Geen vogel om in een gouden kooi te zetten

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

'well i've been here before
sat on the floor in a grey grey room
where i stay in all day
i don't eat, but i play with this grey grey food
desole, if someone is prayin' then i might break out,
desole, even if i scream i can't scream that loud'
(Damien Rice, uit 'Grey Room')

Of ik hen via mijn 'connecties' niet aan een extra kaartje voor het optreden van Damien Rice op 26 maart in het Koninkrijk Circus kan helpen. Dat hebben ondertussen al vijf mensen, die schromelijk te laat waren bij de ticketverkoop, aan mij gevraagd. (Het antwoord is: neen, sorry.)

Geen idee hoe snel precies zijn derde Belgische passage is uitverkocht - het zal geen record zijn, maar het liep blijkbaar wel een vaart. Dat over de eerste twee optredens - en dan vooral het eerste in de Botanique - op Belgische bodem nog lang werd nagepraat, heeft ongetwijfeld ook een rol gespeeld. Rice is met andere woorden ook in België behoorlijk hot, getuige daarvan de massale vraag op allerhande websites naar extra of overgebleven tickets. En terecht: 9, 's mans tweede worp, is opnieuw een parel van een plaat.

Toegegeven, vernieuwend is 9 niet. De plaat ligt perfect in het verlengde van zijn geprezen debuut O. 'Ik denk dat ik deze collectie songs uit mijn systeem moest krijgen en ik ben me er stilletjes van bewust dat ze nogal lijken op wat ik al heb gedaan', zegt de songschrijver zelf.'But then, so what? I really like them'. Ik ook, want net zoals dat het geval was op zijn voorganger, staat 9 vol doodeerlijke songs van een tragische en bij wijlen rauwe schoonheid. Luister eens naar het door merg, hart en been snijdende 'Elephant' en tracht geen rillingen te krijgen. Songs van een man die zijn ziel open en bloot een paar vegen geeft, de een al zachter dan de ander, en beseft dat hij wellicht nooit helemaal gereinigd zal zijn. Met als extra troef dat de nummers — behalve misschien 'Me, My Yoke, And I', een rauwe, manische woede-uitbarsting — nog dat tikkeltje toegankelijker zijn dan op O. De single '9 Crimes' is in elk geval niet van de radio weg te slaan — van Q tot Stubru. Deze prachtsong, opgebouwd op een pure en simpele melodie en gebruikmakend van de grote troef die de engelenstem van Lisa Hannigan is, is op die manier de perfecte teaser voor wat wel eens de plaat van de grote doorbraak zou kunnen zijn. De kans dat Damien Rice heel binnenkort door nog meer mensen aan de borst wordt gedrukt, lijkt met andere woorden een evidentie. En net dat, zo bleek al uit het verleden, is iets waar de man het niet gemakkelijk mee heeft.
Rice heeft namelijk ademruimte nodig. Veel ademruimte, en zuivere lucht in de longen — het enige middel om zijn chaotische geest te klaren. (Rice vertelde zelfs ooit in een interview dat hij veel liever in de openlucht speelt dan binnen.) De eigenzinnige Ier voelt zich, zo kan ik mij perfect voorstellen, het best in de omgeving die hij schetst in het ietwat speelse, overigens heel ontspannen gezongen 'Dogs': 'and the dogs they run/ in the good good morning sun/ side of a little hill'. Het platteland dus, waar hij als kind opgroeide, waar zijn ouders hem en zijn twee zussen naartoe brachten om het grijze stadsleven in Dublin te ontvluchten. Zuurstof en vrijheid als creatieve voedingsbodem, van kinds af aan.

Op school in Celbridge, dichtbij Dublin, ontmoette Rice de vier vrienden met wie hij later de band Juniper zou vormen en een ep en twee singles zou uitbrengen. Eens van school trok het vijftal naar Trinity College voor een ingenieursopleiding. In tegenstelling tot zijn maten, die de opleiding braaf uitzaten, gaf Rice er na een jaar al de brui aan wegens te vervelend. Ook een formele muziekopleiding zei hem niets en Rice zag zich genoodzaakt om geld te verdienen als barman en optredend muzikant. Eens de kameraden hun diploma op zak hadden, schakelde Juniper een versnelling hoger, wat hen onder meer een contract bij Polygram opleverde. En toen liep het fout. Terwijl Rice, de songleverancier van de band, rustige, ietwat donkere akoestische nummers schreef, gaven de rest van de band en de platenfirma de voorkeur aan meer radiovriendelijk songmateriaal. 'Ik maakte ruzie met iedereen. Ik maakte ruzie met de band. Met het management en met het label', vertelde hij in een interview. Toen Rice erop hamerde dat de hoes van de te verschijnen debuutplaat uit gerecycleerd karton moest bestaan en het de rest van de bandleden eigenlijk allemaal geen fluit kon schelen, liep naar verluidt de emmer over. Rice, die het bewaren van zijn integriteit het belangrijkste vond, stapte op.
Hij deed uiteindelijk meer dan opstappen. Rice vluchtte weg van de muziekindustrie. Hij trok naar Toscanië, leefde er opnieuw op het platteland en teelde zijn eigen groenten. Hij doorkruiste Europa, gitaar op de rug, en speelde zijn songs, de blauwdrukken voor O, op straat. Acht maanden later was hij terug in Ierland en begon hij aan de opnames van zijn debuutplaat, op zijn slaapkamer. 'Ik dacht er zo'n 1000 stuks van te verkopen, wat optredens te doen en dan weer te gaan reizen', vertelde Rice ooit. Het draaide anders uit: O zit ondertussen al aan drie miljoen verkochte exemplaren. Die miljoenenverkoop heeft de Ier te danken aan twee factoren. Eerst en vooral was er de mond-aan-mondreclame die mensen in de buidel deed tasten. Maar daarnaast was er de film Closer, met sterren als Julia Roberts, Jude Law, Clive Owen en Nathalie Portman, waaraan Rice de song 'The Blower's Daughter' uitleende en die hem gelijk ook het sterrendom inschoot — iets wat hij zich achteraf beklaagde. 'Ik wenste dat we niet op die kar waren gesprongen,' zei hij daarover in een interview. 'De plaat had genoeg gedaan, was al gepromoot op televisie en ik wou het niet opnieuw. Ik wilde dat het in zijn geheel stopte. Maar ik wilde er nu ook geen ruzie over maken.'

De sterrenstatus zit Rice even comfortabel als een met naalden versierd, veel te strak aangespannen korset. De muzikant houdt niet van videoclips opnemen of interviews geven, wat je binnen de muziekindustrie al snel het etiket van moeilijke jongen oplevert. En dankzij het onverwachte succes, of beter de minder aangename neveneffecten ervan, was Rice dat ook wel wat geworden. De schuchtere plattelandsjongen wou geen roem, wou ook geen geld, want daardoor vervreemdde hij van zijn vrienden. Zijn muzikanten moesten zich plooien naar zijn wensen en kregen te horen dat ze hem alleen moesten laten, want dan zou de muziek beter klinken. Mochten ze zich gaan bemoeien, dan zou het maar weer verneukt geraken. De wrevel begon zich zelfs te manifesteren tijdens optredens, waar hij soms razend werd op het publiek als het te luid praatte tijdens de stillere momenten. Na een opeenstapeling van ergernissen, zag de zanger geen andere oplossing meer dan onder te duiken.
Rice verdween van de aardbol, voor even, om in 2005 weer boven water te komen met 'Unplayed Piano', een nummer geschreven voor een campagne tegen de onderdrukking van Myanmar. Over zijn bezinningsperiode vertelde Rice hoe hij eraan twijfelde om nog verder te gaan met zijn muziek. 'Waarom zou ik? Om meer geld te verdienen? Geld haalt me uit balans met mijn vrienden, dus wil ik niet meer geld. Roem doet hetzelfde, dus beroemd zijn, wil ik ook niet.' De twijfel liep zo hoog op, dat onder meer een therapeut voor rust en soelaas moest zorgen. 'Unplayed Piano' gaf Rice in elk geval al één reden om verder te doen: de song was een geschenk voor Aung San Suu Kyi, de democratische leider in Myanmar, die al meer dan tien jaar onder huisarrest staat. Het nummer had met andere woorden een positieve betekenis en stond in zekere zin los van zijn auteur en diens demonen. Het deed de troubadour hoe dan ook zin krijgen om de snaren op zijn gitaar nog eens te vervangen. De rest van het verhaal kent u, tenminste als u 9 al in huis hebt gehaald.

Waarom deze schets van Damien Rice en zijn moeilijke verhouding met zijn tegen wil en dank verworven sterrenstatus? Omdat het voor de man zelf een dramatische, zelfs theatrale stempel op zijn muziek dreigt te worden, die zwaar te kort doet aan zijn talent. En omdat het mij in zekere mate doet denken aan 'De Chinese nachtegaal' van Hans Christian Andersen. In dat sprookje wordt het verhaal verteld van een Chinese keizer die een nachtegaal met een hemelse zang dwingt om in een kooi aan het hof te blijven en voor hem te zingen, nadat de vogel hem tot tranen toe had bewogen. Als vervolgens een uit radertjes en veertjes opgebouwde kunstvogel aan de keizer wordt geschonken, die elke keer weer hetzelfde lied perfect ten berde brengt, weet de echte nachtegaal aan de aandacht van het hof te ontsnappen en zijn vrijheid te herwinnen. Als de kunstvogel het wat later begeeft, wordt de keizer ziek. Op zijn sterfbed keert de echte nachtegaal echter terug om voor de keizer te zingen en zo zijn leven te redden, op voorwaarde dat de vogel mag komen wanneer hij zin heeft en buiten (!) op een tak aan het raam mag zitten.
In zekere zin is dit sprookje een metafoor voor het verhaal van Damien Rice. In een gouden — of om het even welke — kooi is het ook Rice veel te benauwd. Een gouden, niet-loslatende handdruk bij een platenfirma — O werd aanvankelijk op zijn eigen label uitgebracht, nu zit hij bij 14th Floor Records en staat major Warner in voor de verdeling — werkt wellicht belemmerend. Succes en een sterrenstatus verstikkend. Roem is, net als zoveel in dit leven, een tweesnijdend zwaard.
Wie hopen platen verkoopt, wie het als muzikant maakt, moet er de kleine kantjes maar bijnemen. Die zouden niet opwegen tegen het succes. Volgens velen heeft Rice dan ook geen recht van klagen, en ergens beseft hij dat zelf ook. Rice: 'In theorie zou ik heel gelukkig moeten zijn. Maar ik voelde me een hond aan de leiband — blij om eens buiten te mogen wandelen. Maar ik bleef zoeken naar een vrijheid die maar niet verscheen. Ik hing aan de leiband, maar had hem tezelfdertijd ook in handen.' Let vooral op dat ene woord: vrijheid.

Een ster word je bij de gratie van je publiek en de muziekindustrie, en dat kan een artiest in de positie brengen waarin hij zich gedwongen ziet zichzelf te verloochenen (uit dankbaarheid?). Rice slaagt er echter in om trouw te blijven aan zichzelf, zij het niet altijd zonder slag, stoot of kleerscheuren. Hij weigert publiek bezit te zijn, geen enkele keizer kan hem claimen — noch het publiek, noch de muziekindustrie. Rice is een van de meest zuivere singer-songwriters van het moment. En zuiverheid, een schaars goed in deze wereld, heeft als heikel bijverschijnsel dat het horden (onzuivere) mensen aantrekt, met een zeer reëel risico van vertroebeling als gevolg. En puurheid proberen na te bootsen, door bijvoorbeeld een kunstvogel — vul de metafoor zelf maar in — ineen te knutselen, is geen oplossing. Authenticiteit laat zich niet bottelen, valt niet te distilleren. Laat de romantische poëet, zoals hij soms wordt genoemd, vrij in de velden rondhuppelen. Laat hem achter de rokken van wulpse boerendochters zitten (en laat hem door hen afgewezen worden). En laat hem daarover in alle vrijheid die mooie, oprechte liedjes schrijven. Mensen kunnen iets zo overdreven koesteren, dat het zijn kracht of waarde verliest. Daar bestaat een heel tekenend woord voor: doodknuffelen. Knuffel Damien Rice niet dood.

DISCOGRAFIE

O (Warner, 2003)
9 (Warner, 2006)