Het onzichtbare geweld

Door Bernard Dewulf, op Mon Aug 29 2011 11:28:20 GMT+0000

Kleine kater is drie weken in huis. Soms mag hij al de nieuwe tuin in. Van zijn overleden voorganger. Net huppelt er een merel rond in een voorbije vredestijd.
Kleine kater, die zijn eerste vogel van dichtbij ziet, neemt instinctief de sluiphouding aan. Intussen pikt merel als vanouds pieren uit het gazon. Kater zit nu klaar achter een varen. Merel trippelt onbeducht zijn richting uit.

48_Dewulf.jpgEnzovoort.
Ik zie het gebeuren in een tuinstoel. Ik weet niet wat ik moet doen: medeplichtig toezien hoe kater de eerste prooi van zijn leven aan flarden zal scheuren of wat lawaaierig opstaan en zodoende merel redden – maar kleine kater teleurstellen.

Zo zit elke dag vol klein, stil, dagelijks geweld.
Van het eerste hardvochtige ochtendlicht over het hiaat van de middag tot de muggen in de zoele avond.

Wat is geweld?
Er is verbaal geweld, fysiek geweld, psychisch geweld, huiselijk geweld, seksueel geweld, etnisch geweld, oorlogsgeweld, voetbalgeweld. Er bestaat zelfs zinloos geweld.
Geweld te over.

Men kan ergens overduidelijk met groot geweld tegenaan gaan. Van Libië tot de Gazastrook. Klein, dagelijks geweld daarentegen is minder herkenbaar. Het scheert als een 4x4 in een zijstraat langs de hachelijke fiets. Het krast in de hufterige kraai op de tuinmuur. Het schelt soms in de deurbel.
Is dat dan allemaal 'geweld'?
Ik vind van wel. Het is mijn ervaring. Als ik er even op let, schuilt er veel vijandigheid in de dagen. En in de feiten. In allerlei kleine 'gebeurtenissen' zelf, maar ook in hun simpele feitelijkheid.

'Feiten', schrijft filosoof Cornelis Verhoeven in zijn essay Tegen het geweld, 'hebben iets gewelddadigs.' Hij noemt het 'het geweld van het gebeuren tegenover het denken'. 'Dit geweld', zo vat hij samen, 'is het oerfenomeen in het menselijke bestaan.' De denkende mens staat machteloos tegenover het 'gebeuren' van de werkelijkheid. 'De werkelijkheid is geweld en dringt zich met geweld op.'

Al kunnen het misschien wat pathetische zinnen lijken, ik herken ze. Het kijken, het denken, het schrijven: zo vaak lijken het 'handelingen' van de machteloze. Zelfs de verwondering is uiteindelijk een uiting van onmacht. De ware macht ligt bij de feiten, bij wat ontegensprekelijk en onherroepelijk 'gebeurt'.

Dat voortdurende, onhoudbare 'gebeuren' is het stilste geweld, de meest verborgen agenda van elke dag. Er is het manifeste geweld van het wereldgebeuren, er zijn de triviale vijandigheden in het dagelijkse bestaan, maar er is ook het nauwelijks opgemerkte geweld dat heerst als een luwe bries in de loop van de dingen.
Een schijnbaar onschuldige speler in dit verholen drama is het licht. En ik geloof dat het de schilders zijn die dat het beste zien.

Er zijn natuurlijk duidelijke voorbeelden, van El Greco over Turner tot Kiefer. En Tuymans. Waar het licht vaak een agressor lijkt. Maar het kan ook sluipender, minder ‘zichtbaar’. Zoals bij Edward Hopper.
Hopper is uitentreuren een realistisch schilder genoemd. En een chroniqueur, zowel van de menselijke eenzaamheid als van Amerika. Zelf heeft hij, in een zeldzaam commentaar op zijn werk, zijn beweegredenen als volgt samengevat: 'Ik wil het licht op een muur schilderen.'

Het is meer dan een boutade. Of Hopper nu mensen, huizen of landschappen laat zien, overheersend, en meestal met veel ruimte, is het licht. Je kunt dat licht niet lieflijk noemen, ook niet agressief. Wel belichaamt het een onbehagen. Een ongrijpbare onrust die in alles schuilt waar het licht komt, zowel mensen als dingen – én hun schaduwen.
In die zin is Hoppers licht onmiskenbaar vervuld van geweld. Het is geen bevrijdend, geen verlichtend licht, geen mobiliserend licht, integendeel: alles zit gevangen in dat licht. In het licht van Hopper zijn de mensen, de dingen en de feiten ‘onderworpen’.
Het licht zelf laat in het midden waaraan alles zo onderworpen is. Aan zichzelf, aan een fataal onvermogen, aan 'de omstandigheden', aan 'de feiten'? Het geweld van Hoppers licht zit in zijn ongenaakbaarheid, in zijn onverschilligheid. (In die zin, trouwens, is Hoppers licht ook een vorm van zelfportret. De schilder was zelf ook niet meteen een voorbeeld van mededogen en genade.)
Hoppers licht is een klauw van fotonen, een bedrieglijke omhelzing, een verlammende kus.

Wat deze schilder, in ieder geval, prachtig heeft verbeeld, is het even stille als tirannieke geweld dat schuilgaat in het schijnbaar onverdachte: de dingen, de mensen, de feiten in het licht van het dagelijkse licht. En de schitterende weerloosheid die daarvan het gevolg is.
Zoals de merel al in de eerste ogen van de kleine kater.