Is het een vogel? Is het een vliegtuig? Pleidooi voor geletterde superhelden
Door Bert Van Raemdonck, op Wed May 09 2012 10:51:03 GMT+0000‘Het klinkt misschien brallerig en studentikoos, maar het belangrijkste werk in de boekenwereld is het netwerk (naast het schrijven). Zeker als je net begonnen bent met schrijven en nog geen uitgever hebt gevonden die je werk wil uitgeven, is het verstandig gebruik te maken van het zogenoemde old (and new) boys network. Hoe dit mensen ook tegen de borst zal stuiten, maak gebruik van je contacten.’
Aan het woord is literair agent Paul Sebes, die in zijn boek Bestseller beginnende schrijvers bij de hand neemt, op weg naar Roem, Eer en Succes in het heilige land der letteren. Hoeveel literaire goden er dankzij zijn boek al zijn opgestaan, is niet bekend. Feit is dat Paul Sebes vanwege zijn zuiver commerciële manier van doen en denken dan wel vaak verguisd mag zijn, maar voor zijn (peperdure) cursussen Literair Debuteren en zijn masterclasses Schrijven bestaan er in het officiële circuit in Vlaanderen nauwelijks alternatieven.
Jazeker, je kunt in een van de vele Academies voor Muziek, Woordkunst en Dans een opleiding ‘literaire creatie’ volgen, en ook bij Creatief Schrijven kun je voor schrijfbegeleiding terecht. Je zult er met een enorme liefde voor de letteren bedolven worden, maar in een overdosis pedagogische visie of professionele omkadering zul je er niet verzwelgen. Dat is overigens geen verwijt, want die organisaties moeten het met beperkte middelen stellen, en ze richten zich ook specifiek op amateurs: schrijven moet er in de eerste plaats fun zijn, anders kiezen potentiële deelnemers voor een cursus accordeon of jazzballet.
Helaas beschouwen ook de universiteiten en de hogescholen het vormen en opleiden van goed, kritisch of prikkelend schrijvende mensen niet als een prioriteit, laat staan dat ze literaire auteurs (willen) opleiden. Terwijl het in de Angelsaksische wereld de normaalste zaak van de wereld is dat je bachelor, master of zelfs doctor in creative writing kunt worden, moet je bij ons al een verdraaid koppig karakter hebben om na een hogere opleiding te gaan schrijven. De feedback die studenten aan de Vlaamse universiteiten krijgen na het indienen van een of andere paper, beperkt zich immers meestal tot tips als: ‘citaten van meer dan drie regels doen inspringen’. Of, ook belangrijk: ‘anderhalve interlinie invoegen’. De gevolgen van die verkrampte manier waarop we met geschreven tekst omgaan, zijn navenant: wie al eens een masterscriptie te lezen krijgt, moet geregeld een driehoekig groen pilletje innemen om niet met een kalasjnikov een auditorium binnen te wandelen.
Puur technische trucjes om een goed opgebouwde argumentatie in een overtuigende tekst te gieten, worden in de beste gevallen nog wel aan studenten aangeleerd. Het gaat dan om methoden om teksten beter te structureren of retorische middelen om de inhoudelijke essentie van een tekst kracht bij te zetten. Dat zijn inderdaad broodnodige bouwstenen voor een leesbare tekst, maar schrijven is natuurlijk meer dan dat. Juist daarom is het in tijden van ijskoude zakelijkheid misschien geen verrassing, maar wel doodjammer dat de verbeelding – die minstens even noodzakelijk is om scherp, verrassend of origineel te schrijven – in het algemene en literatuuronderwijs vrijwel volledig over het hoofd wordt gezien.
Het is doodjammer dat de verbeelding in het algemene en literatuuronderwijs vrijwel volledig over het hoofd wordt gezien
Wat een goed gestimuleerde en dus kerngezonde verbeelding vermag, wordt in verre buitenlanden niet alleen bewezen aan universiteiten, maar ook aan het andere eind van het pedagogische spectrum. In 826 Valencia, een schrijfcentrum dat de Amerikaanse successchrijver Dave Eggers en de pedagoge Nínive Calegari in 2002 oprichtten, kunnen kinderen (tussen zes en achttien) die vaak niet bepaald met een container aan kansen geboren zijn, terecht om beter te leren schrijven. Ook leraars vinden er inspiratie en training om hun leerlingen meer en beter te doen schrijven. De resultaten zijn hartverwarmend.
Ongegeneerd trekken Eggers en Calegari de kaart van de heerlijk ouderwetse ambitie om het (jonge) volk te verheffen. Ze gaan ervan uit dat je kinderen allerlei noodzakelijke dingen kunt leren door hen in de eerste plaats goed en bruisend te leren schrijven. Die kinderen vinden zo namelijk manieren om zichzelf beter uit te drukken, en ze doen aan 826 Valencia het broodnodige zelfvertrouwen op dat hun elders nergens wordt aangeleerd. Ze ontdekken ook dat lezen en schrijven ongelofelijk plezierig kunnen zijn, en dat je door coole, mooie of verrassende boeken te maken soms zelfs een ferme duit kunt verdienen.
826 Valencia in San Francisco maakt intussen deel uit van 826 National, een koepel waaronder acht afdelingen (‘chapters’) in evenveel Amerikaanse staten zijn verenigd. 30 000 kinderen komen er proeven van het plezier om te schrijven, een plezier dat hen intussen door 5 000 vrijwilligers van schrijvers, journalisten, en leraars wordt gegund. Het fijne aan deze schrijfcentra is dat er geen wollen sok of schaapachtig toontje van och here, die arme kindjes toch aan te pas komt. De verbeelding is er namelijk zo overtuigend aan de macht, dat dat ook helemaal niet nodig is. De ‘chapters’ gaan bijvoorbeeld min of meer verscholen achter blinkende winkels waar allerlei spullen te koop zijn voor robots en superhelden. Let op, geen strips of boeken over superhelden, wel fantastische gadgets voor Superman, Spiderman en de andere gevleugelden zelf. Om te financieren waar het Eggers en co om te doen is (de schrijfcentra), kun je er bijvoorbeeld een ‘cape tester’ kopen, of een blik zwaartekracht. Het is weer eens iets anders dan een Encyclopedie van de kat of een boek over de geschiedenis van Kalmthout, om maar eens twee presentjes te noemen die ik zelf ooit op school mocht ontvangen.
Of we ons eerst moeten concentreren op de bollebozen aan de universiteiten of de kinderen in stadswijken waar grote sociale achterstand heerst, is een vraag zonder goed antwoord. Maar in tijden waarin zowat het hele onderwijssysteem grondig wordt hervormd, is het toch hoogst merkwaardig dat er over de plaats van het geschreven woord nauwelijks wordt gerept. Van literatuur, boegbeeld van dat geschreven woord, ligt er in onderwijskringen blijkbaar geen hond wakker. Maar als het hele onderwijssysteem om de zoveel jaar dan toch blijkbaar helemaal anders moet, kunnen we dan niet ook eens naast de box kijken, in plaats van dat ding nog een keer gewoon ondersteboven te houden?
Het lijkt mij zinvoller om de schotten neer te halen tussen de vakken waarin op creativiteit en verbeelding een beroep wordt gedaan, veel zinvoller dan de schotten tussen de leeftijden van de leerlingen die samen de schoolbanken delen (zoals men in de lagere scholen van plan is). Misschien moeten leerkrachten uit het lager onderwijs de Laura’s, Emma’s en Ambers uit hun klassen tegen het volgende schoolfeest eens geen obligaat playbacknummertje laten opvoeren, maar hen de verhalen laten optekenen en vertellen waarmee Bashir, Kemal en Umit elke dag op school komen aanzetten. Misschien moeten we oudere studenten die ervoor kiezen om zich in literatuur te specialiseren ook eens tot wat meer creatieve output inspireren, in plaats van hen voor de twintigste keer een bij elkaar gegoogelde boekbespreking te doen uitprinten. Misschien kunnen we schrijfopleidingen nauwer integreren in de (erg populaire) cursussen fotografie of animatie, om meer kruisbestuiving mogelijk te maken.
Het hoeft echt niet altijd het soort creative writing te zijn dat ze in Harvard produceren. Het doel is creative thinking
Het mag wat mij betreft trouwens veel verder gaan dan dat. Laat de toekomstige economen eens een week los op de beurs, drop hen de week nadien in een OCMW, en laat hen vervolgens in een indringende reportage beschrijven welk verband er tussen die twee werelden bestaat – dát zijn nog eens itinera. Het hoeft echt niet altijd het soort creative writing te zijn dat ze in Harvard produceren. Het doel is creative thinking. Maar nu en dan eens gedwongen worden om creatief te schrijven heeft nu eenmaal precies dat effect.
Verbeelding is niet alleen nodig voor studenten om goeie masterscripties te schrijven, voor literaire auteurs om voortreffelijke verhalen te bedenken of voor kinderen om spannende zijwegen uit hun eigen leven te verzinnen. Het is ook iets waar ze op beleidsniveau wat kwistiger mee mogen omspringen. Het is zonder meer zinvol om te investeren in schrijvende, denkende, en schrijvend denkende kinderen, studenten en andere superhelden. Of om het met Paul Sebes – in een verrassende vlaag van simpele eerlijkheid – te zeggen: ‘Overigens is de allerbeste manier een steengoed boek te schrijven, en dan kun je al dat genetwerk laten zitten.’
Paul Sebes, Bestseller. Wat elke beginnende schrijver moet weten, Amsterdam: Thomas Rap, 2008.
Bert Van Raemdonck is literatuurredacteur van rekto:verso.