Het nieuwe onthouden

Door Lotte De Voeght, Katrien Van Langenhove, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De toekomst ligt niet meer voor het grijpen. Maar leggen we wel genoeg verbeeldingskracht aan de dag? Als multiculturele grootstad wordt Brussel geregeld ‘stad van de toekomst’ genoemd. Een regio die de derde rijkste van Europa is en waar drie op de tien kinderen uit een gezin komen waarin niemand werkt. Waar de jongerenwerkloosheid boven de veertig procent piekt. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst? Waarom is het wachten op een ontwerp voor de stad van de toekomst, dat zowel de sociaal-culturele als economische en ecologische vraagstukken aanpakt?

Het denken over de toekomst radicaal herbekijken. Dat is wat het transitiedenken doet, dat schoorvoetend terrein wint en dwingt tot alternatieven. En af en toe legt een kunstenaar een ontwerp op tafel. Het project Vegetal City van Luc Schuiten, waarin hij zijn Lyon van 2100 schetst en bijvoorbeeld rond stedelijke mobiliteit een aantal oplossingen uittekent, spreekt erg tot de verbeelding. Evenals het werk Dammi i colori van de Albanese videokunstenaar Anri Sala. Samen met de hele bevolking en met burgemeester-kunstenaar Edi Rama werden de huisgevels van de troosteloze en armoedige hoofdstad Tirana in felle kleuren geschilderd. Het is een uiting van hoop op een betere toekomst, na een communistische dictatuur die geen plaats liet voor kleur en inspraak. Het is ook het verhaal van een volk dat probeert recht te krabbelen uit het stof van het verleden, en van een dode stad die wordt getransformeerd in een city of choice.II  In plaats van een grootschalige utopie, is het de verwezenlijking van een bescheiden, maar reële en collectieve droom die leidde tot een nieuw lokaal model van democratisch overleg. In de tentoonstelling ‘Bouwen voor Brussel – Architectuur en stedelijke transformatie’ in Europa, die tot 28 november te zien is in Bozar, wordt geprobeerd om aan de hand van spraakmakende architecturale voorbeelden uit het buitenland nieuwe impulsen te geven voor Brussel. Gebouwen die aansluiten op de maatschappelijke problemen waar steden van nu mee kampen, bieden inspiratie voor een nieuwe stedelijkheid.

Wie de toekomst als tegenwind ervaart, loopt in de verkeerde richting, zegt het spreekwoord. Vandaag zien we het verleden weer vaak op het voortoneel verschijnen. Bij de opening van het nieuwe Gentse stadsmuseum, het STAM, viel op dat het vooral de geschiedenis van een stad is die tot de collectieve verbeelding spreekt. Ook al doet het museum pogingen om te verwijzen naar een stedelijke toekomst, de nadruk ligt op de opgepoetste schatten uit het verleden. Het museum, dat erg groots is opgevat, speelt in op de manier waarop we vandaag met het verleden omgaan. De klassieke monumenten verliezen aan relevantie, maar het verleden bekijken we wel steeds meer met een monumentale blik, die ook de mens groter en moediger afspiegelt.

Wie de toekomst als tegenwind ervaart, loopt in de verkeerde richting

Veel kunstenaars zoeken naar een hedendaagse interpretatie van het monument, voorbij de traditionele, meestal ideologische, betekenis. Terwijl de erfgoedsector onvermoeibaar aangetaste monumenten blijft afstoffen en in ere herstellen, zien we het sociale draagvlak voor deze collectieve gedenktekens gestaag afbrokkelen. In de negentiende eeuw, toen de samenleving op haar grondvesten daverde onder druk van de industrialisatie en de moderniteit, werden monumenten opgericht om het gevoel van verlies te bestrijden. Pascal Gielen toont in zijn bijdrage aan de catalogus van Nieuwe Monumenten in het Middelheimmuseum aan dat het monument toen een historische continuïteit in een collectiviteit representeerde. Vandaag ziet hij het omgekeerde gebeuren: de hedendaagse collectiviteit moet voortdurend de historische continuïteit herinneren en herbevestigen. Maar ook de artistieke productie zelf maakte ondertussen een evolutie door. Daar waar de avant-gardekunstenaar zich afkeerde van tradities, omarmt de hedendaagse kunstenaar het verleden en gaat hij opnieuw op zoek naar sociale collectiviteit. Het meerjarenproject Nu Monument van Stroom Den Haag baseert zich daarom op de vraag of hedendaagse kunst dan geen rol zou kunnen spelen in het creëren en onderhouden van een collectief bewustzijn.

Ook vanuit de overheid is er een toenemende aandacht (en financiële steun) voor erfgoed. Vaak echter wordt het verleden niet zozeer enkel bewaard, maar bewaakt. Conserveren wordt dan mummificeren. Cultureel erfgoed geeft houvast in een veranderende wereld, en omdat we beseffen dat de wetenschap geen antwoord biedt op alle vragen, gaan we het verleden steeds meer koesteren. Maar hoe krampachtig zijn we daarin? Bij ideologisch geladen herdenkingen schuilt het gevaar voor ongenuanceerdheid om de hoek. Bovendien kan een teveel aan herdenkingen blind maken voor hedendaagse trauma’s. Socioloog John Torpey wijst op een belangrijke shift in het politieke denken, van Labours slogan ‘don’t mourn, organize’ naar het hedendaagse ‘organize to mourn’, waarvoor een obsessie met het onrecht uit het verleden de grondslag vormt.

Moet historische kennis niet vooral ons bewustzijn versterken, prikkelen en inspireren? Het verleden mag af en toe best wat meer gerecycleerd worden, in het heden. Alle projecten die het verleden tot bij een groter publiek willen brengen, iets waar het STAM al bijzonder goed in slaagde in zijn openingsweekend, zijn uiteraard toe te juichen. Maar het verleden mag niet méér een beroep doen op onze collectieve verbeelding dan de toekomst. En halen we nu onze toekomst niet vooral nog uit het verleden?