog altijd actief in moeten meehelpen. En ook ethisch bekeken is langdurige aanwezigheid noodzakelijk. ‘Rapporteren over die drie dagen dat er iets strafs gebeurt en niks zeggen over de honderden andere, is geen eerlijk beeld’, vindt Degelin. ‘Een hoog Telefacts-gehalte leidt enkel tot misinterpretatie en negatieve beeldvorming.’

De impact van die tijdsintensieve en coöperatieve benadering achter Rabot 4-358 is merkbaar. Het project zorgde er mee voor dat er een werkgroep werd opgericht waarin bewoners opnieuw samen verantwoordelijkheid opnemen voor de buurt, dat er terug een (aanwezige) wijkagent is, … Het zijn geen resultaten die Allemeersch en co expliciet beoogd hebben, maar zijn het louter toevallige effecten van hun langdurige aanwezigheid? ‘Het enige wat we hebben gedaan, is er zijn’, zo noemt fotograaf Maarten Devrieze het. ‘Meer is ook niet nodig, dat merk je aan de mensen.’

‘Rabot 4-358’ wordt gepresenteerd in Vooruit op 23, 25 en 26 januari 2014.

Heleen van der Meulen volgt de master Kunstwetenschappen aan KU Leuven. Ze schreef dit artikel in het kader van een onderzoeksstage bij rekto:verso.