Gewichtige wereld, lichte kunst

Door Paul Ardenne, op Sun Jan 13 2013 14:22:25 GMT+0000

Lichtheid is, paradoxaal genoeg, een complex begrip. Al leven we nu in een algehele light-cultuur, hedendaagse kunstenaars kunnen ons eeuwige verlangen naar lichtheid nooit meer zo vrij vormgeven als hun moderne voorgangers een eeuw geleden. De eerste stap is de moeilijkste: wat is lichtheid precies?

‘Lichtheid’ valt op vele manieren te begrijpen. Fysisch, als een overwinning op de zwaartekracht. Psychologisch, als de neiging om slechts oppervlakkige daden te stellen, als speelse lichtzinnigheid. Esthetisch, als het spotten met plastische beladenheid. Filosofisch, als de kracht van platonische concepten, die loskomen van de materie, van de ‘verstikkende’ werkelijkheid. Maar op al die domeinen betekent lichtheid in de eerste plaats ‘loskomen’. Niet te zwaar wegen. Kunnen opstijgen. En dat zonder die kritieke grens te overschrijden die elke lichtheid tenietdoet en het totale verdwijnen inluidt.

55_Ardenne380.jpgDe perfecte lichtheid is vluchtig. Eenmaal bereikt, raakt ze aan het niet-bestaan. Haast niet langer tastbaar, haast gewichtloos, is ze alleen nog het skelet van de vorm. De eigenschap ‘licht’ heeft minder te maken met het boekhoudkundige gewicht van de dingen dan met een vorm van bevrijding. Lichtheid laat zich daarom niet snel meten. Ze wordt eerder beleefd en ondervonden. Ze helpt gewichtige toestanden, dingen, lichamen en bewegingen uit de weg ruimen. Vandaar de algemeen gekoesterde vergelijking: gewichtloosheid = vrijheid.

De menselijke hang naar gewichtloosheid is van alle tijden. Van de icarische droom tot de christelijke tenhemelopneming, van de verovering van het heelal tot hightech-architectuur. In het Westen is gewichtloosheid een norm geworden, door de opkomst van de light-cultuur in onze voeding, onze vrije tijd, onze levenshouding, onze engagementen. Het is de cultuur die ingaat tegen het ongebreidelde schrokken, de cultuur van het loslaten van alles wat bezwaart en overvol is, om nog maar te zwijgen van haar argwaan voor opgedrongen waarden. _Light-_cultuur is niet toevallig een van de symptomen van de postmoderne geest, met zijn weerzin tegen zwaarwichtige systemen en ideologieën.

GEWICHTLOOSHEID ALS CRISIS

Er bestaan genoeg beelden van genoeglijke gewichtloosheid. Het mooie spektakel van een insect dat op het water loopt. Een fijnmazig net van haast doorschijnend metaal dat een gebouw overkapt. De moeiteloze vlucht van een vlieger of het opstijgen van een ultralicht motorvliegtuigje. Het lichtvoetige wervelen van dansers of gymnasten op hoog niveau. De heldere, sonore schoonheid van Verlaines poëzie van de onpare verzen, ‘zonder iets zwaars, zonder gewichtigheid’ (Art poétique). Of het lichaam van Yves Klein in die fotomontage waarin de kunstenaar zich aan onze blik overgeeft in die begerenswaardige rol van een ‘schilder van de ruimte die zich in de leegte stort’ …

Er is ook de meer problematische gewichtloosheid. ‘Light’ cultiveren, biedt ongetwijfeld uitzicht op een mogelijke bevrijding. Wat wringt, is de grote waarde die we de light-cultuur toedichten: de wat wanhopige poging van onze westerse maatschappij om de teloorgang van het geloof en de wezenlijke overtuigingen te bezweren. Onze voorkeur voor lichtheid is een indirect gevolg van onze voorliefde voor gezag en autoriteit. Een gevolg van onze droom om alle verknechting voorgoed af te werpen: een in wezen traditioneel fantasma dat ook altijd weer opborrelt in meer ‘disciplinaire’ samenlevingen.

In het Westen is gewichtloosheid een norm geworden, door de opkomst van de light-cultuur

Zo merkte Alice Chalanset terecht op dat lichtheid een nieuwe cultus geworden is: ‘Light verkoopt goed. Lichtheid zet aan tot dromen en reikt nog veel verder dan wat ze ons belooft.’ Maar, zo corrigeerde Chalanset ook, die hang naar lichtheid is allesbehalve origineel. Ze heeft zich altijd al getoond in tijden van verval. En zoals Walter Benjamin aangaf, draagt elk cultureel tijdsdocument al de sporen van het barbaarse in zich. Zoals de elegante, spinvormige Terminal 2 E op de luchthaven van Roissy, met het opengewerkte dak dat – voor het in 2004 instortte – een hommage aan de hemel leek van de architect Paul Andreu, en tegelijk een late evocatie was van het koor van de Saint-Pierrekathedraal in Beauvais, de hoogste van de toenmalige gotische wereld. Op de begane grond verschilde die terminal niet van zijn illustere middeleeuwse voorganger. De grond is het besef van mislukking, wat we niet altijd willen toegeven. Het zoeken naar geluk – bijvoorbeeld door de techniek te onderwerpen aan een esthetiek die zich tot elke prijs extreem licht wil maken – wordt ingehaald door de realiteit. Daarom is, zoals Chalancet nog stelde, ‘het project van “gewicht verliezen” niet eenduidig’. Want: ‘Als er niets zwaarwichtigs meer is, riskeert het subject op te lossen. De lichtheid waar wij tegenwoordig onder lijden, verschijnt als een symptoom van “gebrek aan gewicht(igheid)”.’

ARTISTIEKE SCHOMMELINGEN

De confrontatie met lichtheid genereert twee verschillende percepties. De eerste houdt verband met een onbewuste fascinatie voor het volledige loskomen, het opstijgen, weg van de zwaarte: de schoonheid, de gratie, de zuiverheid van figuren die zich moeiteloos voortbewegen, zonder enig energieverbruik, en die zich schijnen in te passen in de vrije configuratie, de freestyle, de doorgedreven vlucht van al wat weegt.

Een tweede perceptie stelt voorop dat er slechts lichtheid is omdát er zwaarte is. El Greco’s doek De begrafenis van graaf Orgaz is daar een letterlijke weergave van. Het kluistert het duo licht-zwaar onlosmakelijk aan elkaar vast. Het lijk van de graaf, gekromd en naar beneden geplooid, wordt door zijn naasten getorst als was het loodzwaar. Zo staat het dode lichaam toe dat de ziel van de graaf boven zijn hoofd uitstijgt en door een smalle doorgang rechtstreeks naar het paradijs vliedt. Rechtop heeft datzelfde lichaam ooit de ziel geborgen, en dus zijn bevrijding tegengehouden. In dat leven, verticaal, zat het materiële in het immateriële vervat, en het immateriële in het materiële.

Sommigen, simpel maar vrolijk, gebruiken lichtheid als strategie om te vergeten

Zo blijkt lichtheid – als afwezigheid of verlies van gewicht – vooral een relatief concept, dat op verschillende manieren wordt ingezet. Sommigen, simpel maar vrolijk, gebruiken lichtheid als strategie om te vergeten. Anderen, aan twijfel ten prooi, zien er een alternatief in voor onze gedwongen existentiële situatie: te moeten leven als begrensde wezens, ter wereld gekomen om gehechtheid te ervaren. In het eerste geval is ‘licht’ zijn: zich volledig onttrekken aan alle last en niet meer hoeven te wegen. In het tweede geval is ‘licht’ zijn: zich voor even onttrekken aan de zwaarte, maar dan zonder het rijk van de zwaartekracht en haar meedogenloze heerschappij te verloochenen.

Die gespleten houding tegenover lichtheid doorkruist ook onze kunstgeschiedenis. Nu eens wordt met lichtheid een euforische gewichtloosheid gevierd – zoals de zwierende schommels en de gracieuze, ranke modellen van Chardin en Boucher. Dan weer verzinken kunstenaars in het tegendeel: de extreme zwaarmoedigheid – zoals de schoenen van Van Gogh, die Heidegger zullen inspireren tot mistige en loodzware bedenkingen over het Zijn. In de beeldhouwkunst vind je tegenover de barokke verheffing (Bernini) de klassieke gestrengheid (zoals afgewezen in de landschapsschilderingen van Claude Lorrain). In de schilderkunst tref je zowel de verdamping van vaste substantie (Watteau, Turner, Monet …) als het uiteensplitsen van die substantie (Cézannes obsessie om het impressionisme ‘solide en duurzaam’ te maken ‘als kunst in musea’, het kubisme).

Tentativo di volo van tentativodivolo op Vimeo.

En heel soms zijn er ook voorbeelden waarin beide vormen tegelijk voorkomen. Een aanrader in dat verband is Gerry Schums kortfilm Tentativo di volo uit 1970, waarin de Italiaanse artiest Gino de Dominicis een vogel probeert te worden. De kijker vervalt van een diepe vreugde in bittere tranen. Eerst zien we de acteur die zich uitstrekt en zo met de armen slaat dat hij lijkt te gaan vliegen als de albatros van Baudelaire in de zeelucht, een prachtige romantische scène. Tweede beeld: de Dominicis vliegt, alsof hij in de lucht wordt gehouden door zijn wapperende armen, zijn vleugels. Derde beeld: de natuur eist haar rechten weer op, de kunstenaar valt.

RELATIEVE LICHTHEID

Meer nog dan verovering is lichtheid vooral verlangen. Zoveel maakt de hedendaagse kunst wel duidelijk. Ze wemelt van de ‘lichte’ figuren. Let bijvoorbeeld op het terugkerende beeld van het wegvliegende menselijke lichaam, dat als het ware ‘lucht’ wordt. Verlangen naar extase is het –  minder een weergave van de verovering van het luchtruim. Het is een verlangen naar de verplaatsing van het subject. Het peilt naar wat de realiteit, ondraaglijk als ze kan zijn, te verbergen heeft. Naar wat er achter dat even verleidelijke als verwarrende beeld van ‘lichtheid’ schuilgaat.

Net na de tragische gebeurtenissen van 9/11 fotografeerde Dennis Adams in Manhattan kranten, documenten en wapperend wasgoed, ronddwarrelend op de golven van de luchtverplaatsing door het instorten van de Twin Towers (serie Airborne, 2002). Het leken wel lichte, rondzwevende tekens, paradoxaal maar veelbetekenend, waarvan de gewichtloosheid als het ware het resultaat was van een ramp die, zoals Peter Handke stelde, haar oorsprong vond in een ‘te grote belasting van de wereld’. In zijn documentaire Fahrenheit 9/11 zou Michael Moore zich bedienen van een geluidsband die nauw aansluit bij die ‘tegenstrijdige’ les. Het is een beeld dat intussen genoegzaam bekend is bij hedendaagse kunstenaars, en iconisch geworden is door talloze herhalingen in de media: een beeld van stof en allerlei stukjes puin, voortgestuwd door de wind die de luchtverplaatsing van de explosie is. Die beelden vormen het contrapunt, eerder dan het spektakel zelf.

Meer nog dan verovering is lichtheid vooral verlangen. Zoveel maakt de hedendaagse kunst wel duidelijk

Het is ambigu geworden om het als kunstenaar over lichtheid te hebben – of toch als men dat niet naïef wil doen. De tactiek van veel hedendaagse kunstenaars is die van de semantische omkering: ze nemen voortdurend afstand van de vrolijke verwondering. Absoluut ‘licht’ zijn, terwijl de wereld om zeep is en diep teleurstelt, is onaanvaardbaar geworden, hoe graag we ons ook – uit wuftheid of karakterzwakte – zouden willen verbinden met de lichtheid die ons omgeeft, als laatste avatar in tijden van narcistische cultuur. De positie die actuele kunst kán innemen, is die van een lichtheid mét gewicht, ernst en een zekere zwaarte. Met andere woorden, kunst die zich niet langer wil inlaten met illusies die ook al voorkwamen bij onze moderne voorouders. Denk aan bewegingen als Dada, Fluxus of de Vrije Expressie, die in hun meer optimistische tijd gedreven waren door een project van vervreemding en bevrijding van het lichaam. Of aan Yves Klein, voortrekker van de ‘architectuur van de lucht’, die zorgde voor een genereus idealistisch delirium, onder meer met de aéropeinture: luchtschilderingen die de futuristen al in de jaren 1920 promootten, waarbij de mens, eens te meer bevrijd van zwaarte, de wereld van bovenaf bekijkt, vanuit de stoel van een vliegtuig.

Wil de mens niet met have en goed overgeleverd worden aan de woeste realiteit (al was het maar die van de weerselementen), moet hij minstens muren rond zich optrekken. Het hedendaagse lichaam wordt gegijzeld door krachtige conditioneringen (waaronder die van de opgelegde bevrijding) en zal slechts kunnen doen alsóf het zich van elk gewicht kan bevrijden. Het geloof in een algehele emancipatie, in de mens die zich ontdoet van al zijn gewicht, is de eervolle verdienste geweest van de modernen: zij verlangden naar een stralende toekomst waarin de mens eindelijk zou toetreden tot het luchtruim, als ‘de eersten die de wolken onder ons hebben gezien’, zoals Louis Aragon zong. Alleen is die utopische neiging al meteen tot mislukken gedoemd, omdat de concrete wereld kennelijk niet correct gewikt en gewogen wordt – dat wil zeggen: niet het juiste ‘gewicht’ wordt toegekend.

Worstelend met de lichtheid, maakt de hedendaagse kunst eerder gewag van de moeilijkheid om op te stijgen

Worstelend met de lichtheid, maakt de hedendaagse kunst eerder gewag van de moeilijkheid om op te stijgen, of – juister gezegd – van de moeilijkheid om de wereld te onderwerpen aan onze wil tot macht en bevrijding. Het enige wat we vermogen, is ons – romantisch of utopisch – die vluchtige werkelijkheid voor te stellen die nauw verwant is aan de niet-substantie, als een ruimte waarin men zich zonder enige moeite kan voortbewegen. Laten we daarom vooral niet vergeten dat alleen de verbeelding vleugels heeft.

Paul Ardenne is professor kunstgeschiedenis aan de universiteit van Amiens en kunstcriticus, curator en auteur van kunstfilosofische boeken. Een eerdere versie van dit artikel publiceerde hij in 2004 in een catalogus van de Semaines européennes de l’Image (éditions Café Crème) – vertaling en redactie door Virginie Platteau.