Genoeg is genoeg

Door Wouter Hillaert, op Tue Dec 18 2012 10:05:03 GMT+0000

Ecologie is het nieuwe knipperlicht van de kunstensector, en dat is geen dag te vroeg. Er gebeurt vandaag al heel wat. Maar wil het niet bij een knipperlichtrelatie blijven, dan zullen we ook ons vaste verkeersgedrag fundamenteel moeten veranderen. Onbeperkt vliegen, bijvoorbeeld. Alles begint bij een onderzoek naar onze eigen neoliberale motor.

Johan S., Jan F., Luc T., Wim D. en Meg S. zaten eens op café, te keuvelen over leven en werk. Johan S. zuchtte dat het soms echt niet mee viel, werken in München met de rest van het gezin in Gent, tussen gastregies in Amsterdam en Madrid door. ‘Vier-vijf producties per jaar, ga daar maar aan staan! En nu wil Elsie deze zomer ook nog op inleefreis naar India.’ Jan F. haalde zijn hand uit zijn broek en prikte Johan S. vermanend in de buik. ‘He Johan, wij zijn dienaars van de schoonheid, lijden hoort erbij!’ Luid echode zijn lach door het etablissement. ‘Je kan natuurlijk ook overal ter wereld replica’s van jezelf neerpoten, dat scheelt een hoop representatiekosten! En toch blijven ze mij vragen, ongelooflijk! Rome, Schwäbisch Hall, Wenen, Frankfurt, Korea, Japan, Australië, Belgrado, het houdt niet op. Omdat we goed zijn! Omdat wij het mysterie van de natuur doorgronden!’

Wim D. knikte heftig en voelde de quote van de dag opborrelen. ‘Kunst kent geen grenzen!’ Manmoedig sprong hij op tafel, schoot met dubbele wijsvinger Luc T. en Meg S. af en daagde hen uit tot een spelletje poker over de meest exotische locatie waar hun werk ooit had gestaan. ‘Kalamata’, begon Meg S., ‘Katowice, Riccione!’  Luc T. snoof dat hij Europa zo twintigste-eeuws vond. ‘Beijng, daar gebeurt het!’ Maar Meg S. liet zich niet intimideren. ‘Hanoi, Ho Chi Minh, Singapore, Jakarta, Jeruzalem, Southbank Victoria!’ Wim D. keek hun spervuur meewarig aan. Pas toen Meg S. was uitgeraasd, gooide hij zijn troefkaart op tafel. ‘Hobart op Tasmanië, hier zie!’ Daar had niemand van terug.

Jan F. joeg er nog een sappige lol door over Dirk O., die zijn tournees ‘met den tsjoek tsjoek’ deed, maar toen moesten Johan S. en Luc T. ervandoor, snel snel richting Zaventem. Ze wenkten een ober voor de rekening. ‘Doe ons maar allemaal samen, jong.’ De ober telde nog snel even na. ‘Elk per jaar een stuk of veertig vluchten in Europa, en pakweg tien keer transatlantisch, dat maakt voor jullie vijven…’ Hij trok onder zijn bierviltje een gedecideerde streep. ‘250 ton CO2, alstublieft.’ Johan S., Jan F., Luc T., Wim D. en Meg S. keken elkaar aan, haalden hun schouders op en wuifden de ober weg richting twee donkere mannen in een hoek van het café. ‘Geef maar aan hen, zij betalen de rekening.’

De wereld overslaapt zich

Dit is geen grap. Wel een vrije interpretatie van het gelauwerde kortfilmpje The Bill van Peter Wedel, over het onevenwicht tussen wie de opwarming van de aarde veroorzaakt, en wie ervoor betaalt. Want ja, deze wereld zit met een klein probleempje: het soort aandrang dat psychiaters plegen te diagnosticeren als ‘licht suïcidaal’. Zodra de opwarming van de aarde boven de 2 graden Celsius stijgt, voorzien wetenschappers een schokeffect op de natuur dat niet meer te keren is: dan dreigt er door het wegsmelten van het Siberische permafrost immers methaan vrij te komen dat de klimaatverandering nog versnelt. Over dat tipping point maken niet enkel groene jongens zich zorgen. Ook bij de NAVO en op vele ministeries van defensie valt een verhoogde aandacht voor klimatologische kwesties op. Overstromingen, droogte, hongersnood, immense migraties, sociale ongelijkheid, gewapende conflicten om water of energie: niet toevallig beschouwt de EU klimaatverandering officieel als een threat multiplier. Geen grap, dus. Onze jongste Nobelprijswinnaar voor de Vrede vreest voor een algehele – ook economische – instabiliteit binnen haar grenzen.

Voeg daarbij de exponentiële bevolkingstoename (tot 9 miljard in 2050), de verschraling van onze biodiversiteit (zeeën zonder vis tegen 2050) en stijgende gezondheidsrisico’s (alleen al de alarmerende toename van fijn stof) en je moet wel besluiten dat de mensheid minstens een paar ongeziene rampen over zichzelf aan het afroepen is. Volgens de Britse professor Bob Watson is het intussen zelfs al onmogelijk geworden om onder die 2 graden te blijven. ‘Als we verder gaan zoals we nu bezig zijn, dan lopen we 50 % risico op een opwarming van de aarde met 3 graden en is een toename met 5 graden helemaal niet uit te sluiten', zo liet de ex-adviseur van Al Gore en de Wereldbank deze zomer optekenen.

Watsons doemdenken is geen nieuws. Het is zelfs geen nieuws meer dat dit geen nieuws meer is. ‘Al in de jaren 1970 gingen de eerste wekkers af, na het rapport van de Club van Rome in 1972’, aldus filosoof Lieven Decauter op de werknamiddag ‘Kunst en Vliegwerk’ van Jonge Sla, het ecologische traject voor de kunsten. ‘Maar sinds Kopenhagen zijn klimaatconferenties faits divers geworden: mensen geloven niet meer dat ze iets zullen uithalen. Dit gaat niet meer gewoon over het verschil tussen wakker worden en opstaan. Dit is jezelf overslapen: de wekker indrukken en weer in slaap vallen.’

De kunstensector ronkt rustig mee

Hoe zit het met ons kunstenveld? Hier en daar merk je serieuze denkoefeningen, en zelfs concrete acties. Een groot kunstencentrum als Vooruit heeft zijn verlichting gescreend en vervangen, goed voor 80% minder stroomverbruik. Het denkt het ecologische gedachtegoed ook in al zijn geledingen door. Huizen als KVS richtten een ecoteam op, kunstenwerkplaatsen als FoAM en individuele artiesten als Dimitri Leue maakten van ecologie hun artistieke onderwerp. Needcompany neemt onder de tien uur reistijd de trein in plaats van het vliegtuig. En muziekclub 4AD installeerde zonnepanelen en led-verlichting. Maar hoeveel andere huizen en artiesten weten waar Jonge Sla voor staat, laat staan dat ze zich er actief voor interesseren? Hoeveel ondertekenaars verbonden zich uiteindelijk aan Benjamin Verdoncks Handvest voor een actieve medewerking van de podiumkunsten aan een transitie naar rechtvaardige duurzaamheid? Van ‘low impact’ gesproken.

54_Hillaert_eco_ecological-footprint.jpgEcologie heeft binnen het kunstenveld nog steeds de status van zoveel andere ministeriële verordeningen, zoals ‘interculturaliteit’: leuke extra’s in het subsidiedossier, zolang ze maar niet ingrijpen op de kern van de artistieke en productionele geplogenheden. Daar hebben kunstenorganisaties in het beste geval een paar gefundeerde argumenten voor, van financiële of principiële aard. En van kwade wil is zeker geen sprake. Maar intussen wordt het contrast met hun gangbare discours over ‘andere perspectieven bieden op de samenleving’ groter met elke huizenhoge ijsschots die van Groenland kraakt, en met elke extra medewerker ‘internationale verkoop’ die wordt aangeworven. Het krijgt bijna iets tragisch. Wat vele artiesten uitdragen op een podium of in een galerie, lijkt steeds minder in overeenstemming met de productionele machinerie en het concurrentiële winstdenken erachter.

Ook bij de NAVO en op vele ministeries van defensie valt een verhoogde aandacht voor klimatologische kwesties opOok bij de NAVO en op vele ministeries van defensie valt een verhoogde aandacht voor klimatologische kwesties op

‘Ja maar, onze artistieke vrijheid!’ Ik heb dat argument in deze discussie nooit gesnapt. Alsof ‘ecologie’ nu de eerste keer zou zijn dat er factoren van niet-artistieke aard mee de inhoud en de vorm van een werk gaan bepalen. Als er voor een productie een krap budget is, wordt de artistieke verbeelding toch ook naar de nering gezet? Als Guy Cassiers of Johan Simons in Avignon op de Cour d’Honneur kan staan, bepaalt die externe omstandigheid toch ook hun thema (Bloed en Rozen) of de omvang van hun decor (Kasimir en Karoline)? Wanneer heilige koeien te veel CO2 produceren, zijn scharrelkippen niet noodzakelijk minder interessant. Ze vragen van makers alleen wat meer openheid en verbeelding, kwaliteiten waar ze anders prat op gaan. Kunstenaars die erin zullen slagen om in ecologische grenzen een artistieke uitdaging te zien, worden de vernieuwers én de survivers van deze nieuwe eeuw. ‘De vrijheid zoeken in de beperking in plaats van de beperking ervaren van de vrijheid’: dit aloude adagium van Lucas Vandervost van De Tijd zegt het helemaal. Dringend tijd om daarmee die twintigste-eeuwse slogan ‘kunst moet niets behalve boeien’ in onze foyers te overschilderen.

De wekker wordt duurder

Misschien klinkt dit allemaal weinig overtuigend voor wie zweert bij de overtuiging dat ‘kunst verspilling is’, zoals Meg Stuart wel eens toeterde. Let’s talk money, dan: de taal die iedereen, ook in de kunsten, het beste verstaat. Doet u het niet voor de wereld, niet voor uw kinderen, niet omdat de minister het vraagt? Doe het dan omdat uw rekening u binnenkort geen keuze meer laat. Want ja, er staat wat te gebeuren…

Kunstenaars die erin zullen slagen om in ecologische grenzen een artistieke uitdaging te zien, worden de vernieuwers van deze nieuwe eeuw

We talk peak oil: het moment waarop de wereldwijde olieproductie haar hoogste punt bereikt. De olie is op dat moment niet op, maar de beschikbaarheid en de toevoer ervan raken serieus in de knel, omdat de vraag het aanbod finaal passeert. Niet alleen ecologisten, ook economen weten wat ‘piekolie’ betekent: big troubles, want stijgende prijzen voor zowat alles waar ons dagelijks leven en onze kunstproductie om draait, omdat olie nu eenmaal het smeer is van onze wereldeconomie. Denk in je living of op kantoor alles weg wat met olie is geproduceerd, en je blijft redelijk eenzaam over. Olie is met 36,4% de belangrijkste bron van primaire energie op onze planeet. Zowel ons transport, onze landbouw als de hele massaconsumptie en -productie is verslaafd aan olie. Als die olie ineens schaarser wordt, kantelt met die knik ook de wereld as we know it. Dit is geen grap, zelfs geen vrije interpretatie.

Dat dit moment er komt, daar zijn alle wetenschappers het over eens. Wanneer het komt – mochten we het nog niet gepasseerd zijn – zorgt voor meer discussie. De olie-industrie beweert dat het nog veraf is, maar de hardnekkigheid waarmee sommige bedrijven momenteel inzetten op nieuwe of alternatieve oliewinning – veelal met meer risico’s, meer vervuiling en soms zelfs met verlies – geeft andere signalen. Piekolie komt er misschien sneller dan we mogen geloven. De eindigheid van ons economische slurp- en groeimodel doemt aan de horizon op, of staat al voor de deur. Dat is geen nieuws. Het is zelfs geen nieuws meer dat dit geen nieuws meer is. Maar wat gaan we eraan doen?

Vliegen valt niet mee

De heiligste koe voor de kunsten is het vliegen. Vliegen is dan ook een complexe zaak. Op zich heeft het luchtvaartverkeer ‘slechts’ een impact van 3,5% tot 4,9% op onze planeet – grote containerschepen belasten het milieu bijvoorbeeld veel meer. Bovendien vliegt 95% van de wereldbevolking niet. Maar relatief gezien vervuilen de vluchten van die geprivilegieerde 5% wel bovenmatig veel. Een vlucht Brussel-New York komt per passagier overeen met 3,5 ton CO2: dat is 25.000 km met de wagen of de jaarlijkse verwarming van een groot huis. En hoelang blijft die overige 95% nog aan de grond, deemoedig wuivend naar de koers van de rest van de wereld? De luchtvaart is – vooral door haar verdacht lage prijzen – de snelst groeiende transportsector, met jaarlijks 5% meer passagiers- en vrachtkilometers. Die aangroei doet alle milieumaatregelen die luchtvaartmaatschappijen zelf nemen om hun ecologische voetafdruk te verkleinen – van lager vliegen tot betere aerodynamica – meer dan teniet. Enige matiging dringt zich op. En die begint bij de gebruikers. Dat zijn wij.

54_Hillaert_eco_plane-31.jpgOmdat de relatieve impact van vliegen zo groot is, is de impact van niet of minder vliegen ook heel groot. Zo zorgde Flat Earth Society met zeventien man op een driedaagse tournee via Budapest, Passau en Munchen wel voor een CO2-uitstoot van 7,5 ton (twee keer het jaarlijkse energieverbruik van een gemiddelde Belg), maar bespaarden de koperblazers ook 4,4 ton door één verplaatsing per vliegtuig te vervangen door een treinrit. Ecologisch efficiënter reizen kan, ook voor kunstorganisaties. Het blijft natuurlijk een moeilijke evenwicht zoeken tussen tijd, geld en voetafdruk. Maar naar verluidt zou FES zich op scène niet minder vrij gevoeld hebben, of aan die principiële keuze voor de trein failliet gegaan zijn.

Samen wakker worden

Alleen, is de kous daarmee af? Ecologie is meer dan wat beter plannen en ruimer budgetteren. Ecologie is in de eerste plaats een levenswijze: een streven naar een menselijke en duurzame harmonie tussen werk en rust, productiedrang en draagkracht, acute noden en wenselijkheden op termijn. Ecologie is het kruispunt tussen economie en sociale zaken, het spiegelbeeld van neoliberalisme. Zeker in die zin heeft het kunstenlandschap nog een weg te gaan. De burn-outs, de overproductie, de profileringsconcurrentie, de individuele groeidrift, de dominantie van financiële belangen: zacht is deze zachte sector al lang niet meer. Samen een evenwichtige toekomst uittekenen lijkt onmogelijk geworden, daar komt elk debat uiteindelijk op neer. Solidariteit ligt moeilijk, eigenbelang primeert. Herinner u alle heisa bij de laatste subsidieslag: het geld is voor ons, de anderen betalen de rekening.

Ecologisch efficiënter reizen kan, ook voor kunstorganisaties

Meer ecologisch bewustzijn in de kunsten – in voorbereiding op het post-olietijdperk – begint bij nieuwe waarden als ‘sharing’. Deel wat u meer hebt met anderen die het ontberen, en word er samen beter van: expertise, prospectie, materiaal, nieuwe financiering, atelierruimte, één verhaal naar politici, reflectie over maatschappelijke verandering, noem maar op. Stop met te veel te doen, het schaadt uw humeur en de ruimte voor anderen. Skip uw exclusiviteitsdenken, sla bruggen met die krachten in het maatschappelijke middenveld die u iets kunnen bijbrengen over transitie. Vertraging en verdieping: meer moet dat niet zijn. Vervang ‘stilstaan is achteruitgaan’ door ‘genoeg is een genoegen’. Programmeer minder, hou uw aanbod langer beschikbaar – het maakt kunst waardevoller. Stop op geregelde tijdstippen de machinerie, ga samen iets leuks doen, al dan niet met uw publiek.

Abnormaal internationaal

Maar dat vliegen, dus. Ook dat is deel van een veel diepere kwestie: de totale overwaardering van ‘internationaal’ in ons kunstenbestel. Op cv’s, in subsidieaanvragen, op festivalaffiches, in het algehele discours over het belang van kunst voor Vlaanderen: internationalismo, ergo sum. Waarom is dat? Waarom is het buitenland meer waard dan de lokaliteit? Andere horizonten, dus nieuwe inspiraties, dus meer openheid, dus betere kosmopolieten? Er wordt wel eens vergeten dat festivals elders ter wereld er onderhand precies zo uitzien als bij ons: hetzelfde discours over kunst, hetzelfde soort publiek, dezelfde referenties. Een thuismatch, dus. Als het onze rondvliegende artiesten echt om nieuwe horizonten gaat, laten ze dan ook eens wat meer investeren in het ommeland van Zaventem, in dat suburbane lapje tussen Veurne tot Tongeren. Daar waar de legitimiteit van hun subsidie in de toekomst gewonnen of verloren zal worden. Daar waar steeds minder mensen – lees de gemiddelde reactie over kunst op standaard.be of knack.be – boodschap lijken te hebben aan de eeuwige verdediging van de kunstensector ‘dat we subsidies verdienen omdat we zo bekend zijn in het buitenland’. Daar waar partijen als N-VA de gildefeesten, de fanfares en het amateurtoneel wil herwaarderen. Als het merk ‘avant-garde’ ergens weer fris kan gaan ruiken, dan wel daar. Fasten your seatbelts!

Als het onze rondvliegende artiesten echt om nieuwe horizonten gaat, laten ze dan ook eens wat meer investeren in het ommeland van Zaventem

Nu moeten we niet blind blijven voor de financiële noodzaak van het buitenland, of erger nog: provincialistisch gaan doen. Het kan artistiek heel boeiend en revelerend zijn om je zoals Renzo Martens te focussen op Congo, of zoals Catherine David op het Midden-Oosten. ‘De lokaliteit’ hoeft niet noodzakelijk samen te vallen met ‘onder de Vlaamse kerktoren’. Ook in Turkije kan je interessant lokaal werken, zoals wijlen Eric De Volder in alle stilte deed. Maar dan gaat het om uitwisseling, en dus om tijd en wederzijdse inhoudelijke verrijking, in plaats van om de eer en de glorie van het individuele succes, om ‘mijn’ internationale faam. Ik wil zelfs geloven dat kunstenaars in tijden van besparingen op ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse correspondenten de laatste boodschappers van het genuanceerde wereldbeeld kunnen zijn. Maar dan moeten ze ook echt meer aan samenwerkingsontwikkeling doen dan aan toerisme en internationale handel. En hoeveel artiesten zijn er zo?

Laten we samen maar eens beginnen met de excessen van het internationalisme bij naam te noemen, bijvoorbeeld in de podiumkunsten. Dat het Kunstenfestivaldesarts stijlvolle street dance invliegt uit Brazilië, zonder veel kijk te hebben op wat er om de hoek in Brussel gebeurt. Dat NTGent zoveel steroïden stopt in een productie voor de Cour d’Honneur dat ze te groot en te duur wordt om nog in eigen land te presenteren. Dat allerlei nieuwe Europese netwerken kunstenaars ondersteunen door ze hun creaties te laten maken in schijfjes van twee weken in identieke donkere studio’s, maar dan in vier verschillende Europese steden (om dan samen naar één plek te vliegen voor ongetwijfeld boeiende netwerkmeetings rond de hamvraag ‘hoe nieuwe publieken bereiken?’). Dat onze programmeurs met elkaar in contact blijven bij het ontbijt van allemaal hetzelfde hotel op dezelfde buitenlandse festivals. Dat Campo-producties al verkocht worden aan speelplekken over de hele wereld nog voor ze zijn gemaakt. Dat krijg je met heilige koeien. Zelfs hun stinkende scheten worden normaal.

Sta op, gij luie slapers!

Ecologie is lokaal denken. Is investeren in je draagkracht vanuit je omgeving. Is minder reizen omdat het zo hoort, en meer verankeren omdat het moet. Omdat de nood hoog is, en het einde van de olierijkdom nabij. Technologie kan al een deel verhelpen. Zo maakt het Antwerpse Sering binnen zijn ‘Wereldwijde Virtuele Theater Carrousel’ coproducties met Lima, Irak, The Bronx, Ontario en Johannesburg, gewoon via internet. Een goeie en goedkope tool voor videoconferenties met z’n tienen, dat zouden ze bij Skype nog mogen uitvinden. En kunst virtueel aanbieden, is dat voor de sector echt geen optie? Opera in de cinema blijkt een succes, en sommige musea vallen al te bezoeken van achter de laptop. Wie volgt, ook in België? Wat is de toekomst van livestreaming voor theater?

54_Hillaert_eco_logo_320.png

De ware ommekeer zal echter dieper moeten gaan, tegen de neoliberale geplogenheden in. Waarom niet inzetten op één (vaak wisselende) programmeur voor een paar huizen, in plaats van elk hun eigen geprofileerde mannetje of vrouwtje op hetzelfde vliegtuig? Toeren zou meer een zaak moeten worden van lokaal delen, in plaats van louter prospecteren of presenteren en weer weg. Blijf langer ter plaatse, laat iets achter, neem iets mee. Wat bijvoorbeeld te denken van een meer glokale creatiefilosofie, zoals pakweg de Spaans-Columbiaanse theatermaker Enrique Vargas die hanteert: de kunstenaar reist, maar elke voorstelling wordt gemaakt met plaatselijke krachten? Slow art is de toekomst: meer tijd en onderzoek investeren in de deugdelijkheid van je product, en het dan ook langer beschikbaar houden. Mocht iedereen zijn productieritme en -output met één derde verlagen, durf ik geloven dat dit de kwaliteit en het publieksbereik van onze kunsten kan verdubbelen. Dat moet de nieuwe spirit worden. Dat iedereen zich bij elke beslissing afvraagt: is dit echt nodig, of kan het ook meer ecologisch? Begin op www.jongesla.be.

Echt waar, een beetje radicaliteit zou de kunstensector zoveel deugd doen

En mag ik anders onze Vlaamse minister van Leefmilieu nog één radicaal ideetje aan de hand doen? Bepaal voor de gesubsidieerde kunstensector een maximaal aantal vliegreizen of -kilometers, overeenkomstig de Vlaamse inspanningsbeloften voor Kyoto tegen pakweg 2020. Deel dat plafond door het aantal gesubsidieerde organisaties: elk krijgt dezelfde vliegruimte, en wie er tekort komt, koopt ruimte bij wie overschot heeft. Zo werkt ook de emissiehandel voor bedrijven. Tegelijk moest onze minister maar eens een onderzoek instellen naar een efficiënte en laagdrempelige carpool-tool waar huizen op kunnen bogen. En moest ze vanuit de Vlaamse regering maar eens een lobby op gang brengen om tot 2u ’s nachts treinen te laten rijden tussen de grote steden, zoals in Nederland. Er kan best veel. We moeten eerst de wekker willen horen.

Vindt u dit allemaal onrealistisch klinken? Realiseer u dat het post-olietijdperk dat binnenkort ook zal blijken te zijn. Echt waar, een beetje radicaliteit zou de kunstensector zoveel deugd doen. Slacht uw heilige koeien, neem scharrelkippen. We hebben een verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid voor onszelf, maar ook voor wie onze rekening betaalt. Genoeg is echt genoeg.

Wouter Hillaert is podiumredacteur van rekto:verso. Hij schreef deze opinie na de werknamiddag 'Kunst- en vliegwerk. Duurzame toekomstscenario's voor internationale mobiliteit in de kunsten' van 25 sep 2012, georganiseerd door BAM, Ecolife en VTi in het kader van Jonge Sla. Met dank aan Kristof Daniels van Ecolife en zijn cijferpresentatie.

www.jongesla.be