Het gelijk van de cultuurbarbaar. Interview met Alessandro Baricco
Door Anna Tilroe, op Fri Sep 07 2012 07:46:37 GMT+0000Er zijn steeds meer barbaren onder ons, zo heeft de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco ons bijgebracht. Aan rijping door studie, inzicht door bezonkenheid hebben die barbaren lak. Cultuur is voor hen als Google of Hollywood: een ervaring van snelle prikkels. Is dat erg? Baricco vindt het blinde verzet tegen die barbarij veel erger: ‘Een groot deel van de culturele elite is lui en vermoeid.
In zekere zin was het Legermuseum in Brussel de juiste plek om de heruitgave te vieren van De barbaren (2010), het boek waarin Alessandro Baricco de omwerking van het culturele landschap heeft beschreven. In zijn visie behoort de intellectuele elite immers – net als het moeizaam overlevende Legermuseum met zijn helmen, kanonnen en gevechtsvliegtuigen – tot een antiquarische soort. Het triomferende barbaarse mensentype heeft nu eenmaal geen boodschap aan diepzinnigheid, zoals het ook de geschiedenis niet erg hoog in het vaandel draagt. ‘Die reactie’, schrijft Baricco, ‘komt niet voort uit een redenering: het is een reflex, iets dierlijks. Ze zoeken een context (een cultuur) waarin zo’n eeuw als de twintigste eeuw weer gewoon absurd wordt, zoals hij ook degenen die hem vormgaven, had moeten voorkomen.’ Ver hoeft de barbaar daarvoor niet te zoeken: de cultuur waarin hij ‘bescherming vindt tegen de ramp van zijn voorvaderen’, de cultuur ook van ‘de argwaan tegen alles wat diepgeworteld is’, die cultuur is overal.
Ook, zo blijkt de volgende morgen, in de deftige Prins Albert Club in Brussel. Want nauwelijks heeft het bedienend personeel de stille plek ontdekt waar Baricco en ik in gesprek zijn, of de muziek gaat op volle sterkte aan. Als ik vergeefs protesteer, haalt de schrijver zijn schouders op. ‘Het is goedbedoeld’, zegt hij. ‘Ze denken dat wij zijn zoals zij. En misschien is dat zo slecht nog niet.’
Die houding typeert hem. Voortdurend wijst hij er in zijn boek op dat ‘de oude, intellectuele en artistieke aristocratie’, waar hij zichzelf overigens ook nog een beetje toe rekent, zich wel afzet tegen de snel oprukkende barbaarse cultuur, maar er, meer dan ze wil toegeven, ook door is geïnfecteerd. Ook de intellectuele aristocraten drinken in ruime mate ‘Hollywoodwijn’, de weinig verfijnde wijnvariant waar ze ooit hun neus voor optrokken, en ook zij luisteren naar popmuziek, kijken naar tv-series en plukken uit Wikipedia, om maar een paar dingen te noemen. Als zij, vindt hij, mee willen denken over de toekomst, dan zullen ze moeten proberen te begrijpenwat de nieuwe soort mens bezielt, in plaats van zich ertegen af te zetten. Met De barbaren, een bundeling columns verschenen in de Italiaanse krant La Repubblica, heeft Baricco daar een flinke aanzet toe gegeven.
Het boek is in vele landen verschenen en druk besproken. Verrast dat succes u?
‘Nee, ik wist wel dat het thema interessant was, en dat veel mensen het met plezier zouden lezen en bediscussiëren. Ik wist ook dat intellectuelen er minder connectie mee zouden voelen. Het heeft dan ook even geduurd, maar nu, een paar jaar later, wijden steeds meer sociologen en andere wetenschappers er artikelen en debatten aan. Met name in Nederland, België, Spanje en Zuid-Amerika heeft het boek veel stof doen opwaaien. Wat mij wel heeft verbaasd, is dat we geen uitgever hebben kunnen vinden in de VS en Groot-Brittannië. Ik dacht dat ze vooral in Amerika verder waren in het denken over de nieuwe culturele ontwikkelingen. Maar misschien zijn ze daar niet zo geïnteresseerd in het Europese denken over dat thema. Ook in Frankrijk is het boek nog niet uit. Uitgeverij Gallimard is nogal traag, misschien ook omdat de Franse culturele aristocratie stukken conservatiever is dan de Italiaanse.’
In uw boek hebt u het steeds over de privileges die de culturele aristocratie weigert op te geven. Zijn die dan op niets meer gebaseerd?
Een groot deel van de culturele elite is lui en vermoeid, en niet bereid om zijn eigen positie ter discussie te stellen
‘Dat niet direct, want er is veel moois en belangrijks tot stand gebracht dat bewaard moet blijven. Maar een groot deel van de culturele elite is lui en vermoeid, en niet bereid om zijn eigen positie ter discussie te stellen. Een musicoloog heeft bijvoorbeeld een leerstoel in twintigste-eeuwse muziek waar welgeteld twee studenten op afkomen. Dan kan je jammeren en om geld vragen om die twee te “redden”. Maar je kan ook proberen te begrijpen dat de wereld veranderd is en dat je in een dood segment terecht bent gekomen.’
Met datzelfde argument bouwt de marktgerichte politiek de ‘niet-rendabele’ humaniora aan de universiteiten af en sluit ze culturele instellingen. Bent u niet bevreesd dat zo een samenleving ontstaat zonder historisch besef, met een louter eenzijdige, economisch gestuurde culturele ontwikkeling?
‘U schetst een veel te somber beeld. De nieuwe ontwikkelingen brengen nieuwe culturele fenomenen mee, en die zijn wel anders, maar niet per se minder. De oude elite hangt veel te sterk aan het idee dat de cultuur oppervlakkiger en commerciëler wordt. Maar die klacht hoorde je al in de tijd van Beethoven. Tijdens de première van zijn Symfonie nr. 5 liep het uit de hogere kringen afkomstige publiek weg, boos over zo veel spektakel en platte commercie. En kijk nu: Beethoven is het ijkpunt voor iedere componist en geliefd bij een zeer groot publiek. Of neem de brede doorbraak van de roman in de negentiende eeuw. De critici schreeuwden toen moord en brand over zoiets vulgairs. En nu vragen intellectuelen zich bezorgd af of het genre niet te veel “entertainment voor de middenklasse” is geworden.’
U schrijft dat alles wat wij tegenwoordig beschouwen als hoge, niet door de commercie aangetaste kunst, ooit in de markt zelf gevonden is. Maar nu is de markt meer dan ooit in staat om de voorkeuren van heel veel mensen fundamenteel te sturen. Dat aspect vind ik niet in uw boek terug.
‘Op het moment van schrijven, leek het hele probleem van marktmechanismes en manipulaties mij niet urgent. Ik wilde eerst de problemen begrijpen op sociologisch en filosofisch niveau. Maar ik hoor vaker dat daar een leemte wordt gevoeld.’
U noemt uzelf een linkse denker. Toch staan er nauwelijks denkbeelden in uw boek die als links zijn te herkennen.
‘Ik ben geen type van de markt om de markt, maar wat mij aan links tegenstaat, is de hypocrisie. Het is te gemakkelijk om zwaaiend met termen als “schoonheid” en “kwaliteit” tegen de markt te fulmineren. Daarmee ga je voorbij aan het enthousiasme van heel veel mensen voor wat die markt voortbrengt.’
Is de werking van de markt wel een zuiver natuurlijk proces? In de beeldende kunst is het juist een machtige economische bovenklasse die steeds meer beslist wat mensen als belangrijke kunst te zien krijgen. Hoe kijkt u daartegen aan?
‘Alle kunst waar wij van houden, is eeuwenlang vervaardigd in opdracht van de rijksten en machtigsten. Michelangelo heeft alleen voor de paus werk gemaakt, dus voor de glorie van het religieuze fanatisme. Want daar komt het op neer als je de Sixtijnse Kapel decoreert. Het is altijd zo geweest dat een economische elite op cultureel vlak het beslissende woord had.’
Het verschil met toen is dat wij nu een democratische samenleving kennen. In principe zouden de machtsverhoudingen anders moeten liggen.
Wat ik zie, is dat het staatsmecenaat in Europa voor een aanzienlijk deel dingen onderhoudt die de meeste mensen totaal niet interesseren
‘In principe wel, ja. Sinds in de twintigste eeuw de democratie is uitgevonden, is de staat in theorie van iedereen geworden, dus ook van de mensen die niet rijk zijn. Vervolgens heeft links een geniaal model van de collectiviteit bedacht, gebaseerd op de rijkdom van allen: het staatsmecenaat. Maar het is hypocriet om te doen alsof dat staatsmecenaat perfect is. Ik vind dat het idee van een tegenstelling tussen rijken die hun cultuur opleggen en niet-rijken die dankzij hun geld vrijelijk over de cultuur kunnen beslissen, moet worden beoordeeld op het resultaat. En wat ik dan zie, is dat het staatsmecenaat in Europa voor een aanzienlijk deel dingen onderhoudt die de meeste mensen totaal niet interesseren. Een concert van hedendaagse muziek hoort bij een cultuur van een andere koning: de staat, ambtelijke commissies, een culturele elite, kortom bij een heel kunstmatige cultuur.’
Die ‘kunstmatige cultuur’ heeft toch kunst voortgebracht die, na aanvankelijk niet te zijn begrepen, nu wel velen interesseert. Er is ook een enorme honger naar informatie over de denkbeelden van zowel de vorige als de huidige generaties denkers en kunstenaars. Misschien communiceert de culturele elite niet goed?
‘Het ontbreekt zeker aan goede gidsen, en ook aan eigentijdse “plattegronden”. Vrijwel alle plattegronden die nu worden gebruikt, zijn erg oud en zeer ingewikkeld. De meeste mensen denken dat gecompliceerde informatie bij kunst hoort en dat je de diepere betekenis ervan, in de zin van de schoonheid en waarheid die erin verborgen ligt, alleen maar kan begrijpen als je er een langdurige, grondige studie aan wijdt. Velen haken dan af. De barbaren houden er al helemaal niet van om in boeken te leven. Wat hen interesseert, is de breedte van het directe leven. Het prisma van de diepte waardoor intellectuelen naar de cultuur en de wereld kijken, kennen ze niet en het interesseert hen ook niet. Andersom klagen de intellectuelen alleen over de oppervlakkigheid en vercommercialisering van de nieuwe cultuur. Bijgevolg ontstaat er geen dialoog, maar blijft alles op het niveau van een gevecht dat op een dom principe is gebaseerd: het principe van de diepte tegenover de oppervlakte. Maar stel je eens voor dat die diepte niet bestaat en een uitvinding is van de romantiek? Dan zijn schoonheid en waarheid niet in de diepte te vinden, maar overal, en op een andere manier.’
Het hoofdstuk dat Baricco aan de herdruk van De barbaren heeft toegevoegd, is geschreven vanuit het jaar 2026. Het idee van de diepte is ondertussen verworden tot ‘een dumphandel voor bejaarden, voor de wat dommige en armere medemens’. De schrijver, die zoals iedereen barbaar geworden is, mijmert nog wat na over het misverstand waarop het was gebaseerd: ‘We hadden de rotsvaste overtuiging dat de betekenis der dingen opgeslagen ligt in een geheime cel, beschermd tegen de gemakkelijkste vanzelfsprekendheden, bewaard in de vrieskist van een verre duisternis die alleen toegankelijk is met geduld, inspanningen en volhardend onderzoek.’ Nu, een paar decennia later, weet hij ‘dat het niet zozeer een vergissing was om te geloven in een ultieme betekenis, maar wel om deze naar de diepte te verbannen: de diepte die in werkelijkheid nooit lijkt te hebben bestaan en die op de lange duur zal worden herinnerd als een van de nuttige leugens die de mensen elkaar op de mouw spelden’.
U voorziet dat betekenisgeving in de toekomst ‘een collectieve vaardigheid zal worden in het registreren en samenvoegen van mozaïeksteentjes van de werkelijkheid’. Is er nog wel een rol weggelegd voor intellectuelen? Zijn die er dan überhaupt nog?
Het probleem waar de culturele elite nu mee kampt, is dat ze niet in staat is om van de schoonheidscultuur van deze nieuwe wereld te houden
‘De twintigjarigen die nu aan de universiteit studeren, vormen een nieuwe intellectuele generatie. Zij zijn eraan gewend om snel en licht over de oppervlakte te scheren en daar, door fragmenten met elkaar in verband te brengen, betekenis te reconstrueren. Dat wil helemaal niet zeggen dat ze daarmee afstand doen van het idee dat er zoiets bestaat als een edele, hogere betekenis. Ze zijn alleen begonnen die na te streven via een andere methode.’
De methode van de oppervlakte leidt, zo schrijft u, tot een andere esthetiek. Vrijwel elke scheidslijn tussen hoge en lage kunst vervaagt, omdat er geen laag en hoog meer is. Toch gebruikt u begrippen die wel een scheidslijn veronderstellen, zoals schoonheid en waarheid.
‘Schoonheid heeft vandaag heel veel verschillende gedaantes, van de exuberante outfits van Lady Gaga tot de elegantie in de films van Wim Wenders. Schoonheid kan in alles zitten en laat zich niet meer definiëren. Schoonheid is het principe van het verlangen, en dat kan ook het verlangen zijn naar energie en emotie. Het probleem waar de culturele elite nu mee kampt, is dat ze niet in staat is om van de schoonheidscultuur van deze nieuwe wereld te houden. Ze heeft geen oog voor de intensiteit, de kracht en de waarheid ervan, maar klemt zich vast aan de optische illusie van de diepte. Dat is het drama van deze tijd.’
Alessandro Baricco, De barbaren, De Bezige Bij, 2012, 237 blz, ISBN: 978 90 234 7192 9.
Anna Tilroe is kunstcriticus en bijzonder hoogleraar Kunst en Cultuur. Ze deed dit interview in het kader van een samenwerking tussen rekto:verso en De Groene Amsterdammer_._