Het collectieve heruitvinden
Door Dirk Holemans, op Tue Mar 25 2014 13:50:01 GMT+0000Elk duurzaam model voor de toekomst zal een antwoord moeten bieden op de vraag hoe je bevrijde individuen tot meer samenwerking krijgt. Het peer-to-peermodel dat Michel Bauwens voorstelt in zijn boek De wereld redden, biedt alvast heel wat inspiratie. Het confronteert ook de kunstwereld met een paar fundamentele vragen.
In 1772 ronden Diderot en d’Alembert een ambitieus project af: het concept van de kennis veranderen. Zoals Diderot schrijft, ‘is het doel van een encyclopedie het verzamelen van de kennis die over de wereld verspreid is en haar als systeem aan onze samenleving te presenteren’. Dit werk staat symbool voor een trendbreuk in de visie op kennis. Gold tot dan de kerk als de traditionele autoriteit op vlak van wetenschap, dan is voortaan het uitgangspunt dat menselijke kennis voortkomt uit de mens zelf. En om alle menselijke kennis in kaart te brengen, engageren Diderot en d’Alembert 160 experts uit verschillende maatschappelijke domeinen. Dit model zal meer dan twee eeuwen dominant blijven, tot technologische innovaties de wereld helemaal veranderen.
Twee eeuwen later dus. Ten behoeve van zijn twee schoolgaande zonen koopt mijn vader de Nederlandstalige Standaard Encyclopedie. Een fors werk in twaalf banden van rood kunstleer. Het staat symbool voor de naoorlogse welvaartsstaat, waarin de middenklasse geniet van toenemende koopkracht, scholing en kennis. Tegelijk blijven, om een oud woord vanonder het stof te halen, de productieverhoudingen onveranderd. Een encyclopedie maken blijft het werk van een selecte groep experts. Aan de ene kant zijn er de commerciële uitgaven waar middenklassers veel geld aan uitgeven, omdat kennis toen nog een stevige investering waard was. Aan de andere kant is er de universiteit, ook een hiërarchische organisatie bij uitstek. Ik herinner me nog hoe ik als student aan de Universiteit Gent naar de Boekentoren trok, misschien wel de sterkste veruitwendiging van dit verticale type van kennismaatschappij. Het was een echte burcht: je meldde je aan bij een nukkige man in stofjas aan de balie en, als je geluk had, moest je geen uur wachten op het boek dat je wou ontlenen.
En dan nu: slechts een generatie later, mijn tieners thuis. De loodzware encyclopedie is vervangen door de vederlichte iPod, elke kennisvraag is vijf seconden later draadloos beantwoord door Wikipedia. Deze encyclopedie staat voor een heel ander kennis- en productiemodel, voor andere sociale verhoudingen. Hij wordt niet langer samengesteld door een kleine groep experten, maar door een groot netwerk van burgers. En zij doen het niet voor het geld, of voor een academische titel, maar uit intrinsieke motivatie. Iedereen kan bijdragen tot Wikipedia, de kwaliteitscontrole gebeurt achteraf, door mensen die daar de merites voor hebben. Een product dus van inzet onder gelijken, of peer-to-peer (p2p). Een team dat samenwerkt in een concurrentieomgeving, zoals bij de voormalige redactie van de Standaard of Winkler Prins, is gewisseld voor een samenwerkingsomgeving waarbinnen concurrentie speelt. We gaan van ‘coöperatie binnen competitie’ naar ‘competitie binnen coöperatie’.
De revolutie van internet
Volgens Michel Bauwens, auteur van De wereld redden. Met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving, staat Wikipedia symbool voor de overgang naar een andere wereld. Het zal volgens hem uitgroeien tot dé vorm van samenwerking en productie van de eenentwintigste eeuw. En hij ziet voorbeelden in tal van domeinen, zoals opensourcesoftware. Ook daar drukte de p2p-besturingssoftware Linux grote bedrijven als IBM niet gewoon uit de markt. Nee, meer fundamenteel: het maakte dat deze besturingssoftware geen marktproduct meer is. Niet dat er niemand meer zijn brood mee verdient. Dat gebeurt nu als dienstverlener, voor het ontwerpen van specifieke toepassingen. Maar de broncode van Linux blijft voor iedereen toegankelijk: het is een voorbeeld van een nieuwe digitale commons, of gemeengoed. En ook op vlak van goederenproductie ziet Bauwens de grote, verticale bedrijven verdwijnen voor netwerken van microfabrieken. Daar wordt terug op maat van de behoefte geproduceerd door burgers, via open design en 3D-printers.
Fora do Eixo: een gigantisch p2p-cultuurnetwerk Een schoolvoorbeeld van culturele peer-productie is Fora do Eixo. Het is een netwerk dat eind 2005 werd opgericht door culturele producenten uit de noordelijke, de zuidelijke en de westelijke regio’s van Brazilië. Het begon met de samenwerking tussen producenten rond de circulatie van muzikale projecten, de uitwisseling van productietechnologie en de handel van culturele producten. Door de middelen voor de muziekproductie (studio’s … ), de instrumenten en de organisatie van festivals te mutualiseren, drukken de artiesten hun kosten, gaan tussenpersonen niet met het gros van de inkomsten lopen en werd een nieuw verdienmodel ontwikkeld. Het is een model met verschillende lagen: het publiek, de cultuurproducenten en de organisatoren. Een van de belangrijke innovaties van Fora do Eixo is de introductie van een soort kredietkaart die maar liefst vier alternatieve munten hanteert. Dat betekent dat de interne processen niet door klassiek geld worden gemanaged, maar door een intern systeem dat de uitwisselingsstromen in evenwicht moet houden. Boeiend is ook dat de overheid met de Fora een partnership heeft afgesloten vanwege haar grote mobilisatiekracht. Zo ontstaat er zicht op een autonoom p2p-systeem. |
Deze ontwikkelingen passen in de radicale evolutie die onze samenleving ondergaat door de laatste golf van technologische innovaties. Net als de vorige vernieuwingen, denk aan stoomkracht of elektriciteit, is deze van informatie- en communicatietechnologieën disruptive: ze verstoort de maatschappelijke orde, maakt nieuwe zaken mogelijk. Bauwens schrijft: ‘Mijn belangrijkste thesis over het internet is dat het web horizontale contacten mogelijk maakt tussen gebruikers die zich vrijwillig met elkaar verbinden om te communiceren of samen te werken, zonder daarbij een beroep te moeten doen op traditionele, hiërarchische organisaties of instellingen. Die horizontalisering maakt een zeer bijzondere vorm van socialisatie mogelijk.’ De gebruikers van het internet kunnen immers zichzelf organiseren. En ‘lokaal’ betekent met het internet meteen ook ‘globaal’: zo kunnen lokale initiatieven op vlak van bijvoorbeeld stadslandbouw samenwerken in een globaal netwerk, opgedane kennis delen … Je krijgt hier een opschaling van wat voorheen enkel in kleine groep mogelijk was. Voor Bauwens vertegenwoordigt dit een revolutie: het werkt radicaal kosten- en drempelverlagend. Dankzij internet wordt autodelen kinderspel, net als tweehandsspullen doorverkopen of het netwerk van je oude schoolkameraden heropbouwen.
Het model van peer-productie
Hoe ziet Michel Bauwens de uitbouw van een p2p-systeem, dat op termijn in staat moet zijn het kapitalisme achter zich te laten? ‘Aan de basis dragen mensen bij tot bepaalde commons. Aan dergelijke commons zijn meestal verenigingen voor maatschappelijk nut verbonden, een doelgedreven organisatie die de infrastructuur van de commons beschermt en beheert. Marktspelers maken gebruik van de commons om geld te verdienen via allerhande complementaire diensten zoals opleiding, onderhoud, softwareaanpassing op maat van de klant enzovoort.’ Het p2p-systeem kan uitgroeien tot een autonoom systeem wanneer de gecreëerde gebruikswaarde beschermd kan worden door bijvoorbeeld een bijzondere licentie. Die zou kunnen bepalen dat de commons vrij beschikbaar blijven voor iedereen die ertoe bijdraagt, inclusief ethische bedrijven gedefinieerd als verenigingen voor maatschappelijk nut. Kapitalistische bedrijven moeten nog wel betalen. En in de mate dat commoners dan zelf hun eigen organisaties oprichten, zoals coöperatieven, kan er geld verdiend worden voor de instandhouding van de commons. In technische termen: zo gebeurt de sociale reproductie van de commons binnen de commons zelf. En dergelijke ethische bedrijven zouden een netwerk kunnen opzetten van onderlinge en transparante samenwerking, zoals bij Fora do Eixo (zie kader).
De toekomst veroveren
Michel Bauwens is niet zomaar een naïeve denker die droomt van een nieuwe utopie. Als gewezen werknemer van Belgacom en British Petroleum kent hij het harde kapitalisme. Een p2p-wereld waarin de burger en de democratie zegevieren, is een mogelijkheid, maar zeker geen evidentie. Vanuit een helder historisch inzicht stelt Bauwens dat elke technologische schok de gevestigde orde verstoort, en emancipatorische kansen biedt om meer mogelijkheden te creëren voor meer mensen. Maar tegelijk wil de gevestigde orde dezelfde technologie naar zich toe trekken. De toekomst is dus onbeslist en hangt af van een reeks factoren, waaronder sociale strijd en sociale krachtsverhoudingen. Een belangrijk strijdpunt daarbij is, als vorm van nieuwe sociale zekerheid in een p2p-samenleving, dat iedereen recht heeft op een gegarandeerd basisinkomen.
Naïef zijn is dus het domste wat we kunnen doen. We moeten juist kritische en actieve encyclopedisten 2.0 worden
Naïef zijn is dus het domste wat we kunnen doen. We moeten juist kritische en actieve encyclopedisten 2.0 worden.De emancipatie van burgers zal afhangen van hoe sterk zij inzicht krijgen in de digitale wereld, een eerste voorwaarde om er zelf greep op te krijgen. Want niet elk p2p-systeem leidt tot een commons, of is postkapitalistisch. Integendeel, voorbeelden als Facebook zijn juist hyperkapitalistisch. Terwijl de 1 miljard gebruikers zich amuseren – dat hoop ik toch – en genieten van de gebruikswaarde die ze zelf produceren, is er de 1% die schatrijk wordt van de ruilwaarde. En sterker nog: van enige democratie is geen sprake, de code en het design van Facebook zijn strikt geheim. Bauwens roept hier op tot actie: de overheid kan besluiten dat het om een infrastructuur van algemeen belang gaat, of gebruikers kunnen zich organiseren om Facebook over te nemen. In de kennismaatschappij zijn immers niet de arbeiders, maar de kenniswerkers de emancipatorische klasse. Hun productiemiddel – hun hoofd en laptop – neem je hen niet zomaar af. Ze werken ook meer en meer op zelfstandige basis, in variabele netwerken en projecten. De belangrijke vraag is dan ook hoe ze zich kunnen verenigen om strijd te voeren voor een verdere emancipatie.
Een andere wereld, een ander mensbeeld
Jean Lievens, de kompaan van Bauwens, stelt in de inleiding van het boek het uitgangspunt van p2p op scherp: ‘Ons economisch systeem steunt op het absurde idee van materiële overvloed en immateriële schaarste. We doen alsof de planeet oneindig is en plegen er roofbouw op. Anderzijds bouwen we met auteursrechten en patenten artificiële muren rond menselijke kennis om delen en samenwerking zo moeilijk mogelijk te maken.’ Een heldere analyse waar ik het mee eens ben. Alleen kan je zaken als het auteursrecht niet zomaar van vandaag op morgen afschaffen. En in feite is dat zelfs niet het voorstel. De hamvraag is hoe je zaken als culturele producten opvat: gaat het over een commons, waar burgers vrije toegang toe hebben om er verder toe bij te dragen, of gaan we mee in de verdere vermarkting van alles?
Interessant is ook het mensbeeld verbonden met de p2p-beweging: het erkent de fragmentatie van de mens onder de kapitalistische moderniteit en biedt daar een antwoord op. De identiteit kan heropgebouwd worden, zonder de illusie van homogeniteit te koesteren, door engagement aan verschillende p2p-projecten. Of in technische termen: het gaat niet om de zoektocht naar een nieuwe autoritaire collectivistische socialisering, wel om een vrije socialisering op basis van wat ons verbindt. De wijze waarop mensen zich in dergelijke horizontale netwerken tot elkaar verhouden, kan hen zonder toestemming doen samenwerken om gemeenschappelijke waarde te creëren, en is dus volgens Bauwens productiever dan de bestaande modellen.
Inspiratie voor kunst en cultuur?
De overgang die Bauwens schetst naar een andere wereld, met haar nieuwe praktijken en p2p-filosofie, kan een boeiende inspiratiebron zijn voor kunst en cultuur. Ik bespreek een aantal aspecten zonder volledig te willen zijn. Een eerste punt handelt over de mate waarin p2p-projecten, en de sociale logica ervan, verwantschap vertonen met culturele en artistieke productie – voor zover daar een scherp beeld van te maken valt. Een paar zaken vallen op. P2p-productie gebeurt uit vrije wil, vanuit gedrevenheid en passie. Productie en loon zijn ontkoppeld: de kunstenaar maakt geen koopwaar, met de klassieke ruilwaarde van een verhandelbaar product, maar heeft uiteraard wel onrechtstreeks een inkomen nodig. Verder is p2p ook altijd samenwerking rond een gemeenschappelijk doel: de logica van het doel bepaalt de sociale logica, waarbij elk peer-project een eigen invulling heeft. Dit lijkt veraf te staan van de nood van waaruit artiesten opereren, tenzij men die noodzaak en hun open nieuwsgierigheid kan formuleren als een gemeenschappelijk doel. We kunnen ook een stap verder gaan, en denken aan een aantal kunstenaars die in een (wereldwijd) p2p-netwerk samenwerken rond een gemeenschappelijke droom, uitdaging of probleemstelling. Zelf lijkt me de verhouding natuur/cultuur zo’n relevant onderzoeksthema: op meer en meer plaatsen in de wereld vernietigt de dominante cultuur de omringende natuur, vraagt dat niet om een ferme blik in de artistieke spiegel?
De hamvraag is hoe je zaken als culturele producten opvat: gaat het over een commons, of gaan we mee in de verdere vermarkting
Een andere kwestie is de organisatievorm waartoe dat kan leiden. Voor Bauwens zijn de p2p-netwerken de voorbode van de nieuwe instituties die de huidige emancipatorische groep van kenniswerkers uitbouwen als uitdrukking van hun noden als nieuwe sociale groep. Hoe zit het met de instituties die kunstenaars uitbouwen? Kunnen we, de terminologie van Bauwens aanhoudend, de kunstenaars als de flexwerkers van de cultuursector beschouwen, die dan hun eigen p2p-netwerken kunnen opbouwen, zodat ze minder afhankelijk worden van de verticale kunstinstellingen? Daarbij aansluitend is er het vraagstuk rond nieuwe productiemodellen voor de culturele sector. Kan het model dat Bauwens schetst – met culturele commons beschermd door verenigingen voor maatschappelijk nut, en daarrond eigen economische actoren zoals coöperatieven – een inspiratiebron zijn? En wanneer starten we in Vlaanderen met een eigen versie van Fora do Eixo, inclusief een eigen complementaire munt? Hier en daar zie je al mooie aanzetten in hedendaagse netwerken rond nieuwe thema’s, zoals Green Track, waarbij cultuurinstellingen zich engageren om op ecologisch gebied met elkaar samen te werken en kennis uit te wisselen.
Zo komen we terug op de sociale logica van p2p: open samenwerking. Is er verwantschap met huidige artistieke praktijken? In hoeverre bouwt dat verder op historische ijkpunten, zoals het Gesamtkunstwerk uit de periode na mei ’68? Zoals de Nederlandse filosoof Henk Oosterling schrijft in zijn artikel ‘Gesamtkunstwerk’, is ‘een van de meest vooraanstaande exponenten van het Gesamtkunstwerk in deze turbulente tijd toch Joseph Beuys. Iedereen kent zijn in 1974 in een New Yorkse galerie gehouden “Aktion” Coyote. De publieksdeelname is bij Beuys echter beperkt: vaak kunnen zijn activiteiten slechts indirect door ramen of via de schermen van de technologische media worden gadegeslagen.’ Oosterling stelt dat er rond de vraag naar de aard van dit ‘Gesamt’ minstens drie voorstellen zijn gedaan door de geschiedenis: de samenstelling van diverse media door één kunstenaar; de samenwerking van een aantal kunstenaars vanuit hun eigen medium; en een kunstpraktijk waarbij het publiek onontbeerlijk is. Binnen dat laatste voorstel zijn er nog twee opties: het publiek kan passief observeren, of het kan actief participeren, waarbij dan sprake is van interactiviteit. Zo biedt p2p nieuwe inspiratie om de autonomie van de kunstenaar te herdenken in functie van nieuwe vormen van participatie. De frequentie waarmee ik de jongste jaren toeschouwers bij een voorstelling op de theatervloer heb zien staan – soms zonder dat ze dat voorzagen bij het begin van de voorstelling, zoals bij Alexis, a Greek Tragedy van het Italiaanse gezelschap Motus – doet mij vermoeden dat er bij een aantal makers wat gist.
Dirk Holemans is coördinator van de denktank Oikos.
De wereld redden van Michel Bauwens valt te bestellen via www.oikos.be. Wees ook welkom op 27 april op Het Groene Boek, dé ontmoetingsplek voor al wie begaan is met de transitie naar een sociaalecologische samenleving (www.hetgroeneboek.be).