Het museum spreekt

Door Celia Ledoux, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Elk lifestyleblad in Vlaanderen voerde het in oktober wel ergens op. De Man Versierd/t was, voor wie onder u geen glossy's leest, de nieuwe eindejaarstentoonstelling van het Diamantmuseum, en blijkbaar ernstig hot in design-, cultuur- en vrijetijdsminnende milieus. Toen ik echter 's morgens met een croissant en een kop koffie in de weekendkrant zat te bladeren en de tentoonstelling ook daar voorpaginanieuws bleek, begon er iets te knagen.

Voorpagina heet bij dat soort nieuws weliswaar die van het 'Magazine' - de weekendbijlage voor tot één noemer gaargestoofde ingrediënten: design, mode, ontspanning, groen en het betere kunst- en eetwerk. Naast een gadgetpagina voor de gegoede vrouw — dure sjaaltjes en designer blikopeners — duikt er soms ook een bespreking op van een tentoonstelling. Zonder enige zichtbare moeite lijkt er zo een natuurlijk huwelijk tussen kunst en lifestyle te ontstaan, wat meteen een lapmiddel biedt voor het duidelijk bestaande grijsveld ertussenin. Hoewel deze aanpak in vraag gesteld kan worden, beperkt mijn kritiek zich tot deze diamanttentoonstelling. Ging het nu uitgesproken om kunst - want gepresenteerd in een museum — of om absolute lijfstijl — gaat het immers niet in eerste instantie over sieraden? Viel het binnen het schemergebied van design, of sprak het een ander, luchtiger grijsveld aan onder het motto ontspanning?

Bladeren naar het artikel in kwestie gaf meer prijs dan je lief was; in volle glorie bruiste de lezer een zoveelste metroseksueel tegemoet. Beckham tot en met John Kerry werden aangehaald om het thema 'man en diamant', en bij uitbreiding, 'man versus juweel' verteerbaar te kunnen aansnijden. Het was een makkelijke instap — daarom niet per definitie slecht — waarna de historisch-sociale context van het mannenjuweel van de Egyptenaren tot vandaag werd aangekaart. Die context werd even vlotjes verkocht, maar onder de gladde, lichtvoetige laag vernis in het artikel kon de diepgang van een stevig discours worden vermoed. Toen de nieuwsgierigheid en dorst naar dieper eenmaal waren geprikkeld, schakelde het artikel echter terug naar een luchtigere versnelling, en haalde het een niet nader besproken ontwerpwedstrijd aan waaruit zesendertig creaties waren geselecteerd voor deze tentoonstelling — misschien om een flitsender publiek aan te trekken. Elk wat wils, kortom. Men beloofde nogal wat in dit artikel.

Bij vergelijking met andere besprekingen bleek dat de artikels onderling zo op elkaar  leken dat het naar 'fris uit de persmap' ging geuren. Die vaststelling geeft meteen een aanleiding om zich af te vragen: heeft het Diamantmuseum zichzelf gerestyled en de pers met een nieuw imago verleid? Meer nog, kwam dat imago van een hip, nieuw Diamantmuseum ook overeen met wat de onvermoede dagjestoerist ter plekke zou aantreffen?

Om antwoorden te krijgen op die vragen en mijn kritiek te funderen, kon ik maar beter zelf eens een kijkje gaan nemen op die tentoonstelling.

Theekransjes en een claustrofobische collectie

Het Diamantmuseum wil het hippe publiek misschien wel aantrekken, maar het heeft zeker geen hapklare brok te bieden. Het is namelijk zoeken naar De Man Versierd/t. Eerst moet je met een gratis audiofoon door een vaste collectie waden. Die bestaat uit een wirwar aan machines, cardboard cutouts, computers en muurteksten. Het geheel doet denken aan een artisanaal biermuseum, en bevestigt elk cliché over dergelijke musea: rommelig, ietwat potsierlijk en educatief. Ook wat de bezoekers betreft is de verfrissingscampagne nog niet ver doorgedrongen. Er hangen alleen theekransjes rond in vrijetijdskleding, en grote gezinnen, maar dat is misschien een ongelukkig toeval.

De tijdelijke tentoonstelling blijkt uiteindelijk te bezichtigen in twee kleine zaaltjes op aparte verdiepingen. De stukken liggen er, mogelijk ook door de verbouwingen in het museum, opeengepakt in te kleine vitrines. Ook de aankleding in stijlvol zwart streeft door ligging en ruimte regelrecht zijn doel voorbij. Waar het een minimalistisch discreet decor beoogt, komt het nu als een camouflagekleur over. Jammer, want met wat meer ruimte had niet alleen de collectie, maar ook het publiek een comfortabel en — letterlijk - luchtiger gevoel gegeven. De verscheidenheid van de werken vraagt er ook om. Hoewel het stuk voor stuk juwelen zijn - soms in de ruimste zin van het woord - ligt er in één en dezelfde zaal een sierlijk kleine, antieke dasspeld, maar ook een gouden halssnoer van kleine speelgoedautootjes dat iets weg heeft van een installatie. Mits enige fantasie komt de dasspeld over als vakmanschap uit vroegere tijden, mogelijk zelfs als leidraad die de meer hedendaagse stukken in perspectief plaatst, en zou je het halssnoer een voorbeeld van zo goed als ondraagbare, hedendaagse kunst kunnen noemen: monumentaal en nauwelijks te torsen. Een goed uitgewerkte informatiefolder — dat mag best, als hij even vlotjes klinkt als het persbericht — zou het stuk in een context kunnen plaatsten, de bedoeling van de artiest duidelijk maken en met een mogelijke boodschap de bezoeker verleiden tot een andersoortige, of minstens tweede, blik. Bovendien zou een concept in dit soort thematentoonstelling niet misstaan. Misschien is er wel een concept, maar als bezoeker heb je er in ieder geval het raden naar: de stand met informatieblaadjes is leeg, de brochure liflaft in het ijle van algemeenheden over diamant over Marilyn Monroe tot geairbrushte en zonnebankbruine mannequinfoto's. Uit de audiofoon komt - na drie kwartier sfeerscheppende didactiek over de algemene collectie - alleen een zinnetje dat benadrukt hoe "het Diamantmuseum een belangrijke rol vervult als centrum voor ontwerpers van hedendaagse diamantjuwelen". Daarmee heb je het als publiek te stellen bij een bezoek aan De Man Versierd/t. Duiding van elders is op het eerste gezicht niet te vinden. Wie naar kunst op zoek is, druipt bij gebrek aan kader dan ook teleurgesteld af.

Tweede poging: zoektocht naar informatie

Voor een tweede bezoek probeerde ik mijn initieel scepticisme onder de mat te schuiven. Als  er geen duidelijke reden wordt voorgeschoteld door het museum dan heb je die zelf maar te zoeken. In de persdocumentatie echter dook grotendeels de identieke toon op als in de artikels. Diepgaande informatie was er nauwelijks in te vinden. Uiteindelijk is die aanpak goed bekeken: met een knap geschreven tekst, naadloos op maat van het lifestylepubliek, en een insteek die het historische gedeelte en de meer luchtige intermezzo's aan elkaar  breidde, kon het zo de bijlage en het vrouwenblad in. In vet cursief blonk zelfs een tussenkopje dat recht uit een vrouwenblad leek te komen: "opnieuw is het Diamantmuseum trendspotter!" Opnieuw trendspotter? Het Diamantmuseum, de Antwerpse madam van de musea? Eén vraag werd hiermee alvast beantwoord. Inderdaad, het vernis op deze perscampagne was zo mooi dat het zelfs niet verbazend  was hoe de pers zich het nieuwe imago van het Diamantmuseum kritiekloos liet aanpraten.

Wat er wel in de map te vinden was, was een korte verwijzing naar de opbouw van de tentoonstelling: de vitrines zijn thematisch geordend. Een thematiek die overigens even lichtvoetig lijkt als de reclame rond de tentoonstelling. Met een erotische, een sport- en een accessoirevitrine, klonk het als de opbouw van een winkelstraat. Die indruk werd versterkt bij het nader bekijken van de inhoud van bepaalde vitrines. Zo bevat de erotische kijkkast onder andere een werk van Marieke De Vos;  twaalf  zilveren-diamanten broches met zinnetjes als I can be very romantic en I am not a walking penis. Ze zouden ook in een designwinkel kunnen liggen, de commerciële tegenhanger van dit schemergebied van de kunst.

In de tentoonstelling zelf is de enige duiding - ook na zorgvuldig zoeken -  de karige uitleg waarop maker, titel, datering en materialen vermeld staan. De historische stukken vragen niet meer: met een eeuwmelding, de functie van een voorwerp, en een oorsprong kom je al een heel eind. Zij leunen dan ook het zwaarst aan bij de klassieke collectie in het Diamantmuseum. Bij het leeuwendeel van de tentoonstelling gaat het daarentegen om moderne stukken. En daar zorgt zulke communicatie in het beste geval voor verwarring, en in het slechtste voor ronduit absurde toestanden. Een voorbeeld hiervan is 'Parfumdrager' van Wim Pieters. Hij creëerde een tweeledig hangend object, waarvan wèl wordt vermeld dat het uit geelgoud en diamant bestaat. De functie ervan,  waaraan het gehangen wordt, mogelijke symboliek, enzovoort blijven echter een compleet raadsel. Zo wordt het werk van elke mogelijke zin beroofd, enkel die van de esthetiek blijft achter. Zulke voorbeelden zijn jammer genoeg legio. Bij nagenoeg elk werk blijft de bezoeker met vragen achter. Neem nu de 'Eye-lashes' van Elisabeth Ielegems, zilveren diamanten opzetstukken voor wimpers. Haar bedoeling met dit werk is even multi-interpretabel als het gemiddelde lifestyle-magazine. Mogelijk erotiseert ze de man, misschien hekelt ze juist de opgedirktheid van de metroseksueel? Het kan een ode aan een muze zijn, of een ideëel, onbestaand icoon. Of misschien is het enkel de bedoeling om een commercieel excentriek ambacht te bedrijven? Een gat in de markt: het wimperjuweel?

De betekenis van De Man Versierd/t kan bijgevolg met één woord samengevat worden: multi-interpretabel. In dit geval is het woord allesbehalve als compliment bedoeld. Neem nu 'Tricolor', de miniatuurautootjes van Sandrine Muylaerts. Alleen al de titel doet een maatschappelijke - mogelijk zelfs een maatschappijkritische - context vermoeden en een op zijn minst gezegd handig (z)inspelen op de actualiteit. Voor de toeschouwer blijft het echter tot vervelens toe bij een vermoeden. Ook voor niet-maatschappelijk gefundeerde werken gaat die twijfel op. Sofie Vanlanchens 'Kanten Kraag' is een spinragdunne kraag die rubensiaanse beelden oproept van aartshertog Albrecht en de infante Isabella. Zij grijpt mogelijk terug naar een historische context, wie weet zelfs één met een verhaal erachter. Zeker weet je het alweer niet. Het meest sprekende werk is dat van Francis Busschaerts, een condoom met opbergdoosje in roze en zwarte latex. In de zijkant van het doosje  staan de klungelig gekraste letters DUREX DIAMOND EXPERIENCE ®, een eerste  aanzet tot opheldering. Met een klassiek juweel heeft het werk nog weinig te maken, maar maatschappijkritiek kan je meer dan vermoeden. Dat maakt dit kleinood meteen het meest interessante stuk van de hele tentoonstelling.

Toch wordt zelfs dat werk, hoe sprekend het ook moge zijn, oneer aangedaan. Al het tentoongestelde kan namelijk bekeken worden als een stom juweel, in beide betekenissen: hetzij als banaal gebruiksvoorwerp, wat zijn waarde heeft, maar vraagt om een andere duiding, hetzij als hedendaagse kunst, maar dan werden de werken ronduit tekort gedaan. Een korte uitleg om het discours van de kunstenaar of de context van een werk te plaatsen, is in een klassiek hedendaags museum al geen luxe , laat staan in een dergelijke, 'onalledaagse' omgeving als een Diamantmuseum, dat voornamelijk nichewerken exposeert. Voor een discours voorzag dit museum echter zowel letterlijk als figuurlijk te weinig ruimte.

Groeipijnen: de verzachtende omstandigheden

Het is natuurlijk al te gemakkelijk om het Diamantmuseum in een conclusie zomaar over de kling te jagen. Welbeschouwd sleept het niet de meest simpele erfenis met zich mee. Diamant zonder meer zorgt per definitie al voor een nichemarkt met vrij enge grenzen. Anderzijds zorgt datzelfde thema voor een soort vaagheid  in scope. Zonder eenduidige interpretatie blijft diamant immers hangen in het luchtledige tussen kunst, ambacht en commercie. En hoewel het als product en in zijn toepassingen een louter gebruiksobject blijft, hoort er bovendien een prijskaartje bij dat zich in het geval van meer uitzonderlijke creaties wel kan meten met de topstukken in een klassiek museum voor schone kunsten, maar er nooit de prestige en aantrekkingskracht van een Van Gogh of een Richter bij krijgt. Uiteindelijk gaat het, hoe edel ook, om esthetisch verantwoorde stenen.

Anderzijds hoort het Diamantmuseum niet thuis in de categorie 'ambachtsmuseum'. Met een biermuseum mag het — hoe ironisch die term in referentie tot diamant ook klinkt — wel het dagdagelijkse gemeen hebben, maar zowel qua publiek (madammen versus jan met de pet), infrastructuur (beveiliging is primordiaal) als uitstraling, verschillen deze twee musea te zeer om enige verdere vergelijking toe te laten. Welke uitstraling het Diamantmuseum dan wel heeft, is zeker één van diens grootste problemen. Met zo een erfenis is die ook moeilijk vast te pinnen. In het Antwerpse, laat staan het Belgische museumlandschap, heeft het Diamantmuseum nooit bij de groten gehoord, maar het is onderhand wel uitgegroeid tot een vaste waarde. Mogelijk heeft het dat als sterkte willen uitbuiten. Vóór de nu lopende, duidelijk op trendy mikkende tentoonstelling De Man Versierd/t, waarmee het zich zelfstandiger aftekent, zeilden ze immers met een thematentoonstelling rond Pieter Paul Rubens mee in het kielzog van de groteren in Antwerpen, het Museum voor Schone Kunsten en het ModeMuseum.

Wacht eens even — het ModeMuseum? Misschien is dàt wel de inspiratiebron voor het Diamantmuseum geweest? Tenslotte hadden zij het midden gevonden tussen een 'licht' modepubliek en een naar diepte en duiding hongerend kunstpubliek, met tentoonstellingen die geen van beide - noch qua stijl, noch qua inhoud - afstootten. Dat het Diamantmuseum een poging tot dergelijk trapezelopen zou ondernemen, dwingt al respect af voor de evenwichtsoefening op zich.

Misschien moeten we wel een vraagteken zetten bij het Diamantmuseum tout court? Is het niet de definitie van moderne kunst dat er een discours achter moet zitten, dat kunst op zich soms nietszeggend, vrijblijvend of ondiep blijft tot er inderdaad een hint van logica achter wordt ontdekt? Is een lichtstraal kunst? Jawel, als je ze in een kader laat schijnen.

Daarmee is het zere been blootgelegd, het heikele punt waaraan het Diamantmuseum zich lelijk stoot, maar dat aan het ModeMuseum zijn strepen en ook zijn kunstnoemer verleende. Mode heeft zich gaandeweg vrijgemaakt van pure commercie. De term 'kunst' ging in de sector steeds minder verwaand klinken tot op het moment dat mode inderdaad een eigen discours had ontwikkeld. Vanaf dat ogenblik was duiding algemeen mogelijk binnen een eigen ontwikkeld kader. Het MoMu is niet bang geweest dat discours toe te passen, te volgen en er zelfs verder in te theoretiseren. Tot nu toe heeft dat misschien voor een imago van enige Hochnäsigkeit gezorgd, maar het heeft zijn tentoonstellingen op zich nooit in de weg gezeten. Integendeel, het zorgt voor mondige stukken, voor kunst die spreekt en aanspreekt. Het helpt de sector een vocabulaire te ontwikkelen. Zolang er niet over kunst wordt gepraat, bestaat ze dan wel? En het vermoeden van een dieperliggende betekenis, bombardeert die een tentoonstelling als De Man versierd/t effectief naar de hogere sferen van de kunst?

Het antwoord op die vraag blijft voorlopig negatief. Een vermoeden is immers onvoldoende om een dialoog te genereren en leidt slechts tot twijfel. Bij het ontbreken van duiding blijft een kunstwerk stom. In een hedendaags museum mag die context soms ontbreken, maar hij is wel steeds impliciet aanwezig door het reeds bestaande kader, de geschiedenis en een min of meer geïnformeerd publiek. Het ModeMuseum voelde dit aan, en vulde zijn initiële lacunes op met sterk gedocumenteerde, letterlijk van taal en discours overlopende tentoonstellingen.

Een mogelijke tegenwerping kan zijn dat het Diamantmuseum inderdaad die weg op wilde, maar via een andere route. Misschien wilde het dat de kunst zijn eigen discours zou vinden. In dat geval moet inderdaad worden toegegeven dat het museum erin geslaagd is een eerste stap te zetten naar diamant als kunstgrondstof op zich. Dat is lovenswaardig, maar fataal voor alvast deze tentoonstelling blijft het feit dat het niet om het aarzelende van een kunstwerk zelf gaat, maar om het aarzelende zoeken naar een algemene plaats en context. Net hierdoor zinken de kunstwerken weg in nietszeggendheid. De karige taal eromheen zweemt nu eens naar diepere vragen,  om dan weer verder te fladderen tot een verwijzing naar Marilyn Monroe. Die consequente twijfel in mise-en-place, presentatie, intentie en collectie mag misschien niet opvallen voor een bezoeker, hij zal het daarentegen wel aanvoelen.

Weet het Diamantmuseum trouwens zelf al waar het bij hoort? Wil het kunst, ambacht, liflaf of fusion presenteren? Misschien moet die vraag eerst maar eens beantwoord worden, alvorens er een coherente dialoog met en naar het publiek kan ontstaan. Eén ding is alvast zeker: als je De Man Versierd/t niet al te kritisch bekijkt, krijg je een verteerbare collectie op je bord, verfijnd, zonder teveel diepgang, gepresenteerd op een esthetisch verantwoord blaadje. Het is net datgene wat dit soort publiek wil: schittering zonder de eis om dieper na te denken. Het schijnt 'lifestyle' te heten.

Voorlopig kan het Diamantmuseum zonder schuldgevoel onder die vlag verder varen. Het grijze moerasgebied van lifestyle strekt zich immers probleemloos uit van bijna-kitch tot kunst. Dat geeft een flinke speelruimte, waarin veilig kan worden geëxperimenteerd tot het museum een antwoord heeft gevonden op de vraag naar identiteit en profilering. Er zit bovendien geld en toekomst in die hoek, zonder dat er verder moeilijk wordt gedaan. Het verkoopt tenslotte zonder enig probleem in persbijlages waarin evengoed kunst wordt gepresenteerd.

Het zou mooi zijn als de nieuwe stijl na verloop van tijd verregaander kan worden gerealiseerd dan de huidige façade, en dat het Diamantmuseum het ModeMuseum zou volgen in een radicalere aanpak. Maar misschien kan er van deze sector niet meer geëist worden — misschien is er hier gewoon geen plus en vous.