Het getal van Kuoon

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Joke, de vriendin van het hoofdpersonage in Terug naar Killary Harbour, construeert het getal van Kuoon om zich te mogen bedienen van woorden als 'hoogtepunt' en 'genot' als het gaat over haar persoonlijke, toeristische ervaring in het museum Auschwitz-Birkenau. Het vormt het hoogtepunt van haar reizen. Ze probeert met een mathematische dwang tot zekerheid te verklaren waarom ze zo van dit lijden kan genieten. De wiskunde van het lijden, dus. Kuoon is Grieks voor hond, waarvan het woord cynisme afgeleid is. Het getal van Kuoon is een zeer cynisch getal: het lijden wordt gekwantificeerd en in zijn sublimatie overtroffen. Maar is de som van alle uren van leed wel degelijk de kleinste? Kan er wel ooit genoeg gesublimeerd worden om het leed te overtreffen? Het zijn vragen die Guido van Heulendonk zich stelt in zijn jongste roman. Antwoorden worden met mondjesmaat of zelfs helemaal niet aangereikt. Het besef dat er geen antwoord kán zijn, hoeft niet te desillusioneren, maar kan een pleidooi zijn voor een warm cynisme dat een positief 'ja' tegen het leven inhoudt.

Weerbarstig en cynisch?

Sinds zijn debuutroman Hoogtevrees houdt Van Heulendonk een literaire architectuur aan die in cynisme een van haar belangrijkste stijlkenmerken vindt. In Terug naar Killary Harbour promoveert hij dit cynisme zelfs tot thema en verduidelijkt hij daardoor in een moeite zijn hele poëtica. Alhoewel, verduidelijkt hij werkelijk zo veel? Wordt de lezer in Van Heulendonks schriftuur gecharmeerd door of net ondanks dat cynisme? Misschien werd net daarom Paarden zijn ook varkens (1996) met de Gouden Uil bekroond. De auteur hanteert echter geen kil of nihilistisch cynisme, zoals bijvoorbeeld Herman Brusselmans, van wie net als van hem een verhaal in de beruchte verhalenbundel Mooie jonge Goden (1986) is opgenomen. Voor het nihilisme lijkt Van Heulendonk eerder een gezonde dosis humor en twijfel in de plaats te stellen. Het verhaal doet er wel degelijk toe en hij blijft zoeken naar de drijfveren van het menselijke ras.

Deze auteur wordt vaak geprezen om zijn dwarse, wat stroeve maar stilistisch erg mooie boeken, om het feit dat je sommige zinnen meerdere keren moet lezen eer ze hun betekenis prijsgeven. Zowel De Standaard der Letteren als De Morgen Boeken ziet de weerbarstige stijl van deze roman als een kwaliteitskenmerk. Eigenlijk zou dat op zich geen compliment mogen zijn. Als Jos Borré het in zijn recensie in De Morgen als volgt verwoordt, wordt de recensent haast cynischer dan Van Heulendonk zelf. "Sommige lezers ervaren zijn stijl als hoekig en gezocht — je moet soms iets twee keer lezen om te begrijpen wat er feitelijk gezegd wordt — en knappen erop af. Ik hou wel van dat dwarse en grimmige, en van hoe hij je dwingt om trager en beter te lezen." Bedoelt Jos Borré nu echt dat er een lezer van zijn eigen intellectueel niveau nodig is om Terug naar Killary Harbour naar waarde te schatten? Het zou erg jammer zijn als er een elitaire stempel op Van Heulendonks oeuvre blijft kleven. Van Heulendonk onderschat zijn publiek allerminst, dat is waar. Elk detail heeft zijn vaste, onvervangbare plaats in de constructie. Sommige details krijgen pas enkele hoofdstukken later hun volle betekenis. De lezer wordt daardoor inderdaad verplicht zijn aandacht bij de zaak te houden, maar het is zeker niet zo dat de auteur op die manier maar een klein publiek wil bereiken.

De weerbarstigheid zit hem eigenlijk helemaal niet in de stijl, maar eerder in de wrange visie op Vlaanderen en de wereld. Er wordt een grimmige, ironische, zelfs zeer cynische schets gemaakt van de dagelijkse leefwereld van de lezer. En dat kan hard aankomen.

Thuis in Wintervelde

Terug naar Killary Harbour is het verhaal van twee jaren in het leven van de hoofdfiguur: 1972 en 2002. Of van drie jaartallen zelfs, want ook met 1302 heeft hij iets; de Guldensporenslag waart als een spook van historische kritiek door de roman.

In de zomer van 1972 is het hoofdpersonage een jobstudent — die ijs verkoopt aan de Belgische kust. Hij woont er met andere jobstudenten op een veel te kleine kamer en krijgt regelmatig bezoek van zijn vriendinnetje Adinda. Zij is de dochter van zijn favoriete leraar Bobby. Hij laat zich ondertussen ook verleiden door de grote verhalen van een broer en een zus uit Ierland. De decors uit Het geheim van Killary Harbour — dat trouwens een jeugdprogramma uit de tijd van nonkel Bob is — blijken echt te bestaan, maar zijn de achtergrond van een grimmige geschiedenis. Ons grote verhaal, de Guldensporenslag, valt daarbij in het niet. Het hoofdpersonage erft de dagboeken van zijn net overleden vader. Hij zal ze heel zijn leven meezeulen zonder ze ooit te lezen.

Dertig jaar later woont hij in zijn geboortehuis, een oude pastorie in Wintervelde. Adinda is er ondertussen burgemeester, maar lijkt hem niet meer te kennen. Hij blijft wel rond haar cirkelen door voortdurend contact op te zoeken met haar familieleden: haar broer, haar dochter, maar vooral haar stervende vader Bobby.

In de jaren tussen 1972 en 2002 was hij een gevierd journalist, maar nu heeft hij zich uit de ratrace teruggetrokken en leeft hij comfortabel van een erfenis. Op lange fietstochten door het Meetjesland overdenkt hij de Vlaamse strijd, de Winterveldse politiek en vooral zijn eigen geschiedenis. Hij woont samen met Joke, die hem in een vorig leven verliet voor een dichter, en neemt een groot deel van de zorg voor haar kleinzoon, Jasper, op zich. Alles lijkt perfect te kloppen. Maar langzaam maakt zich een ongenoegen van hem meester. Zijn hooghartige blik op het leven krijgt steeds meer deuken. Wintervelde wordt het decor van enkele bizarre voorvallen die hij zelf lijkt te regisseren, maar uiteindelijk verliest ook hij alle controle over het scenario.

Hoe sterk is de eenzame fietser?

In Jommekesstrips heet een dorp Zonnedorp, bij Van Heulendonk wordt dat Wintervelde. Het klinkt een stuk dreigender, geef toe. Het is de kruising tussen een Gentse voorgemeente en een Meetjeslands dorp op de buiten, zo'n dorp waar de kneuterigheid hoogtij viert, een dorp waar 11 juli enkel nog de datum is van de jaarlijks terugkerende barbecue. Het is een dorp waar niemand zich druk om maakt, waar de grote politiek in het klein wordt nagespeeld, waar nepotisme en corruptie verworvenheden zijn. En net naar dat dorp keert de hoofdfiguur terug. Het is de terugkeer naar Het geheim van Killary Harbour, de tijd van de weidse vergezichten en een geïdealiseerde jeugd. Na vijftig jaar televisie zijn niet enkel de jeugdfeuilletons, maar ook Wintervelde en zijn inwoners grondig veranderd. Of niet? Waarom wil een wereldse intellectueel opnieuw daarheen? Hij gaat op zoek naar zichzelf en wentelt zich in zijn geschiedenis en de geschiedenis van het Vlaamse volk, een geschiedenis die zo vaak herschreven is, dat er niets anders overblijft dan een potsierlijk verhaal. Misschien is zijn eigen geschiedenis wel net zo lachwekkend?

Op zijn lange fietstochten is hij enkel op zichzelf aangewezen. Hij denkt zich suf, maar hoe meer hij denkt, hoe meer vragen zich aandienen. Zo wordt zijn oude dag toch nog onrustiger dan hij zich ooit kon voorstellen. Zijn schaamteloze ongevoeligheid en zijn spottende neerbuigendheid tegenover de kleinburgerlijke Winterveldenaars breken hem uiteindelijk zuur op. Hij wordt zelf net zoals de mensen waarop hij neerkijkt en dat weet hij maar al te goed. Het is de kneuterigheid van de intellectueel, die door die hoge bewustheidsgraad nog veel verwerpelijker is dan die van de bakker, de slager of de burgemeester. Alle hebbelijkheden die de voedingsbodem zijn van een extreem-rechtse, onverdraagzame ideologie — een ideologie die eigenlijk  pure zelfzucht is — lijken langzaam maar zeker deel te worden van de hoofdfiguur, toch het prototype van een zelfverklaarde linkse intellectueel.

Het hoofdpersonage heeft een Aufgeklärtes Bewußtsein en weet dus maar al te goed wat hij zou moeten doen en laten. Maar hij doet het niet, omdat het tegen zijn eigen belang indruist. Dat je als lezer geleidelijk meegaat in dit egoïsme en het zelfs eerst helemaal niet opmerkt, maakt het des te schrijnender. Van Heulendonk wiegt je in slaap om je met een voorhamer weer wakker te kloppen. Het maakt van Terug naar Killary Harbour een ijzersterke schets van la Flandre profonde.

Maar het is niet omdat de intellectueel meer weet dat hij ook gewetensvoller gaat handelen. Hij doet zelfs bewust wat fout is. Hij is een egoïst van de ergste soort, de verdorvenheid van de ruimdenkende mens in al zijn glorie. Aan dit extreme cynisme kun je enkel ten onder gaan, wat ook steeds explicieter aangekondigd wordt naar het einde van de roman toe. Het getal van Kuoon heeft in zijn eigen leven opeens wel degelijk een negatieve waarde aangenomen. Zijn persoonlijke frustraties zijn groter geworden dan al zijn sublimaties via fietstochten, liefde en kunst.

Van Heulendonk, Sloterdijk en Diogenes: drie handen op één buik

Tegenover dit kille gewetenloze cynisme van de hoofdfiguur staat het warme cynisme van de auteur. Van Heulendonk schetst als een nuchtere socioloog de gedragingen van zijn personages. Hij gelooft niet in de oprechtheid van de mens en maakt de balans op van een wereld van consumptie, bezit, ambitie en egoïstische liefde. In een verbazend lichtvoetige stijl verpakt hij zijn donkere visie op de samenleving. Hij balanceert voortdurend op de grens tussen ironie en sarcasme om een diepe levensangst te beschrijven, en laat die angst vaak uitmonden in ronduit hilarische scènes. De angst voor overspel en de daarop volgende wraakactie van de hoofdfiguur is bijvoorbeeld ontzettend grappig. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk verwoordt het zo: "Terwijl de cynicus melancholiek-verachtelijk glimlacht, vanuit de hoogte van de macht en haar desillusies, is het kenmerkend voor de kynicus om zo luid en ongegeneerd te lachen dat keurige mensen het hoofd schudden." Zo kunnen we zeggen dat de ik-figuur in deze roman de cynicus is, en de auteur de kynicus.

Peter Sloterdijk pleit voor een terugkeer naar de term uit de oudheid. Zijn Kritiek van de cynische rede is een studie van het cynisme in de Weimar-tijd, in contrast met het oorspronkelijke kynisme van de oude Grieken, maar het werk leest vooral als een afwijzing van de kille vorm die opgeld deed in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De perversie van de verlichte mens die uit eigenbelang niet gewetensvol kan handelen, moet tegen elke prijs vermeden worden.

Van Heulendonk schrijft sinds die jaren tachtig, maar keert altijd ook een beetje terug naar het oorspronkelijke cynisme van Diogenes. Diogenes van Sinope preekte de totale schaamteloosheid. Hij vroeg Alexander de Grote uit zijn zon te gaan, masturbeerde in het openbaar, woonde in een begrafeniskruik, maar zocht vooral in vol daglicht 'de mens' met een lantaarn. Een dergelijk cynisme leidt niet tot een patstelling, want het is onderbouwd met de nodige dosis scepsis en satire en kan nooit de voorbode zijn van nihilisme. Het slaagt erin om via de taal gewoontes en taboes te doorprikken.

Dat is wat ook Van Heulendonk consequent doet in zijn hele oeuvre en vooral in Terug naar Killary Harbour. Meer dan in zijn vorige roman Buiten de wereld, waar hij het wetenschappelijke exposé bijna centraal stelde, concentreert hij zich op het ondermijnen van de grote waarden en idealen. Cultuur is in deze roman — net als voor Diogenes — een dun laagje vernis dat oplost in de dierlijke gevoelens van de mens. Als het hoofdpersonage in 1972 aan zijn vriendinnetje Adinda vertelt dat hij samen met een Iers meisje enkele zinnen in de schriftjes van zijn vader heeft gelezen, zegt ze: "Ploert. Had haar dan geneukt." Als zijn levensgezellin Joke dertig jaar later van die schriftjes een kunstwerk laat maken door een man die ze erg bewondert, reageert hij op dezelfde manier: "Hoer. Had hem dan geneukt."

Van Heulendonk gaat op klaarlichte dag met een lantaarn op zoek naar een mens, maar vindt er geen. Met een gezond wantrouwen voor de goede bedoelingen van de mens gaat hij op zoek naar een antwoord op de vraag waarom we doen wat we doen. Altijd weer komt hij terug op het samenspel van liefdes- en angsthormonen. "Terwijl het allemaal angst is. Angst voor de dood en zijn substituut bij leven: de eenzaamheid." Dat te weten, stelt enigszins gerust.

Sloterdijk suggereert ook dat de kern van dat kynisme erin bestaat met weinig tevreden te zijn. De kynicus is geen slaaf van consumptie, bezit en ambitie: de hoofdfiguur in Terug naar Killary Harbour lijkt dit alles afgezworen te hebben. Hij geeft zijn job op en gaat genieten van de rust op het platteland. Van Heulendonk misleidt zijn lezer en gaat met zijn lantaarn in vol daglicht steeds meer naar de kern van zijn hoofdpersonage op zoek, dat in al zijn gewetenloosheid met evenveel cynisme toch de tegenpool van de auteur blijkt te zijn.

Een wereld van begoocheling

Er worden ontzettend langzaam heel wat illusies opgebouwd. Van Heulendonk creëert tot heel ver in de roman een wereld van begoocheling, om hem daarna vakkundig te dynamiteren. Zowel de liefde als de geschiedenis en de politiek krijgen ervan langs. Alle balletjes die opgeworpen werden in het begin, vallen op het einde als loden bollen terug op het hoofd van de lezer. Moet je dan als lezer eerst 220 bladzijden een beetje op je honger blijven zitten om in de laatste 20 bladzijden de clou aangereikt te krijgen? Ergens wel, al is het eigenlijk ook weer net omgekeerd, want Van Heulendonks wereld van begoocheling is wel heel erg accuraat gecreëerd en misschien is de clou wel dé cynische anticlimax. Dat mag echter geen beletsel zijn om veel lezers aan te spreken, want Terug naar Killary Harbour is eigenlijk een whodunit, net als het leven, waar je vol spanning op een ontknoping wacht die er misschien wel nooit komt. Ondanks de gelaagdheid is het een toegankelijk verhaal met herkenbare personages, geworteld in en worstelend met de Vlaamse klei. Van Heulendonk is een echte verteller, maar stelt tijdens dat vertelproces ook pertinente vragen, waarbij de zoektocht naar het antwoord belangrijker is dan het antwoord zelf. Wie of wat kan een mens zo wreed en cynisch maken? En hoe loopt dat af — als het al afloopt? Loopt er ooit iets af — behalve de wekker na een nare droom?

Bronnen

Guido van Heulendonk, Terug naar Killary Harbour, De Arbeiderspers, 2004, 238 p. ISBN 90 295 2272 0 (cursief voor boeken..)

Guido van Heulendonk, Zelfportret en documentatie, Houtekiet, 1990, 24 p. ISBN 90 5240 098 9

Peter Sloterdijk, Kritiek van de cynische rede, de Arbeiderspers, 1992 (origineel: 1983), 86 p. ISBN 90 295 4647 6

Alweer die hormonen, De Standaard der Letteren, Mark Cloostermans, 30 september 2004

Vlaanderen door de mangel, De Morgen Boeken, Jos Borré, 6 oktober 2004