Het statuut en de functie van de theaterauteur

Door op Wed Aug 01 2007 13:01:19 GMT+0000

In elk nummer werpt rekto:verso zich in de kontro:verso-rubriek op een heet cultureel hangijzer. Twee tegenstrijdige, ongezouten meningen worden broederlijk naast elkaar geplaatst. Als het niet klinkt, dan moet het maar botsen. Dit maal zijn Christian Rullier en Wayn Traub het grondig oneens over het statuut en de functie van de podiumauteur.

KONTRO
Les couscous d'état. Over koekoeken en subsidies.

: Christian Rullier

De koekoek is een bijzondere vogel: niet alleen is zijn gezang repetitief en vervelend, hij houdt er ook van zijn nest te bouwen in dat van een andere vogel. In het hedendaagse gesubsidieerde theaterlandschap loopt een gelijkaardig dier rond: de regisseur. Al kwetterend baant hij zich jaar in jaar uit een weg door de klassiekers, zichzelf dwangmatig herhalend met slechts één doel voor ogen: niet alleen hunkert hij ernaar de versie van deze of gene collega naar de kroon te steken, in de eerste plaats wil hij indien mogelijk de identiteit van de auteur, de daadwerkelijke eigenaar, wegmoffelen (cf. Phèdre van Patrice Chéreau, Midzomernachtsdroom van Mnouchkine, etc). Vaak probeert hij zich een plekje te versieren in het sterrensysteem en neemt hij daarvoor een of andere vedette onder de arm die op zijn beurt op zoek is naar 'intellectuele herbronning', moegetergd door de vele rolletjes in de audiovisuele pletwals. Onder het mom van een herinterpretatie van een klassieke auteur eigent de regisseur zich de kern van een werk toe, voegt hij er een eigen semantische, poëtische visie aan toe, dit wil zeggen zijn hoogstpersoonlijke artistieke aderlating, zich gedragend als een immobiliamakelaar die je enkel de toiletten toont om je dan onmiddellijk een huurcontract onder de neus te schuiven.

De manier waarop de hedendaagse theaterregisseur misbruik maakt van zijn macht, is ronduit schrijnend. Niet alleen verdoet hij zijn tijd met het smachten naar een onterecht hoog salaris (Rullier verwijst hierbij in eerste instantie naar de situatie in de Franse 'centres nationaux d'arts dramatiques', red.) — dromend van zijn volgende 'revolutionaire' versie van Le Misanthrope en van een nieuw contract met het ministerie. Erger nog: de carrière van jonge, hedendaagse auteurs wordt afgeremd omdat de regisseur verwaarloost de hedendaagse auteurs te lezen. Een koekoek is op dit punt bijzonder bijziend. Slechts een vraag interesseert hem: hoe kan hij zijn oubollig ei kwijt in dit nieuwe nest waarvan de vorm nog alle kanten uitkan? Hoe kan hij zijn eigen mythologische obsessie op mediagenieke wijze kwijt in die warboel van beelden en betekenissen? Bon sang, hoe vervelend. Soms, botst de werkloze koekoek tussen twee ontgoochelingen door uiteindelijk toch op een structuur die hem een beetje gerieflijkheid kan schenken. Onmiddellijk wordt er een auteur bijgehaald — hij is immers nog in leven. De auteur mag dan plaatsnemen aan de tafel van de Heer en krijgt een paar kruimeltjes van de publieke dis toegeworpen. Zucht van verlichting: de boekhouding klopt — er werd immers geïnvesteerd in een hedendaagse auteur — en de subsidies zijn veilig. Waarover klagen die hedendaagse theaterauteurs toch?

Vandaag ben ik er meer dan ooit van overtuigd dat de nieuwe wind in theaterland er slechts kan komen bij gratie van de auteur. De regisseur van zijn kant delft het graf van de theatrale vernieuwing die hij zelf ooit op gang bracht. Schaamteloos profiteert hij van een ondoordringbaar systeem en een al even onverschillige culturele ideologie. Enkel met zijn monotone gezang verrijkt hij het theater, gezang dat zich algauw gaat vermengen met echo's van incompetentie en ijdelheid. Met een vierde van zijn budget zou een auteur de productie van het hedendaagse theater kunnen vertienvoudigen en dit in een geest van avontuur, onderzoek en creatie. De koekoe hypothekeert het theater van de toekomst door zich te beperken tot de eindeloze reproductie van zijn dada's en zich rijkelijk te laten financieren door de overheid.

Het wordt tijd dat we de klok opnieuw juist zetten.

VERSO

Tegen de literatuur en tegen de vernieuwing

: Wayn Traub

Zolang de schrijver ervan overtuigd is dat theater niet kan zonder tekst, zolang hij zichzelf wijsmaakt dat acteurs in dienst staan van het woord,
zolang hij blijft geloven dat hij de regisseur in het oog moet blijven houden en
zolang hij de podiumkunsten in het schuifje van de literatuur wil laten passen,
zolang is de schrijver gedoemd om gefrustreerd te blijven roepen om de vernieuwing van het theater.

De schrijver staat in de literatuur in het middelpunt van het creatief proces, in het theater echter is hij niet belangrijker dan de lichtontwerper, acteur of kostuumontwerper. Hij kan in de literatuur streven naar vernieuwing maar in het theater zal hij moeten leren samenwerken.

Laat het duidelijk zijn, theaterstukken horen niet te worden bestudeerd door filologen, horen niet te worden geschreven of gelezen en horen eigenlijk ook niet thuis in de literaire traditie. De theatertekst is niets meer dan een tekstuele registratie van een veel complexer geheel dat zelfs op video niet perfect te registreren valt. Wat niet wil zeggen dat dat tekstuele overblijfsel niet van een hoog niveau kan zijn. Een zeer kwalitatieve theatertekst daarentegen zal niet noodzakelijk een even kwalitatieve voorstelling opleveren.

Theater is zoveel ouder dan het gesproken woord, zoveel ouder dan het geschreven woord, nog zoveel ouder dan het boek, en dan nog immens veel ouder dan het auteurschap. En de theatergeschiedenis heeft historisch gezien een immens veel langere periode gekend zonder dan met schrijver. Waarom zou de schrijver vandaag dan ineens zo onmisbaar zijn? Waarom zou er nota bene zelfs vernieuwing noodzakelijk zijn? Het theater heeft gewoon geen schrijvers nodig, en de schrijver die dat begrepen heeft is op de goede weg, niet naar vernieuwing, maar op zijn minst naar de magie van het theater. Wie vernieuwing nastreeft, loopt die immers hopeloos achterna en kan bovendien niet bezig zijn met een eerlijk creatief en gemeenschappelijk proces.

Het theater behoeft alleen een ruimte en een tijdstip waarop een aantal mensen samenkomen en waarbij ten minste één individu op het voorplan komt en misschien -maar niet noodzakelijk- ook iets komt uitspreken. Het theater is dan ook alleen in handen van dat ene individu dat als initiatiefnemer de grootste verantwoordelijkheid draagt over de verschillende toegepaste disciplines en over het eindresultaat waarop alleen hij zal worden beoordeeld. Die grote verantwoordelijkheid kan alleen worden genomen door de regisseur en hij zal die ten volle kunnen nemen indien hij vooral niet wil vernieuwen.

De terugkerende strijd tussen auteur en regisseur (in deze laatste minuscule periode uit de theatergeschiedenis) is vooral te wijten aan de lichtjes jaloerse houding en vooral aan de onbekwaamheid van de auteur in zowat alle aspecten die het theater juist zo van doen heeft.

Gezien de huidige situatie in het theater kan ik de frustratie en ergernis van Christian Rullier ook wel begrijpen. Ik ben het er mee eens dat de regisseurs van vandaag er weinig van bakken. Het herkauwen van de klassiekers met een eigen regisseursinterpretatie is inderdaad strontvervelend en het is een bewijs van het gemis aan oorspronkelijke artistieke productiviteit. En ja, een groot aantal regisseurs is meer bekommerd om hun media-aandacht en carrière dan om het maatschappelijk belang van hun werk.

Is dat dan allemaal te wijten aan het gemis aan goede schrijvers? De dood en de vernieuwing van het theater liggen volledig in handen van de regisseur. Daarin is hij volledig afhankelijk van zijn ploeg, van zijn professionaliteit, van zijn eerlijkheid en van zijn integriteit. Hij zal de keuzes maken en van zijn keuzes zal alles afhangen. Het slecht theater van vandaag is het gevolg van slechte regisseurs die geen keuzes durven maken, die zich laten omringen door middelmatige medewerkers (schrijvers, acteurs, componisten, technici…) en die bovendien niet goed weten wat ze eigenlijk willen vertellen.

De magie in het theater kan dan ook alleen maar komen van regisseurs met een roeping, een grote sociale vaardigheid, een ambacht en een visie. Zulke regisseurs zullen hun verhaal op z'n best willen vertellen en zullen daarvoor de beste mensen kiezen die naar hun gevoel het best aan die voorstelling kunnen meewerken. Het slagen van dit stuk is uiteindelijk volledig in handen van het engagement en het enthousiasme van alle betrokkenen en het is alleen de regisseur die dit in de hand kan houden. Indien de regisseur zelf al niet de auteur is van zijn teksten, maar toch zijn acteurs ook graag zou willen zien praten, dan zal hij uiteraard beroep moeten doen op een schrijver die - met dezelfde bezorgdheid om de kwaliteit van de voorstelling - deelneemt aan het creatief proces en een theatertekst kan afleveren die het niveau van de uiteindelijke voorstelling zal helpen optillen. Uiteraard is de schrijver dan van een groot belang en is zijn tekst een grote bron van inspiratie. In dezelfde mate weliswaar als het werk van de componist, acteur, etc... Elk van deze aspecten kan dan nog zo vernieuwend zijn, maar als de regisseur niet mee is of niet hetzelfde heeft beoogd, dan is die ambitie zinloos.

Uiteindelijk is zo'n regisseur niet bekommerd om vernieuwing maar om die korte periode die hij krijgt in bijzijn van een aantal mensen (medewerkers en publiek) om hen te grijpen, te sturen en uiteindelijk te raken. En wie dat vandaag nog kan realiseren zou pas een echte vernieuwer zijn, een vernieuwer die het oeroude ritueel dat theater eigenlijk alleen maar is, terug tot leven heeft weten te brengen.