Hang opnieuw de aap uit!
Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000Dit gaat over kunst.
Sinds mensenheugenis heeft men de kunstenaar opengesneden, verpakt en verkocht door hem te categoriseren als schrijver, schilder, muzikant, beeldhouwer, schouwspelartiest, ... Daarna werd zijn stiel verkapt tot subgroepen-binnen-subgroepen, zoals jeugdtheater, teksttheater, figurentheater, repertoiretheater, muziektheater, danstheater, bewegingstheater, theater zonder tekst ... En nu, nog geen twintig jaar na het schrijven van het Podiumkunstendecreet,zitten we met een probleem. De kunstenaar is ergens onderweg deel gaan uitmaken van een heuse ‘kunstensector’ met twintigduizend subtakken, en verdomme, er moet toch wel bespaard worden, zeker? Hoe daarmee te dealen?
Je kunt het debat, zoals gebeurd is, in al zijn vormelijkheden uiteentrekken: bijsturing van het decreet, kerntakendebat, projecten versus structuren, aanvullende subsidiëringscriteria, ... Maar au fond gaat het hier over kunst, en centraal staat de artiest. Die bestaat uit vlees, bloed, water, zout, peper, zeven goudvissen, een waanzinnige fantasie en drie particulariteiten. Primo: hij wil heel hard werken en heel hard met rust gelaten worden. Secundo: hij wil ongegeneerd de aap kunnen uithangen, of de nar die met de koning mag lachen zonder bang te zijn om zijn hoofd aan de bijl te verliezen. Tertio: de artiest hoopt steeds (maar tevergeefs) op appreciatie. Yes nurse, we are dealing with a rare and amazing creature here. Een harde werker, met een exuberante fantasie, who lives to please.
Alleen ziet dit beestje er de laatste tijd wat pips uit, angstig zelfs. En de dokter is ook al niet op zijn gemak, want de gang zit vol van die bang kijkende apen en er is plaatsgebrek. Waarom is de stem van de theaterartiest zo opvallend afwezig in alle recente discussies over cultuurbeleid? Niet alleen omdat er te veel charlatans rondlopen (is dit écht de eerste keer dat iemand dit schrijft?), maar ook omdat sommige theaterkunstenaars bang geworden of in slaap gedommeld zijn. Probeer het culturele veld maar eens te mobiliseren zonder keer op keer te botsen op een ‘voorzichtig ... je moet nuanceren ... zou je dat wel doen ... oei oei oei ...’.
Er zijn in het theaterveld artiesten met een visie op een stuk die ineens bang worden, die een paar weken voor een première op artistieke keuzes terugkomen omdat ‘het risico’ te groot is, omdat het al de tweede of derde productie is die mogelijkerwijs slecht onthaald zal worden en hen hun compagnie of credibiliteit of portefeuille kan kosten. Wablieft? Er zijn ook nieuwe taboes opgedoken. Angst om werk van theatermakers slecht te vinden, bijvoorbeeld. Ja, toegegeven, dat ligt altijd gevoelig, maar sinds tien jaar lijkt het absoluut not done. Terwijl dat net is wat kunstenaars doen. Ruzie maken over het werk, brullen naar elkaar, de gestampte boer uithangen, manifesten schrijven, kliekjes vormen met gelijkgestemden, reageren op wat er maatschappelijk gebeurt, zich gratis engageren omdat het toch wel een héél plezant project is, gaan kijken naar elkaars repetities, werken voor elkaar. Niks romantisch aan hoor, mensen, dat is wat theatermakers doen.
Sommige theaterkunstenaars zijn bang geworden of in slaap gedommeld
Dus hier begint het pleidooi.
Alle betrokkenen – kunstenaars, critici, beleidsmakers – moeten onmiddellijk stoppen met zichzelf en elkaar bang te maken. We moeten opnieuw het signaal geven dat alles kan en mag. Alleen zo kom je tot groots werk. Werk waarvoor je een enorme stap in het duister zet, en waarmee je voor geen meter weet waar je de volgende dag zal uitkomen. Ideeën die doormalen in je slaap en waarvoor je om drie uur ‘s nachts de spelers opbelt en met te veel energie door donkere straten doolt. Werk waarvoor je met andere artiesten afspreekt om er wilde theorieën mee te delen. Omdat je feedback wilt, en verder wilt denken. A coven of witches. Daar zit de kracht: in een groep tovenaars.
Artiesten, breng uzelf terug bij elkaar. Kunst levert kunst op. Dat is toch zo! Zullen we terug toonmomenten voor elkaar houden? Samen dingen maken, niet uit opportunisme maar uit artistieke urgentie? Zullen we weer manifesten schrijven? Zullen we in eigen boezem kijken, en als sommigen voelen dat het vuur niet meer zo brandt, de kaars durven doven? Zullen we afspreken dat we bereid zijn om, als het echt moet, samen de oorlog in te gaan? Het gaat toch niet over het genre, of over de pers die het al dan niet lust? Noch over het masseren van de publieke opinie, over laagdrempeligheid, over participatie, over het verwerven van management skills in human resources, over nieuwe boekhoudkundige modellen, over alles omzetten in getallen en tabellen die toch gemanipuleerd worden, over ... jesus fuckin’ christ wat gaan ze nog allemaal verzinnen om ons bang te maken?
Zullen we de beleidsmakers daarin betrekken? Hen aansporen om zich mee af te vragen of we kunstenaars niet eerder lamleggen dan stimuleren met een eindeloze reeks modewoorden als participatie, hakbijl, draagvlak, diversiteit, internationalisering, publiekswerking, regionale meerwaarde? Zullen we hen vragen zelf ook niet zo bang te zijn – bang om de status quo te breken, om zichzelf (maar ook de praatjesmakers in het veld) uit te dagen om het over inhoud te hebben, om voor kwaliteit en niet voor smaak te gaan, om de koehandel te stoppen, om eventueel niet door iedereen geapprecieerd of geliefd te willen zijn?
Laten we opnieuw aap, nar of tovenaar worden. Owkay?
Nick Kaldunski en Stef Lernous leiden het theatergezelschap Abattoir Fermé.