Go ahead John!

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

'I just don't listen to what the guys are playing now because I already know what they're gonna do. Like John: I got him his drummer. I got him his manager. I know what he's gonna do.'

(Miles Davis over John McLaughlin)

'Jazz is. Jazz leeft. Gebeurt. Beweegt. Jazz neemt. Jazz geeft. Jazz weet. Jazz spreekt. Jazz doet. Jazz laat. Jazz komt. Jazz gaat. Uniek. muziek. Van vlees en bloed. Jazz waagt. Jazz wint. Breekt baan. Verlicht. Vernieuwt. Verjongt. Jazz vlamt. Jazz vonkt. Jazz brandt. Jazz bonkt. Jazz staat. Jazz valt. Is overal. Ontroert. Verwarmt.'

(Ja Deelder)

Voor de derde keer al werd tijdens de voorbije Gentse Feesten de Bijlokesite omgetoverd tot het Blue Note Festival, inmiddels een begrip in jazzland. Op vrijdag 17 juli 2004 werd Remember Shakti aangekondigd, het zoveelste project van jazzgitarist John McLaughlin. Voor een dergelijk kanon was de opkomst mager; de tent maar driekwart gevuld. Tijdens de set liep zowat de helft van de aanwezigen sans gêne weg. Er werd nochtans duchtig gebootlegd en van de resterende helft kregen McLaughlin en de zijnen een staande ovatie. Uw nederige dienaar zat erbij en keek ernaar, en vraagt zich als amateur van de betere jazzmuziek af: hadden deze muzikanten hun dagje niet en speelden ze zodanig uit de toon, dat zelfs het meest geoefende jazzoor ervan ging lopen? Is dit ketelmuzak en zijn McLaughlin en die rare snuiters uit Den Vreemde grote zwendelaars of hebben we hier te maken met het summum op muzikaal gebied? Is het gitaarspel van McLaughlin te moeilijk, of net daarom zo interessant? Met zijn back-catalogue op de schoot ging ik voor u na hoe McLaughlin het tot één van de topacts op het Bijlokepodium schopte.

The best guitar player I have ever heard!

John McLaughlin (1942) zal voor de rest van zijn leven versleten worden als 'Mahavishnu John' of 'de gitarist van Miles Davis'. Hij is de oprichter van de legendarische fusionformatie The Mahavishnu Orchestra en zijn gitaarspel is op een flink aantal albums van Miles te horen, waaronder de klassiekers In a Silent way en Bitches Brew. Voor ik me aan een eindoordeel waag, ga ik even terug naar het einde van de jaren zestig. Het Blue Note-label perste haar beste platen, William Claxton had zijn beste plaatjes geschoten, geluidstechnicus Rudy Van Gelder zwaaide nog steeds de plak in de opnamestudio en er werden meer jazzmijlpalen dan ooit samengespeeld.

In de winter van 1969 speelt Miles Davis-bassist Dave Holland een tapeje door aan Tony Williams (de wonderdrummer die op z'n zeventiende al deel uitmaakte van Miles' ritmesectie). Het betrof een opname van ene McLaughlin, een blanke Brit die al aardig wat sporen had verdiend in de Britse r&b/jazz-scene — hij had er o.a. met Clapton gespeeld — en op dit moment net z'n eerste plaat afhad.

Williams vond McLaughlin wel ok, en nodigde hem uit om in zijn groep Lifetime te komen spelen. Op 3 februari 1969 arriveert McLaughlin in de Big Apple. Diezelfde avond staat de 27-jarige Brit te jammen in een nachtclub waar ook eminente jazzgitarist Larry Coryell aanwezig was, die danig onder de indruk was van McLaughlins spel dat hij terstond verklaarde 'This is the best guitar player I have ever heard in my life.' Strike!

Miles beyond. McLaughlin en Miles Davis

Op 18 februari 1969 — nauwelijks twee weken na McLaughlins aankomst in de States — vond de studiosessie voor het Miles Davis-album In a Silent Way plaats. Voor de opnames kreeg McLaughlin van Miles de cryptische raad: 'speel alsof je geen gitaar kan spelen'. In de overtuiging dat het om een try-out ging begon McLaughlin zoekend en twijfelend te spelen. Tot ieders verbazing bleek de net gespeelde take de mastertake van de uiteindelijke plaat te zijn. Het kabbelende, rustige, breekbare en tijdloze gepingel van McLaughlin bleek net wat Miles nodig had.

In a Silent Way — de titel liegt er niet om — is inderdaad een rustig, eenvoudig en wat mij betreft zeer toegankelijk toongedicht. Zonder denigrerend te willen zijn (sommige jazzcritici beschouwden het als 'droning wallpaper music', al heb ik deze plaat nog nooit op perrons, in liften of de betere supermarkt gehoord) vormt ze het perfecte laatavondlijke muzikale behang, en zelfs een intensievere luisterbeurt zal niet vlug gaan vervelen. Een absolute aanrader voor wie ingewijd wil worden in het universum van Davis en/of McLaughlin.

Aanzetten tot ambient (In a Silent Way is een zeer dromerige trance-achtige plaat), rock-invloeden, Miles' beslissing om voor de eerste keer te werken met gastmuzikanten en gesofistikeerde post-productie-technieken als knip- en plakwerk en het gebruik van loops; het waren toentertijd nieuwe concepten die zouden leiden tot de tijdloze zij het ultrakorte (dit album duurt 38.02 min., als je de loops eruit haalt, blijft er een goeie twaalf minuten originele muziek over) klassieker die In a Silent Way nu geworden is. Sta me toe hier te besluiten dat McLaughlins spontane bijdrage tot dit album het unieke karakter ervan bepaald heeft.

McLaughlin had done a good job en Miles wilde hem voor meer. Aanvankelijk hield McLaughlin de boot af, deels omdat hij niet beperkt wilde worden in zijn eigen creatieve vrijheid en omdat hij zich eigenlijk geëngageerd had voor Tony Williams. In augustus 1969 kon Miles hem alsnog strikken voor de opnames van die andere mijlpaal, het hardere, bijwijlen groovy en noisy Bitches Brew, volgens velen het meest revolutionaire jazzalbum ooit. Carlos Santana, Bill Laswell, Sonic Youth, Sting, the Grateful Dead, ja zelfs de Talking Heads en Radiohead (Thom Yorke verklaarde ooit dat Bitches een grote rol speelde bij de totstandkoming van OK Computer) — allen zijn ze schatplichtig aan deze dubbelaar.

Eigenlijk was Bitches Brew niet meer dan een logisch gevolg van In a Silent Way. Alleen vatte Miles het iets grotesker en berekender op. Terwijl voor In a Silent Way acht muzikanten en een ietwat lummelende opnamedag voldoende waren, draafden er voor Bitches Brew dertien (waaronder twee bassisten en twee drummers) op en waren drie opnamedagen nodig.

Bitches wordt, net als bij In a Silent Way, beheerst door terugkerende grooves, het nu iets scherpere gitaarspel van McLaughlin en een elektrische Fender Rhodes piano. Alleen is deze plaat een stuk minder spontaan tot stand gekomen. Er was al sprake van repetitie (het lijkt not done in jazzland, maar ik heb een donkerblauw vermoeden dat daar meer wordt gerepeteerd dan men toegeven wil) en een aantal stukken waren vroeger al live gespeeld. Daarnaast was ook de zeer uitgebreide post-productie (sommige critici — hier zijn ze weer — beweren dat er eigenlijk geen authentieke solo's op dit album te horen zijn) een punt van controverse rond Bitches Brew. Zonder overdrijven kunnen we stellen dat de uiteindelijke plaat zoals ze bewerkt was door producer Teo Macero gans andere koek was dan de originele opnametapes, getuige daarvan The Complete Bitches Brew (1998), een boxset van 4 CD's waar zowat alle originele takes op verzameld staan. Boxen van dit kaliber laat ik overigens veelal links liggen, gezien ze in de meeste gevallen 34 'alternate takes' van eenzelfde nummer bevatten. Kassa kassa!

Wat McLaughlins bijdrage aan dit album betreft, kunnen we stellen dat McLaughlin, ook al speelt hij niet op alle nummers, zich hier andermaal van z'n beste kant laat zien; een stuk dat gedomineerd wordt door zijn gitaarsolo kwam zelfs als 'John McLaughlin' op de tracklisting terecht. Toch is dit album heel wat minder toegankelijk en een stuk abstracter; toen ik het voor het eerst beluisterde (toegegeven, ik was veertien) kon ik niet geloven dat dit een mijlpaal was. Tegenwoordig (ik heb de CD's zowat grijsgedraaid) heb ik er zo een beetje m'n eigen visie op ontwikkeld: Bitches Brew is het perfecte behang voor een automobielrit-bij-herfstige-valavond. Als je zelf in de mood bent, word je die plaat nooit beu, en als je dan eens echt luistert, ontdek je telkens wel iets nieuws. Luitjes die ervan uitgaan dat drum 'n bass een product van de nineties is, moeten hun mening herzien; Bitches Brew werd toen al bevolkt door breakbeats en complexe ritmes. En voor u heengaat moet u zeker eens geluisterd hebben.

Dit geldt overigens ook voor Jack Johnson (1971), volgens sommigen een banale rockjam, volgens anderen (en laat me maar meteen zeggen dat ik me daarbij aansluit) het beste album uit Miles' elektrische periode. Opnieuw speelt McLaughlin willens nillens een essentiële rol in de genese ervan. Jack Johnson was bedoeld als soundtrack bij een film (Jack Johnson, the Big Fights, 1970) over de gelijknamige zwarte levensgenieter-wijvenzot-en-zwaargewichtkampioen boksen. Miles had ervaring met soundtracks (cfr. het schitterende l'Ascenseur pour l'échafaud uit 1957) en was zelf een amateurbokser. Deze plaat is duidelijk gemaakt met de bewegingen van een bokser voor ogen: repetitief, onvoorspelbaar, soepel, snel en krachtig als een trein. Opnieuw ging het om een behoorlijk spontane opnamesessie. Er werd rustig gerepeteerd en getryout, Miles behield een baslijntje hier, een drumpartijtje daar, of helemaal niets.

Op 7 april 1970 werd het gros van Jack Johnson opgenomen. Tijdens de soundcheck begon McLaughlin, die zich op dat moment stierlijk verveelde, spontaan te grooven. Zijn boogie was zodanig aanstekelijk dat ook Michael Henderson mee begon te bassen. Miles, op dat moment druk in gesprek met z'n producer in de kamer ernaast, had hen nochtans opgedragen om enkel hun instrumenten te stemmen en vooral op hem te wachten. McLaughlin bleef echter spelen, en al vlug jamde iedereen gezwind mee. Uiteindelijk floepte de rode 'recording'-studiolamp aan en de eerste 25 minuten van Jack Johnson waren een feit. Miles rende de kamer in en breide er nog een eigen stuk van een minuut of twintig aan.

Jack Johnson eindigt met een geweldig spoken-word moment, waarin acteur Brock Peters trots besluit: 'My name is Jack Johnson. I'm heavyweight champion of the world. I'm black - they never let me forget it. I'm black, all right - I'll never let them forget it.' Ironisch genoeg zou deze plaat nooit de waardering krijgen die ze mijns inziens verdient. Dit kwam enerzijds omdat het maar een soundtrack was, maar vooral omdat de zwarte Miles Davis de typisch blanke hard rock distortion sound van McLaughlin had gecombineerd. Desalniettemin een absolute aanrader als je de volgende keer over de E40 scheurt. En de boxset The Complete Jack Johnson Sessions [ORIGINAL RECORDING REMASTERED] heeft u daar echt niet bij nodig.

McLaughlin speelde mee op nog een viertal andere Miles-albums, waaronder Big Fun ('69-'72), dat pas 4 jaar na opname werd gereleast, het duivels-extreme Live-Evil (1970), een live-opname waarbij McLaughlin als niet-habitué volgens sommigen een negatieve invloed op de rest van de band uitoefende, en het funky-hoerige On the Corner (1972). In 1985 zou hij nog voor Miles werken in You're Under Arrest, een album met de foutste cover ooit (een toen al zieke Miles poseert er in gangsta-style met iets dat op een geweer lijkt) alsook een Milesversie van Cindy Laupers Time After Time. Dit keer vertik ik het om er een oordeel over te vellen omdat ik deze plaat gewoonweg niet durf te beluisteren.

Van Miles Davis-invloeden rest(te) in de muziek van McLaughlin heel weinig (was er ooit enige invloed?). Miles van zijn kant zou in latere interviews zeggen dat hij nooit nog luisterde naar wat McLaughlin verder uitspookte, 'omdat hij toch wist welke kant hij zou uitgaan'.

Zo goed als alle muzikanten die betrokken waren geweest bij Bitches Brew zouden later een al dan niet succesvolle carrière zonder Miles uitbouwen. Joe Zawinul en Wayne Shorter waren betrokken bij Weather Report, Herbie Hancock en Bennie Maupin stichtten Mwandishi, Chick Corea begon zijn Return to Forever en John McLaughlin ging zijn Mahavishnu-periode in. Lang voor het in de keuken hip werd, was er in de jazz al sprake van fusion.

Beyond Miles

Mahavishnu John

In de lente van 1970 wordt McLaughlin leerling van de Bengaalse goeroe en mysticus Sri Chinmoy. Een gegeven dat niet uit de lucht komt vallen aangezien McLaughlin zich al in de vroege jaren zestig door toedoen van zijn toenmalige bandleider (maar tevens astmalijder) inliet met Oosterse filosofie en yoga.

Sri Chimnoy geeft hem ook het epitheton 'Mahavishnu John', wat zoveel als 'goddelijk medeleven, kracht en rechtvaardigheid' betekent. McLaughlin houdt zich bezig met meditatie en geheelonthouding en sticht in 1971 — Lifetime was intussen een stille dood gestorven — The Mahavishnu Orchestra op, een band die de geschiedenis zou ingaan als de grootste jazzrockformatie aller tijden; een revolutionaire groep die wereldwijd stadion na stadion loeihard platspeelde. TheMahavishnu Orchestra zorgde ervoor dat de jazzrock onder de aandacht van het poppubliek is gekomen, en bestond verder uit Jerry Goodman op viool, Billy Cobham op drums, Jan Miami Vice Hammer op keyboards en Rick Laird op bas. De Orchestra is de eerste groep die — op vakkundige wijze — gebruik maakt van complexe ritmische patronen geënt op Indische muziek, waarvoor McLaughlin al jaren een zwak had (hij volgde in die tijd ook Indische zanglessen en ging in de leer bij Ravi Shankar). Het combineerde klassieke rock, raga-rock, folkrock en jazz.

Een goed jaar na Bitches Brew verscheen The Inner Mounting Flame (1971). Hoewel erg jazzy, zijn het toch de rock-elementen die domineren (de invloed van Jimi Hendrix is vrij duidelijk). Harde stukken (McLaughlin speelde in die tijd op een doubleneck en meende het echt) worden afgewisseld met zachtere, klassiek aandoende stukken. In zijn tijd was The Inner Mounting Flame immens populair, vooral bij jonge rockertjes. Deze plaat heeft misschien meer luidsprekers doen exploderen dan eender welke Deep Purple plaat. Anno 2004 klinkt ze echter met haar al te barokke arrangementen en heavy Hendrix-sound geweldig gedateerd (althans voor de modale muziekliefhebber), en dit kan niet gezegd van de toch wel zeer klassiek aandoende set die ik in de Bijloke aanschouwen mocht.

Gedateerd was ook de tweede (en meteen ook laatste) studioplaat van Mahavishnu, Birds of Fire (1972) dat misschien iets meer gevarieerd en zelfs muzikaler is dan zijn voorganger, maar toch het beeld oproept van kitscherige gewaden, witte simili-lederen laarsjes, bakkebaarden waar de Vegas-Elvis een puntje aan kan zuigen en grote Martini's on the rocks.

Los van het anachronisme zijn de platen van Mahavishnu bijwijlen te rusteloos-intens om goed te zijn. Een aantal tracks lenen zich uitstekend tot een partijtje luchtgitaar, ja zelfs een luchtdrum-setje, maar al snel slaat de verveling toe. Is dit pokkeherrie? Misschien (en voor velen allicht); het enige dat je McLaughlin en de zijnen niet mag aanwrijven is dat ze slecht zouden spelen. Nee, ook in Gent speelden ze niet slecht; dat weiger ik nog altijd te geloven. Geen versterker gaf bovendien de geest en alle schoenmakers bleven harmonisch bij hun leest. Op geen enkel moment had ik de indruk dat er een instrument te veel aan het woord was. Misschien was net het gebruik van die vreemde exotische instrumenten — waarover later meer — wel oorzaak nummer één voor de Bijlokeleegloop.

In 1974 richt McLaughlin een nieuwe versie van het Mahavishnu Orchestra op. Ditmaal komt hij met een tienmansgroep, inclusief blazers en strijkers, aanzetten. Visions of the Emerald Beyond (1975) wordt eveneens als een mijlpaal in het genre beschouwd, maar zal commercieel gezien nooit een succes zijn. Te bombastisch-richtingloos. Een plaat die op geen enkel wegdek goed gedijt. Daar kunt u van op aan.

Shakti remembered

In 1975 keert McLauglin terug naar Europa. Hij vestigt zich in Frankrijk en op het hoogtepunt van z'n carrière kondigt hij aan dat hij voortaan enkel nog akoestische muziek zal maken (als dat geen rock 'n roll is!). Na een studiereis door India richt hij Shakti op, dat zoveel betekent als 'creatieve intelligentie, schoonheid en kracht'. Shakti bestaat naast McLaughlin zelf verder uit de Indische musici L. Shankar (viool), Zakir Hussain (tabla) en T.H. Vinayakram (mdidangam en ghatam ofte kleipot). Op twee jaar tijd bracht Shakti drie albums uit, waarna de groep in 1978 werd opgedoekt.

Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid van India werd Shakti in de herfst van 1997 herenigd onder de naam Remember Shakti.
Bijna dertig jaar na hun eerste album is Zakir Hussein het enige overblijvende Shakti-lid (hij flankeerde McLaughlin in de Bijloke). De viool werd inmiddels vervangen door de al dan niet elektrische (!) mandoline van U. Shrinivas. Deze laatste was zonodig een nog groter wonderkind dan de voornoemde T. Williams; op zijn negende (!) debuteerde hij in de Carnegie Hall en hij was ook de eerste die het aandurfde om de mandoline in te voeren in de Indische karnataka-muziek. Vinayakrams zoon, V. Selva Ganesh, is voortaan de tweede percussionist.

Indische muziek is zo oud als de wereld en van religieuze oorsprong. Het is voornamelijk gebaseerd op melodie en ritme, niet op harmonie en akkoorden die zo typisch zijn voor Westerse muziek. De combinatie met jazz lijkt me nog zo gek niet, want deze muziekvorm met veel wisselende ritmes en een hoog trance-gehalte biedt veel ruimte voor gitaarimprovisatie, en dit lijkt me nu net de dada van jazzgitaristen als McLaughlin…

U hoeft trouwens niet McLaughlin te heten om te flirten met Indische muziek. Om een of andere reden (de bijwijlen eenvoudige en toegankelijke melodieën? Het exotisme van de sitar? Het Bollywoodgevoel?) hebben heel wat muzikanten het genre hun eigen werk laten beïnvloeden. Van de Fab Four via de Asian Dub Foundation en Talvin Singh tot Missy Eliott. Je kunt je afvragen welk ander folkgenre meer invloed had op de populaire muziek dan de klankenspelen die je in de nachtwinkel pleegt te horen. Wat Remember Shakti nu zo bijzonder maakt, is dat McLaughlin de perfecte kruisbestuiving heeft gevonden tussen het vernieuwende geluid van zijn jazzgitaar (nu eens klassiek-jazzy, heel af en toe toch rocky-fusion, altijd begeesterd) en eeuwenoude klassiek-Indische volksmuziek. Wie meent dat McLaughlin aan flauw exotisme doet door zijn muziek op een hip genre te enten, stuur ik hier en nu wandelen.

Boterhammen in de tent

Terug naar de Bijlokesite. Zoals verwacht zaten de vijf muzikanten van RememberShakti in lotushouding op het podium. Door technische problemen (een tabla op de PA afstemmen lijkt me geen sinecure) kon niet meteen van wal gestoken worden. Zakir Hussain maakte van de gelegenheid gebruik om de rest van de band aan het publiek voor te stellen. Zanger Shankar Mahadevan zette in met een klagend-weemoedig lied, om even later olijk te gaan scatten of vrolijke woordspelletjes (misschien was het wel een oudindisch volksverhaal; doet het er überhaupt toe?) te gaan spelen.

McLaughlin is een fijnbesnaard man en begint er met z'n grijze lokken inmiddels echt uit te zien als een éminence grise van fusion en wereldmuziek. Ik heb m'n uiterste best gedaan om de vroegere McLaughlin in de Bijlokeset te ontwaren. Ik merkte veel minder hectisch gitaarspel à la Mahavishnu Orchestra (al is de gedrevenheid gelukkig even groot gebleven), wel een ietwat opgedreven In a Silent Way-achtige sound, uiteraard met zwaar exotische invloeden; wereldmuzische elementen die ook al bij de jonge McLaughlin aanwezig waren.

De grijze Mahavishnu John zag vooral dat het goed was. Na een paar nummers nam hij zelf het woord. Qu'il était très heureux d'être ici avec ces musiciens merveilleux qu'il connaît depuis longtemps. Persoonlijk vind ik het hanteren van de taal van Molière door een Brit wel getuigen van stijl, alleen had hij het best in z'n eigen moerstaal mogen doen. Het deed me onwillekeurig denken aan ene Ice-T, die andere talentvolle musicus, die ooit huppelend 'Holland, are you ready?' stond te schreeuwen op Pukkelpop.

Maar goed, we waren voor de muziek gekomen, of toch niet? Vooral naar het einde van de set toe, op het moment dat er uitvoerig gesoleerd werd (de percussionist hield een ellenlange solo op een soort van king-size boterhamdoos), liep de zaal leeg. Boring as hell of niet; ik bleef er in elk geval gebiologeerd naar zitten kijken. Toegankelijk was het niet, maar het was geenszins pokkeherrie te noemen; dit zijn doorgewinterde muzikanten voor wie ik bleef zitten. In de eerste plaats om naar de muziek te luisteren (Is het jazz? Is het volksmuziek? Allebei? Geen van beiden? Ik blijf het antwoord schuldig en vond het alleen beestig goed), maar ook de interactie tussen de muzikanten (dit zijn professionals die elkaar inderdaad goed kennen) was het aanschouwen waard.

Niet iedereen was blijkbaar mijn mening toegedaan. Voor de leegloop van de tent speelde mijns inziens ook de factor cultuur mee. Weinig Gentenaars zijn opgegroeid met traditionele Indische raga. Wie naar de liveplaat Saturday Night in Bombay luistert — een set waar de Gentse toch wel veel weg van had — hoort het publiek bijna letterlijk uit z'n dak gaan. Vergelijk het met een Toots Thielemans of Philippe Cathérine die hun ding in Bombay zouden doen. Welke Indische medemens zou daar vrouw en kinderen voor laten zitten?

McLaughlin is een man met vele gezichten en hij doet al bijna een halve eeuw zijn goesting in__his own strange way. Hij speelde blues, bebop, freejazz, fusion flamenco, jazzrock, Indische muziek (al dan niet op klassieke wijze) en soms dit alles door elkaar. Het enige waar we hem niet van kunnen beschuldigen is dat hij platte commerciële paden betrad, de liftmuzaktoer opging of clichématige freejazz speelde (en die laatsten zou ik niet allemaal te eten willen geven). Ook al stond hij toendertijd in de schaduw van Miles Davis, op kathedralen als In a Silent Way, Bitches Brew en Jack Johnson drukte hij ontegensprekelijk zijn eigen stempel, en in spontane improvisaties toont deze man (die overigens meer heeft geoefend dan zijn schaduw) zich duidelijk op z'n best. Zijn werk met Mahavishnu is interessant voor zijn tijd maar te berekend en anno 2004 bijna onbeluisterbaar, de composities met Shakti en Remember Shakti stuk voor stuk het beluisteren waard. De ene dag zeer rustgevend (u moet het eens uitproberen in de file, in de Leopold II-tunnel), de andere aangrijpend-intens (u knalt zo tegen uw voorligger aan).

MCLAUGHLIN VOOR DUMMIES
EXTRAPOLATION (1969)
IN A SILENT WAY (1969)
BITCHES BREW (1969)
TRIBUTE TO JACK JOHNSON (1970)
THE INNER MOUNTING FLAME (1972)
SHAKTI WITH JOHN MCLAUGHLIN (1975)
SATURDAY NIGHT IN BOMBAY (2001)