Hebben onze orkesten een toekomst?
Door Bart Caron, op Wed Mar 23 2016 17:07:59 GMT+0000Zowel de Vlaamse als de federale overheid maken zich zorgen over hun klassieke orkesten. Vooral over de vijf orkesten die met muzikanten in loondienst werken. Vlaams minister Sven Gatz en federaal minister Didier Reynders bestelden elk een onderzoeksrapport. Samen brengen die onderzoeken niet alleen een paar schrijnende pijnpunten in kaart, maar stellen ze ook een paar toekomstscenario’s voor. Dat zet het debat weer op scherp. Gaan we verder besparen op klassieke muziek in België, of er een visie voor ontwikkelen?
Van die vijf betrokken orkesten schuilen er drie onder de paraplu van de Vlaamse overheid: deFilharmonie, Brussels Philharmonic (het voormalige BRTN-orkest) en het orkest van de Vlaamse Opera (Kunsthuis). De andere twee orkesten moeten het doen met federale subsidies: het Nationaal Orkest van België (NOB) en het orkest van de Munt (opera).
Wat is er aan de hand? Gaat het over geld? Zijn het potverteerders, althans volgens de door besparingen bezielde regeringen? Of gaat het over een te lage artistieke kwaliteit? Ja, er is een en ander aan de hand. Het debat is een mix van twee motieven: zo mogelijk besparen op muzikanten, maar ook de kwaliteit van de orkesten. Gidsland Nederland toonde al de foute weg: het schafte een paar jaar geleden drie van zijn tien orkesten af. Dat is bij ons echt niet nodig.
Een divers orkestlandschap
Het orkestlandschap is gevarieerd en divers. Naast de grote klassieke boites zijn er ook nog ensembles die (al dan niet) via het Kunstendecreet worden gesubsidieerd. Denk aan Anima Eterna Brugge, Het Symfonieorkest van Vlaanderen, B’Rock, Het Kamerorkest, Il Fondamento, Il Gardellino, Casco Phil, enz. Die krijgen (in het beste geval) slechts een fractie van de centen die de vijf andere krijgen. Maar zij werken dan ook niet met musici in vaste dienst, wel met een kern van freelancers die betaald worden per prestatie. Ze zijn broodnodig om het brede pallet van klassieke muziek te interpreteren en te spelen, van oude tot hedendaagse muziek.
Maar wat met de grote orkesten? Hoe cruciaal zijn die nog? En tegen welke prijs? Mijn hypothese is dat ze broodnodig zijn, voor de muziekcultuur bij ons, voor de diversiteit, voor het publieksbereik en de muziekeducatie en voor het behoud van het vak van klassiek muzikant. We willen aan onze conservatoria toch niet enkel musici opleiden die dan alleen maar les kunnen gaan geven aan de muziekacademies?
Het rapport van de drie grote orkesten
Cultuurminister Sven Gatz heeft over de drie grote orkesten onder auspiciën van de Vlaamse Gemeenschap een studie besteld bij Koen Vandyck. Op basis van heel wat gesprekken met experts en diverse stakeholders biedt ze een goede analyse van die orkesten. Alleen mist ze, door een gebrek aan goed vergelijkingsmateriaal, wat diepgang. Misschien hadden bepaalde facetten beter uitgespit mogen worden.
Tegelijk bevat de analyse toch een aantal ontstellende elementen. Zo blijken de drie orkesten slechts een gemiddeld artistiek niveau te halen. Ze behoren niet tot de wereldtop en evenmin tot de Europese voorhoede. De uitvoeringskwaliteit van het orkest van het Kunsthuis is van een te laag niveau, aldus de studie. Alleen al in Europa is er een aanzienlijk contingent van orkesten met een grotere artistieke renommee dan de Vlaamse orkesten. De Berliner Philharmoniker naar de kroon steken, is helemaal niet aan de orde.
En dan het publiek. We wisten het al uit de participatiesurvey: er gaat relatief weinig publiek naar klassieke muziek luisteren, en de leeftijd ervan blijft maar stijgen – ook al zijn de berichten over het succes van de passieconcerten in deze periode een welkom tegengeluid. De Vlaamse orkesten uit de studie bereiken ongeveer 250.000 mensen per jaar, dat is 3,7% van alle Vlamingen. In Finland is dat 20%, in Nederland 9%. Ze moeten dus een grotere rol opnemen in de samenleving: op educatief vlak, in het verruimen van hun doelgroepen, in het ondersteunen van het DNA van de gemeenschap...Uit die verbreding van hun maatschappelijk draagvlak zullen ze hun bestaansreden moeten putten. ‘De mantra van artistieke excellence schiet hier te kort, zeker bij formaties die niet in staat zijn om die uitmuntendheid op heel consistente wijze te belichamen’, aldus het rapport. Terecht.
Een prachtjob, zonder inspraak
Directies behandelen musici vaak als instrumenten.
Deze weinig hoopgevende artistieke evaluatie komt bovenop een tanende waardering voor de uitvoerders zelf. Het vak van orkestmuzikant staat onder druk, de appreciatie is niet zo positief. Voor koorzangers is dat niet anders – al krijgt het koor van de Opera in deze studie vreemd genoeg weinig aandacht. Daarom wil ik graag even een boog (lans) breken voor musici en zangers. Ik maakte er zelf drie jaar deel van uit. Een prachtjob is het, maar telkens weer uitdagend. Falen mag niet. Alleen is de waardering helaas omgekeerd evenredig met de vereiste inzet en kunde. Directies behandelen musici vaak als instrumenten. Terwijl dirigenten fladderen en cumuleren dat het een lieve lust is, ervaren musici een gebrek aan inspraak – zeker bij de artistieke strategie. Ze lijken wel (hoog opgeleide) bandwerkers die auto’s mogen assembleren, maar niks te zeggen hebben over de model- en verkoopsstrategie.
Dat het rapport Vandyck nu ook vaststelt dat er een onderbenutting is van de werkuren van de muzikanten, in elk orkest, is een hard bericht. Dat betekent dat de arbeidsefficiëntie niet hoog genoeg is.
Welk orkestlandschap voor Vlaanderen?
Welk orkestlandschap willen we in Vlaanderen? Hoe ambitieus zijn we? Willen we in de Champions League spelen of is een gemiddeld niveau al genoeg? Dat zijn politieke keuzes, want ze liggen in handen van de subsidieverstrekker, de Vlaamse overheid. Natuurlijk kunnen we proberen de Berliner naar de kroon te steken, maar dat vereist andere financiële middelen, die er nu niet zijn. Een afgeslankte kopie ervan, een symfonisch orkest van 90 à 97 musici, leidt wellicht tot een 'gemiddeld' artistiek niveau. Zo'n orkest is niet verzekerd van een adequaat werkaanbod en krijgt het steeds lastiger om zijn legitimiteit aan te tonen.
Veel geld zal er niet bijkomen, redeneerden de onderzoekers. Ze kozen een budgetneutrale piste. Maar essentieel vinden ze wel – en hierin verschillen ze van het rapport Blanchard over de federale orkesten – dat elk scenario garant moet staan voor het behoud van het aantal arbeidsplaatsen. Geheel terecht. Tweehonderd beroepsmuzikanten in vast dienstverband is al een kritische ondergrens voor een gezond en leefbaar ecosysteem. We zitten daarmee nu al met een klein contingent in vergelijking met andere landen.
Tegelijk is het wel niet zo dat ‘groter’ automatisch gelijkstaat aan ‘beter’. Het rapport maakt daarover een interessante artistieke redenering: er blijkt geen direct causaal verband tussen de omvang van een orkest en zijn artistieke kwaliteit. Er zijn grotere orkesten die niet tot de top behoren en omgekeerd zijn er compacte formaties die een zeer hoog niveau halen. Dat is inderdaad zo. En die vaststelling staat haaks op de vraag van deFilharmonie en van Brussels Philharmonic naar een uitbreiding tot 97 orkestleden. Het Budapest Festival Orchestra, momenteel het beste of toch één van de beste orkesten ter wereld, heeft een kleinere bezetting dan de Vlaamse orkesten.
Gelukkig zijn er nog een aantal kleinere (kamer)orkesten die een hoog internationaal niveau halen. Die moeten via het Kunstendecreet hun schaarse middelen zeker kunnen consolideren.
Twee orkesten, één dak
Voor de Antwerpse orkesten (Opera en deFilharmonie) bepleit het onderzoek dat ze ondergebracht worden in één beheersmatige structuur, met het oog op een maximale synergie. Noem het een ‘co-habitatie' van twee orkesten onder één dak. Een artistieke verbetering is dus aan de orde. Maar ook: de repetitiefaciliteiten in het operagebouw in Gent zijn verouderd en het orkest weet zich te weinig gesteund door de directie. deFilharmonie heeft wel een soliede ‘fond', maar weet die niet te verzilveren in een consistent hoger artistiek niveau. Het voorstel van Vandyck is twee speelkernen onder deFilharmonie vzw. In totaal gaat het om ongeveer 130 musici. In een tweede stap moet dan een nieuw, geharmoniseerd arbeidsreglement onderhandeld worden.
Zal deze constructie de gewenste meerwaarde opleveren? Een fusie leidt toch niet automatisch tot een hoger artistiek niveau? Zakelijk/organisatorisch zal dat wel wat meerwaarden opleveren, maar dan moeten eerst de randvoorwaarden ingevuld raken: wat met repetitieruimtes, wat met planningen die zeer verschillend zijn? Ik twijfel ernstig aan deze piste, zeker omdat het rapport ze onvoldoende onderbouwt en beargumenteert.
Het Brussels Philharmonic zou zich volgens het onderzoek een meer uitgesproken profiel als vernieuwer moeten aanmeten. Dat moet het reeds voorzichtig ingeslagen pad verscherpen. Stop dus met dromen van ‘de Europese top'. En zet in op een krachtige strategie voor publiekswerving. Dat is een duidelijk profiel, dat ik stevig wil ondersteunen.
Ook het voorstel om in te zetten op een pre-professioneel jeugdorkest en een orkestacademie die jonge mensen stageplaatsen biedt, klinkt uitstekend.
Een falende Vlaamse overheid?
De andere pistes, uitgezet door de onderzoekers, kan je stevig bediscussiëren. Zo wordt voor de voorgestelde fusie van de Antwerpse orkesten onvoldoende aangetoond wat de artistieke en zakelijke meerwaarde is. Zouden er niet beter eerst enkele andere stappen gezet worden? Ja, maar daarvoor moet minister Sven Gatz zich uitspreken over het ambitieniveau van onze grote orkesten. Een hogere ambitie kost, zeker in het begin, meer geld: orkestdirectie, solisten, topmusici, enz... Zelfs met een betere werkorganisatie moeten daarvoor extra middelen op de plank. Bovendien staat het losmaken van het orkest van de Vlaamse Opera (Kunsthuis) voor een fusie met deFilharmonie haaks op de recente inkanteling van het Ballet van Vlaanderen in hetzelfde Kunsthuis. Immers, het ballet heeft het orkest nodig voor begeleiding. Waar is hier de logica?
Eerst moet er orde op zaken worden gesteld voor een aantal materiële en organisatorische aspecten: al dan niet blijven spelen in de Gentse Opera (en hoeveel keer?), de arbeidsreglementen harmoniseren, opnieuw een muziekdirecteur aanstellen bij de opera, een perspectief bieden voor de verouderde infrastructuur, meer concerten spelen (en in welke circuits dan?), investeren in publieksverbreding, enz... Dat moet gebeuren met de directies, de besturen en met ruime inspraak van de orkestleden.
Wie moet zo’n mogelijk fusieproces trouwens in goede banen leiden? Veel valt te zeggen over de gebrekkige kwaliteit van de politiek samengestelde besturen. En de taak van het management wordt naar eigen zeggen bemoeilijkt door een gebrek aan heldere sturing vanuit de overheid. Directies vragen om duidelijke doelstellingen om de strategie van hun orkest te oriënteren. Blijkbaar zijn de elementen die in Kunstendecreet en beheersovereenkomst zijn opgenomen, niet sturend genoeg. Wel, wel... Werk op de plank voor de minister en zijn kabinet.
En de federale orkesten?
Ook bij de federale orkesten zijn er problemen. Onder impuls van vicepremier Reynders werd een rapport gemaakt, het rapport Blanchard. Met een set van tien maatregelen beoogt het plan een fusie van het orkest van de Munt en het Nationaal Orkest van België. Dit rapport heeft veel kritiek losgeweekt en leidde vorig weekend tot het ontslag van intendant Jozef De Witte bij het Nationaal Orkest – het culminatiepunt van een jarenlange malaise en verwaarlozing van het orkest.
De nota Blanchard is van een veel lager niveau dan de nota Vandyck over de Vlaamse orkesten. Vooral de basisvisie over hoe een filharmonisch orkest er in de eenentwintigste eeuw moet uitzien, is verouderd. Toch schetst het rapport een aantal terechte en al eerder gesignaleerde problemen: een zeer slechte repetitiezaal, te lage eigen inkomsten, weinig aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden om nieuwe topmusici aan te trekken, een sterk verouderd arbeidsreglement… De strafste kritiek is nog wel dat er geen artistieke visie is. Die vragen de musici van NOB al vele jaren.
Maar er zijn ook opmerkingen in het rapport waar velen grote vragen bij hebben: zo is de telling van het aantal concerten fout (Blanchard telt er 51, de musici 72), omdat een aantal (verbredende) concerten niet zijn meegeteld. Ook heeft het NOB de best bijgewoonde filharmonische reeks van het land, ondanks het feit dat het orkest onderbenut wordt.
Onrust troef
Blanchard stelt een fusie voor tussen NOB en het orkest van de Munt. Dit resulteert in 126 musici, een pak minder dan de huidige bezetting (164 musici). Dat aantal is lager dan bij de ‘Vlaamse fusie’ (126 versus 130). Zal er dan nog wel genoeg ruimte zijn voor de activiteiten van het NOB? En de Munt heeft toch een drukkere agenda dan de Vlaamse Opera? Blanchard stelt ook voor om in de schoot van de groep een barokorkest en een hedendaags ensemble te vormen. Zeer vreemd, toch?
Er ontbreekt bovendien een duidelijk financieel kader, en er is geen plan voor de noodzakelijke hervorming van het bestuur en het management.
In de omgeving van de orkesten, niet in het minst bij de musici van beide orkesten, is er dan ook veel onrust ontstaan. Niet over het principe van een intense samenwerking tussen beide ensembles, wel over de modaliteiten van de fusie. Een samenwerking kan de kwaliteit van beide ensembles verhogen en de (overhead)kosten drukken. Dat zijn twee positieve mogelijkheden. Alleen blijft vooral de indruk bestaan dat er eigenlijk vooral stevig bespaard wil worden op beide orkesten, in die mate zelfs dat er over enkele jaren slechts één orkest overblijft. Dat het vertrouwen tussen de muzikanten en de intendant ernstig verstoord was, helpt natuurlijk evenmin.
Dat bleek uit het ontslag van de intendant. Maar daarvoor draagt het bestuur zelf een verpletterende verantwoordelijkheid.
Tot besluit
Zeker, onze grote orkesten met muzikanten in vaste dienst zijn middelmatig qua artistiek niveau, verouderd qua organisatiecultuur en dus toe aan een stevige upgrade. Maar die hervorming moet gebeuren op basis van harder onderzoeksmateriaal – meteen een pleidooi voor bijkomend onderzoek – en met een artistiek ambitieniveau dat bepaald wordt door de minister van Cultuur, mét de nodige middelen.
Geld zal er wel niet bijkomen, maar nog meer wegknippen zal evenmin soelaas brengen.
Federaal is een nauwe samenwerking tussen het NOB en de Munt valabel, maar die mag niet vertrekken van een besparingslogica. Veel wenselijker is een ambitieus artistiek scenario. Geld zal er wel niet bijkomen, maar nog meer wegknippen zal evenmin soelaas brengen. Willen we goede orkesten in België en Vlaanderen? Willen we meer publiek voor klassieke muziek? Willen we de maatschappelijke relevantie van onze orkesten verhogen? Op alle vragen is het antwoord toch ja? Dan mogen we hopen dat onze overheden niet het kind met het badwater weggooien, maar de werkpunten van de orkesten aanpakken waar ze zitten.
Bart Caron is Vlaams volksvertegenwoordiger voor Groen en voorzitter van de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement.