In het oog van de orkaan

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Als je Houellebecq mag geloven dan was de twintigste eeuw pretentieus en gedachteloos. Ze stelde "volkomen serieus de idiootste vragen" in de trant van "Kan er na Auschwitz nog poëzie geschreven worden"?  Ze stortte zich tot haar laatste snik in "onontkoombare perspectieven", eerst het marxisme, dan de markt, "terwijl Auguste Comte al lang voor Popper had benadrukt dat elke vorm van historicisme niet alleen onzinnig, maar bovendien door en door immoreel is." Deze passage uit de bundel De Koude Revolutie, Confrontaties en bespiegelingen schokt de lezer, die vertrouwd is met Houellebecqs oeuvre, niet meer. De essays liggen in de lijn van het vroegere werk en in die zin is bovengenoemde uitspraak weinig verrassend.

Zowel in Nederland, Vlaanderen als Frankrijk heeft men de romans als reactief proza gelezen, een hevige rebellie tegen de gangbare stand van zaken. Recent nog noemde Yra Van Dijk Houellebecqs personages "nihilistisch, kwaadaardig en xenofoob". Van Dijk vermeldde ook hoe "onbehaaglijk" hun meningen wel waren over moslims, linkse intellectuelen en "de wereld in het algemeen" (NRC 5 maart 2004). Het onderscheid tussen personage en auteur kan men moeilijk nog inroepen om de extreme standpunten in de romans te verdedigen. Met de vraaggesprekken uit De Koude Revolutie vervalt het onderscheid tussen beschouwelijk werk en fictie. Het gezicht van Houellebecqs Janusgod heeft geen voor - of achterkant waar droom en ideologie elkaars tegenpolen zijn.

Windstil

De meeste lezers van het werk honen de auteur, verafschuwen de ideeën en lezen met genoegen de boeken. De kritiek, die het altijd heeft over de vermeende polemiek rond de schrijver, houdt met eerbied de mythe in stand. Margoot Dijkgraaf geeft in Franstalige literatuur van nu het debat uit 1999 als volgt weer: "Hij werd verafschuwd vanwege zijn reactionaire ideeën, gehoond om zijn vermeend racisme, beschimpt vanwege zijn veronderstelde homo- en vrouwenhaat." De receptie maakt van Houellebecq al te graag de kolos in eigen hoenderhok, het monster dat, knuppel in de hand, verdeeldheid en argwaan zaait. Vandaag, na het verschijnen van de essays en hun receptie in de media lijkt de toestand nauwelijks veranderd. Of toch?

De Koude Revolutie heeft als voornaamste verdienste, naast het vroegere werk, ook teksten te bundelen uit de jaren 2000-2003 die de Franse uitgever Flammarion nog niet heeft uitgebracht. Ondanks de diversiteit binnen de aangereikte thema's over architectuur, poëzie en kunst is er één kerngedachte die tot nog toe onuitgesproken gebleven is: in zijn beschouwelijk werk zoekt Houellebecq angstvallig naar stabiliteit. HoueHoue

Men kan natuurlijk altijd beweren, zoals de vertalers Martin De Haan en Rokus Hofstede het deden, dat dit werk een voorbeeld van pastiche en parodie is. Maar dat is niet zo. Of, om het anders te stellen, het is niet alleen maar een komische schriftuur, au second degré, die reageert op de geplogenheden van de eindigende twintigste eeuw. Want dat zou ook meteen betekenen dat de ideeën uit De Wereld als markt en strijd (1994 Franse editie), Elementaire deeltjes (1999) en Platform (2001) weinig om het lijf hebben en dat ze zich beperken tot de pretvertoning in een horrorshow van Amerikaanse makelij. De Koude Revolutie werpt een ander licht op de romans in die zin dat deze tekst het komische wil overstijgen en bevestigt dat er meer aan de hand is. De schrijver zoekt aarzelend naar het oog van de orkaan en verlangt naar een plek die windstil is. Om die stabiliteit te bereiken stelt hij het belang van de ratio, als dominant gegeven in zijn wereldbeeld, voorop. Maar wat leert wetenschap, speerpunt van alle rationele denken, in dit universum?

Ichtius Heliodiplodokus

Een omweg langs Ezra Pounds eerste hoofdstuk van ABC of reading kan de inzet duidelijk maken. Agassiz, een Zwitsers-Amerikaans zooloog uit de 19e eeuw, ontving een student beladen met diploma's en eer die bij hem een laatste proef kwam afleggen. Agassiz toonde een kleine vis en vroeg die te beschrijven. De student antwoordde: "Het is maar een maanvis". Waarop Agassiz: "Dat weet ik wel, maar maak er een beschrijving van." Na enkele minuten kwam de student terug met informatie over de Ichtius Heliodiplodokus, of een ander concept van dat slag dat de menigte moest beletten te begrijpen dat het om een vis ging, van de familie van de Hellichtherinkus, enz. zoals in wetenschappelijke traktaten te lezen staat. Agassiz vroeg toen de vis opnieuw te beschrijven. Daarna kwam de jongen met een studie van vier pagina's. Agassiz vroeg uiteindelijk te kijken naar het lijk. De weken gleden voorbij en het dier kende een ver gevorderde staat van ontbinding maar de student begon hem goed te beschrijven.

Wetenschap moet voor Pound en Houellebecq een confrontatie met het echte leven bieden. Ze kan en mag niet stoelen op wat reeds beschreven is. De waarheid bevindt zich in het boek dat voor onze ogen openligt: het universum. Een eeuw na Agassiz bestudeert Houellebecq de werkelijkheid en wat voortvloeit uit zijn waarneming is niet altijd bemoedigend. "De wereld als supermarkt en spot" heeft het ondermeer over de tanende levensdrift van de mens. De wil tot leven lijkt, met de hedendaagse supermarktlogica, aan herwaardering toe. Seksualiteit stelt begeerte en verleiding in het voetlicht, maar slechts enkelen proeven nog onvervalst genot:

Natuurlijk bouwen de vogels nog nesten en vechten de mannetjesherten nog om de gunsten van de wijfjes; en in de zin van Schopenhauer kun je heel goed zeggen dat het altijd hetzelfde hert, altijd dezelfde larve is die zich vecht of ingraaft, al sinds de pijnlijke dag van hun allereerste verschijning op aarde. Met de mens is het heel anders gesteld. De supermarktlogica heeft noodzakelijkerwijs een verstrooiing van verlangens tot gevolg — de supermarktmens is organisch niet langer de beheerder van één wil, één begeerte.

Men weet inmiddels dat Schopenhauer en de evolutieleer van Darwin het werk doorkruisen. Dat is in de essays niet anders. Wie de totaliteit van het werk in overweging neemt, ziet echter dat de Darwiniaanse natuurwet in bepaalde passages getoetst en aangepast wordt aan de moderne werkelijkheid; op andere momenten wordt de negentiende-eeuwse evolutieleer opgevoerd als de enige, echte ratio die "ontijdelijk" is en nog eeuwen zal meegaan.

Een symptoom van de jaren negentig is voor Houellebecq de reductie van lichamelijk genot. Een moderne versie van de evolutieleer toont dat niet de overleving van de soort aan belang wint, maar wel de dood. Breekbare, tengere exemplaren passen zich niet aan de levensomstandigheden aan. Bijna alle geliefden in de romans sterven, zowel in de Wereld als markt en strijd als in het meer recente Platform. Vrouwen zijn slachtoffer van zelfdoding, aanslagen, in andere gevallen wordt hun lichaam overwoekerd door kankercellen in een pre-explosief stadium. Ondanks de meeslepende erotische taferelen, legt Elementaire deeltjes,waarin de rol van de wetenschap het grootste is, alle nadruk op de representatie van lijken. Wanneer beide broers plaats nemen naast het bed van hun stervende moeder, de ene drinkend en zingend, de andere mediterend, strijkt een tweevleugelig insect op het ooglid van de vrouw neer. De biologische beschrijving van de vlieg, met haar "zuigend monddeel" en haar "balanceerkorfjes" die zorgen voor stabilisatie bij het vliegen vormt door de detaillering van haar anatomische gestalte een complement bij het lijk van de moeder dat, bij beide broers, minder aandacht opeist. De ontbinding van Djerzinski's grootmoeder, met "bezoedelde schedel", "holle oogkassen" en "plukken wit haar" laat weinig aan de verbeelding over; Houellebecq kan het zelfs niet nalaten om, vanaf het eerste hoofdstuk, het lijk van zijn kanarie te beschrijven die in de stortkoker tussen "ravioli met saus" terechtkomt.

Wat de moderne werkelijkheid van Darwins evolutieleer bevestigt is enkel de concurrentie tussen de individuen, hetzij binnen de soort, hetzij tussen de soorten onderling. Het maakt in deze roman weinig uit dat exemplaren in het voordeel zijn die, dankzij hun eigenschappen van fysiologie of gedrag, een betere voortplanting genieten. Elementaire deeltjes is niet de lofzang over aanpassingsvermogen of seksualiteit in al haar vormen. Het boek toont de onvermijdelijke aftakeling en de radicale ontkoppeling van erotiek enerzijds, vruchtbaarheid en voortplanting anderzijds. Of hoe obsessionele verleiding strandt in steriliteit.

De actieve wetenschapsbeoefening dient dan ook enkel de angst voor de dood. Djerzinski wil zijn eindigheid niet ondergaan maar elimineren. Die vaststelling wordt op provocerende toon geuit: "(…) over het algemeen rechtvaardigde de woeste natuur een totale vernietiging, een universele holocaust — en de missie van de mens op aarde was waarschijnlijk die holocaust uit te voeren". Het schandaal van de wetenschap ligt dus in wat ze toont: de gebreken en kwaliteitsdeficiëntie van de hele werkelijkheid. Niet alleen dood, pijn en aftakeling maar ook onvrijheid en determinisme; het grote aantal neuronen heft namelijk de "kwantumtheoretische onvoorspelbaarheid van de atomen op" aldus Djerzinski's theorie van de vrijheid. Dit heeft tot gevolg dat "het menselijk handelen — zowel in de hoofdlijnen als in de details — net zo strikt gedetermineerd is als elk ander natuurlijk stelsel". Het fictieve universum trekt deze inzichten in het absurde door en herneemt hierbij oude clichés uit de laat romantische, realistische traditie. De wetenschapper is een kinderloze, eenzame man die enkel voor de kwantummechanica leeft. Hij voelt "geen enkele betrokkenheid" bij welk levend wezen dan ook. Zelfs van de liefde heeft hij zich enkel een idee weten te vormen.

Kwantummechanisch postivisme

Het is dan ook merkwaardig te zien hoe Houellebecq het niet kan nalaten de futuristische, experimentele logica van moderne ontdekkingen te koppelen aan een verouderde wetenschap. De laatromantische voorstelling van de wetenschapper, die zich ascetisch terugtrekt in zijn eigen laboratorium, die koelheid en eenzaamheid nodig heeft om de wetenschap te laten gedijen, refereert duidelijk aan een negentiende-eeuws mal du siècle. Het recente essay, "Voorbereidselen tot het positivisme" (2003), bevestigt deze verouderde logica. Hoewel Hannah Arendt in de jaren vijftig reeds te kennen gaf dat het wetenschappelijk object verandert door de waarneming van het subject, schijnt Houellebecq dit gewillig aan de kant te schuiven. Objectiviteit bestaat, waarheid ook en een wetenschap die alle toeval uitsluit, is mooi meegenomen. Er is namelijk een stijl voor handen "die alle ontdekkingen van de vijf laatste eeuwen mogelijk heeft gemaakt, maar die nog altijd niet wil doordringen tot een breder publiek":

(…) vanuit positivistisch oogpunt vormt noch de newtoniaanse mechanica, noch de kwantummechanica een speciaal probleem. Er worden wetten gemaakt waarmee verschijnselen in modellen kunnen worden gevangen en resultaten van proeven kunnen worden voorspeld; er worden geen wezensbegrippen onnodig vermeerderd: meer hebben we niet nodig.

De 19e eeuw heeft een waarheid mogelijk gemaakt die zich onveranderlijk zal doorzetten tot het einde der tijden. De Wereld als markt en strijd  verwees reeds expliciet naar de experimentele methode van Claude Bernard, naar de levensbenadering van Maupassant. De laatste roman Platform citeerde bij aanvang Balzac. Houellebecqs stijl die "wil slaan waar het pijn doet", de vinger op de wonde houden en hard doordrukken getuigde, zo heeft men aangetoond, van de rechtstreekse invloed van Zola's Le Roman expérimental: de wonde bekijken die de samenleving vergiftigt, dan handelen als een arts die experimenten uitvoert, en door een gedetermineerd aantal parameters de handeling uitlokken. Ook de essays blijven met klem de ratio bejubelen van de 19e eeuw. Wetenschappelijke nakomelingen of voorlopers benaderen dit tijdperk met meer of minder precisie. Pascal wist in de 17e eeuw dat het positivisme ooit mogelijk zou zijn. Vorm en beweging schatte hij, voor zijn mystieke nacht, oneindig veel hoger in dan metafysica.

Enige paradox komt langzaam uit deze teksten naar boven drijven: de verandering waar Houellebecq naar smacht is de afwezigheid van verandering. De huidige samenleving voldoet niet omdat ze niets bestendigt. De foto's bij het haastig geschreven Lanzarote zijn in dit opzicht illustratief. De beste wereld is een door daglicht beschenen maanlandschap. Een woestijn zonder mens, met grimmig op elkaar gestapelde rotsen waarvan de aanblik geruststellend is omdat ze o zo inert zijn. De schrijver verklaarde in dit verband aan Margot Dijkgraaf dat hij het op één punt met de groenen eens was. De bevolkingsdichtheid mag niet te hoog worden: "Daarom vind ik Nederland een onleefbaar land. Driehonderd inwoners per vierkante kilometer is echt onverdraaglijk".

Houellebecq houdt van mensen die lijken op stenen. Uniforme klonen, zonder veel onderscheid in kwaliteit en materie. Onverschillig bewegende vormen waarvan de zijnswerkelijkheid bijkomstig is. Nochtans zijn het in "Voorbereidselen tot het positivisme" vooral de ethische postulaten van Comte die hem bezighouden en niet de zogenaamde wetenschappelijke visie. De provocateur met blasé bravoure, die de noodzaak van wetenschappelijke waarneming, experiment en voorspelbaarheid vooropstelt, kent bij momenten de bezorgdheid van een voorbeeldig mysticus. Comte heeft namelijk begrepen dat ethiek, zonder zich van de rede af te wenden, de taak heeft mensen te binden en hun gedrag te moduleren. Hij is ook de eerste die juist heeft ingeschat dat de mens "een sociaal dier is van het religieuze type", maar dat religie als systeem "onherstelbaar versleten was". Comte begreep echter niet, opnieuw volgens Houellebecq, hoe diep het verlangen naar onsterfelijkheid in het lichaam van de mens geworteld was. De wetenschapper moet daarom de taak van de ethicus overnemen; de ideale positivist kan door zijn experimentele methode, niet alleen de wereld voorspelbaar maken, maar ook mensen binden. De gekloonde wereld kent pas dan een verlossende gelijkheid die de drang naar vrijheid en individualisering oplost. Tot zover de essays. Wie het oudere werk in handen neemt, onder meer de Prolegomena tot de volmaakte replicatie in Elementaire deeltjes,weet dat deze science-fiction de hyperbool vormt van Houellebecqs verlangens. En toch schuilt er een kern van een onwrikbare logica achter al deze ideeën: lang leve de stabiliteit!

Verstrengelen

De houding tegenover religie is in de Koude Revolutie uiterst dubbelzinnig. Elke religie heeft een rationeel substraat, "mensen binden" en "hun gedrag regelen", dat de wetenschap moet overnemen. Op lange termijn zal het theïsme helemaal verdwijnen, alsook de metafysica en de ontologie. Die harde, wetenschappelijke visie laat echter de deur op een kier voor de mysticus. Ook hier weer sluiten fictie en beschouwelijk werk naadloos bij elkaar aan. In "De poëzie van de onderbroken beweging" stelt de essayist dat, tijdens de mei revolte, als bij toverslag "een reusachtig, beklemmende machine" voor een paar dagen stil valt. Wat in het essay aangeduid staat als "onzekerheid" en "onderbreking" van 1968 moet de lezer begrijpen als een heerlijke stilte: "een soort rust daalde neer over het land". Hetzelfde fenomeen komt aan bod in de slotpassage van Elementaire deeltjes waar Djerzinski's Beschouwingen over de verstrengeling verrassend emotionele uitlatingen bevat die vol pathos, het ideële karakter van het verhaal nieuw leven inblazen: "Liefde bindt en zij bindt voor eeuwig.  De betrachting van het goede is een binding, de betrachting van het kwade een ontbinding". Kort voor zijn dood, tijdens een trip naar Dublin, aanschouwt de wetenschapper het Book of Kells en de evangelieën in de tekst van Hïeronymus. Die auratische, sublieme ervaring zorgt, volgens zijn medewerker Hubcejak, voor een doorslaggevend moment in zijn wetenschappelijk denken. Met zijn "architectuur van kruisen en spiralen" geeft de verluchting van het Book of Kells een beeld van het juiste wetenschappelijke denken. De waarheid openbaart zich onder de vorm van de dubbele helix van de DNA molecule. De wetenschapper verdwijnt spoorloos na het verslag van zijn onderzoek en zijn lichaam wordt nooit teruggevonden. De lezer krijgt hier dus de enscenering van een ware verrijzenis, in tegenstelling tot de uitvergrote kadavers van de andere personages. Enkel de wetenschapper is onsterfelijk. De ratio als alpha en omega van de planeet, zelfs na de verdwijning van de laatste mens.

Randfiguur

Ondanks alle pose over nutteloze metafysica droomt Houellebecq maar van één zaak: het onveranderlijke zijn. De verwijten die men hem kan maken zijn meervoudig. Men kan zeggen dat hij onder het mom van de wetenschap onwaarschijnlijke science-fiction schrijft; zijn minder kwaliteitsvolle kortverhaal, Lanzarote, verkiest met zijn futuristische setting, de droom boven de werkelijkheid, het onwaarschijnlijke boven het aannemelijke. Men kan hem verdenken van inconsequentie want ook zijn positivistische redeneertrant heeft meer met metafysica te maken dan hij aanvankelijk wil laten blijken. Wetenschap en mystiek zijn verbonden door eeuwigheid, zekerheid, onveranderlijkheid. Sommigen vinden Houellebecq een slecht auteur. Hij schrijft verhalen waar spanning en avontuur belangrijker zijn dan het taalexperiment en in die zin heeft zijn werk geen of weinig verwantschap met de schrijvers van Minuit. Zijn voorliefde voor Brett Easton Ellis, Huxley en Lovecraft, maakt hem tot een randfiguur binnen de Franse traditie van de moralistiek. Hij mijdt maximes en aforismen en weet zich als geen ander te camoufleren achter het vertelperspectief van zijn personages. Nochtans vindt men de nihilistische en extreme uitspraken ook terug in zijn essays. Kortom, Houellebecq biedt niet in de eerste plaats schoonheid, en zorgen voor troost is ook niet zijn sterkste zijde. Wie houdt van de beschouwende tijdsbenadering van Queneau, de Proustiaanse epifanieën van Jean Rouaud of het syncretisme van Yourcenar blijft bij hem op zijn honger. Maar een slecht schrijver is hij niet. De wetenschap, zo zeggen sommigen, wil het domein van de oplosbare problemen uitbreiden of toegeven dat sommige problemen voorlopig niet oplosbaar zijn. Dood, aftakeling en pijn leiden Houellebecq naar de wildste fantasieën. Zijn angst voor eindigheid blijft, alle wetenschap terzijde, irrationeel en daarom uiterst literair.