Gaat het hoge omlaag, of het lage omhoog?

Door Wannes Gyselinck, Wouter Hillaert, op Fri Feb 12 2016 20:21:37 GMT+0000

‘Veel populaire cultuur is vormelijk steeds straffer geworden, maar haar morele inhoud lijkt weg te deemsteren.’ Als publicist en NRC-columnist vormt Bas Heijne zo’n beetje het politieke geweten van Nederland, maar hij koestert ook brede culturele interesses. Vooral het verband tussen die beide bekommernissen blijft een boeiend vraagstuk. Wat is de link tussen ‘populair’ en ‘populistisch’? En welke rol spelen de media?

Heijne zou je zelf een populair product kunnen noemen, of toch minstens bij cultureel en hoogopgeleid Nederland. Zijn oeuvre is het levende bewijs van de geruststellende gedachte dat er vandaag toch nog altijd ruimte is voor populaire intellectuelen. Heijne gebruikt dat gewicht in vele richtingen. Als vertaler, Couperuskenner, schrijver van twee romans, auteur van het toneelstuk Van Gogh en van gelauwerde essaybundels als De wijde wereld combineert hij een dwarse kijk met een scherpe pen en een stevige culturele bagage. Wees er maar zeker van dat er over zijn mening doorgepraat wordt, als hij die op tv of in de krant loslaat op de kleine en vooral grote vraagstukken van Nederland. Dat doet hij al precies vijftien jaar op wekelijkse basis, als vaste columnist voor NRC Handelsblad.

‘Ik zie de column als een stand-up genre. Nu mijn column vorig jaar verhuisd is naar pagina 2, moet ik het daar echt over de actualiteit van die week hebben, maar het blijft mijn ambitie om daar altijd net wat breder of dieper in te gaan. Ik wil mijn gedachten over serieuze onderwerpen zo verwoorden dat ze voor een breed publiek zijn, maar toch blijven uitdrukken wat ik zelf te zeggen heb.’ Het zou meteen ook Heijnes kortste definitie van goede populaire cultuur kunnen zijn: breed aanspreken, zonder zichzelf als intellectueel te verloochenen. ‘Voor mijzelf komt dat erop neer dat ik me niet laat verleiden tot het soort column dat ik zelf niet zo prettig vind: drijvend op de waan van de dag, of al te gretig om een relletje te schoppen. Dan krijg je het soort columnistiek van eindeloze meningen van pundits. Ik wil geen pundit zijn. Ik wil aangeven hoe die wereld op mij inwerkt, maar zonder al te particulier te worden. De mooiste stukjes zijn die waarin je het onderwerp kan pakken waar iedereen het over heeft, maar dat tegelijk een draai kan geven die jezelf en anderen tot een nieuw inzicht brengt. Dan is het goed.’

Zijn er vormen van populaire cultuur waar je, als liefhebber van opera en literatuur, een authentieke bewondering voor voelt?

‘Zeker wel. Zo heb ik veel geschreven over Hollywoodfilms. Daarin voel ik vaak een morele betrokkenheid die ik weleens mis in vormen van hoge cultuur. Neem de eerste scènes van Gladiator, waarin Russell Crowe als eervol veldheer door zijn keizer wordt uitgenodigd naar Rome, om daar diens zoon en opvolger te worden. Hij weet dat hij daar als onbezoedeld man aan kapot zal gaan, want Rome – zeg maar: Washington – is corrupt. Tegelijk wil hij toch loyaal blijven aan de keizer. En zo krijg je in het begin van een populaire film meteen een moreel dilemma van heb-ik-jou-daar! Een van mijn lievelingsfilms is ook American Beauty. Daar krijg je een komedie die buiten haar oevers treedt en een vraag oproept die voor mij echt een eyeopener was: hoe verhoudt je binnenwereld zich tot de buitenwereld? Kan je die wereld als individu veranderen of moet je er gewoon anders naar leren kijken? Veel films, zeker in Nederland, missen dat soort inzet, om ook ergens over te willen gaan. Juist populaire cultuur heeft nochtans dat vermogen.’

70_Gyselinck-Hillaert_hoge2_BasHeijne_© Bart Koetsier, De Bezige Bij_700.jpg

Je bedoelt dat die morele betrokkenheid in populaire cultuur op zijn retour is?

‘Ja, wat me de laatste jaren een beetje is gaan tegenstaan, is dat hoe beter de vorm wordt, hoe meer moeite ik krijg met de inhoud. Ik denk aan de serie True Detective. Die is ongelofelijk goed gespeeld, je kan je ogen niet afhouden van het geniale acteerwerk, maar waar gaat het eigenlijk over? Uiteindelijk zie je alleen maar een geflipte gek, en maar weinig morele inzet. Wat krijg je dan? Dan krijg je pathos, dan krijg je Adele. Ze zingt prachtig, maar zeker haar laatste cd slaat helemaal door in het pathos, terwijl de emotie achterblijft. Net als bij de nieuwe James Bond: de beelden zijn van een verbluffende esthetiek, je bekijkt ze met een bijna pornografisch genoegen, maar je ziet alleen nog gebaren, geen mensen meer.’

Adele zingt prachtig, maar zeker haar laatste cd slaat helemaal door in het pathos, terwijl de emotie achterblijft

Valt dat pathos te verklaren?

‘Ik heb geen sluitende verklaring, maar we leven in een tijd waarin sociale media de indruk wekken dat je je wereld kan vormgeven zoals jij wil, als eindeloze extensie van je vrijheid. Dat is een heel ander model dan dat je in de wereld geworpen wordt en moet zien te dealen met allerlei krachten waar je geen controle over hebt. Facebook doet je geloven dat je zelf aan de knoppen zit, dat het om jou draait. En dan is pathos nooit ver weg. Pathos is een vorm van narcisme, van mooie gebaren maken zonder veel consequenties. Dat zie je ook aan het engagement van de laatste vijftien jaar: ook dat zijn eigenlijk alleen maar gebaren, vanuit het idee “feestend verbeteren wij de wereld”. Gedaan met je schuldig te voelen over de CO2-uitstoot. Als je het vliegtuig neemt, moet je daarna gewoon op een button drukken en dan wordt er drie euro afgehaald voor de bomenplant. “Praktisch idealisme” heet dat dan: als we het een beetje handig aanpakken, kunnen we alles compenseren en lekker hedonistisch blijven leven. Maar het idee dat er geen spanning is tussen jou en de wereld, of tussen jou en je beperkingen, is natuurlijk een leugen. Want wat blijkt? Meer dan ooit ben je juist in competitie met iedereen. Vroeger lag je plek in de samenleving vast: als je vader boer was, werd ook jij boer, of je nu een IQ had van 140 of van 96. Nu kan je zogezegd alles worden, maar je rivaliseert wel met om het even wie, waar ook ter wereld. Pathos ontkent dat. Het is sentiment zonder reële pijn of tragiek.’

Intussen zou ook het verschil tussen hoge en lage cultuur helemaal opgeheven zijn. Is dat een goede of een slechte zaak?

‘Cultuurpessimisten stellen dat het allemaal naar beneden gaat, maar ik zie het anders: wat hoog was, gaat omlaag, en wat laag was, komt omhoog. Ik ben vooral blij dat veel populaire cultuur serieuzer is geworden, en dat er zoveel meer kwaliteit is. Alleen vind ik het lastig dat echte moraal en emoties vaak alleen nog dienen om er een spannend nummertje van te maken. Kijk naar de Batman-films van Christopher Nolan, die als niche-cineast meer populaire films ging maken. Op het eerste gezicht ging de Batman_-_franchise er kwalitatief enorm op vooruit: Batman lijkt nu volwassener, realistischer, moreel complexer. Maar in The Dark Knight schrapte Nolan het traditionele morele stramien van de boze superschurk die uitgeschakeld moet worden, om bordkartonnen morele dilemma’s in de plaats te stellen. Ze verhogen de suspense, maar dienen uiteindelijk alleen maar om je eraan te kunnen verlekkeren. Zo kreeg je een soort pornografie van de moraal. Dan wordt het heel naar.’

Je haalde Batman ook aan in je Huizinga-lezing,‘De betovering van de wereld’, om er onze grote honger naar verhalen mee te illustreren. De wereld zou minder onttoverd zijn dan de intelligentsia hoopt. Welke rol speelt popcultuur daarin?

‘Populaire cultuur blijft een vertaling – via fantasie – van die driften en emoties die we in het dagelijkse leven niet zomaar onder ogen kunnen zien. Zo is IS een wanstaltige vertaling van allerlei menselijke aandriften die bij beschaafde mensen worden gekanaliseerd via Game of Thrones: in die serie verlustigen we ons aan precies dezelfde barbaarsheid, maar dan fictief. Populaire kunst werkt dus als een ventiel, en dat is goed. Maar als de héle cultuur als ventiel moet gaan fungeren, en we in onze verbeelding naar believen hoofden kunnen gaan afhakken, dan heb je een probleem. Kunst moet meer zijn dan een vrijhaven voor allerlei driften die in het dagelijkse leven zijn uitgeschakeld omdat je als brave burger meeloopt in het systeem. Je kan er wel dingen in verkennen, maar je moet daarbij ook je morele betrokkenheid voelbaar maken. Anders wordt het een vorm van geweld- of emo-porno. Het is dat pathos dat ik bij Adele hoor.’

IS is een wanstaltige vertaling van allerlei menselijke aandriften die bij beschaafde mensen worden gekanaliseerd via Game of Thrones

Heeft populaire cultuur naast die rol van ventiel ook nog een kritische functie?

‘Populaire cultuur zal altijd de neiging hebben om te behagen, net omdat ze populair wil zijn. Maar George Clooney zegt: “three for them, one for me”, waarmee hij bedoelt: ik doe drie gedegen commerciële films en dan één film waarin ik kan tonen waar ik zelf voor sta. In Hollywood zijn ze daar heel vertrouwd mee. Ze hanteren commerciële strategieën die geld moeten opbrengen door te bevestigen, maar tegelijk is er ook ruimte voor iemand als James Franco, waarover ik ooit de grap hoorde dat zijn filosofie zou zijn: “one for them, and five for no one”. Amerikanen zijn misschien zelfs behendiger in die combinatie dan wij. In Nederland voelt de “hogere cultuur” zich zo buitengesloten door de dynamiek van de massacultuur dat ze ofwel trots en hautain in haar reservaat blijft zitten, ofwel enorm haar best gaat doen om ook populair te zijn, door een soap-ster in een Shakespeare te stoppen en soms zelfs het kind met het badwater weg te gooien. Je kan toch ook een breed publiek opzoeken vanuit je eigen artistieke verhaal, zonder te hoeven capituleren voor de bevestiging?’

Hoe zit dat voor beschouwende intellectuelen? Wat is hun relatie tot populaire cultuur? In Vlaanderen merk je bij hen soms een kokette omarming van volkscultuur, vaak vanuit een soort van nostalgie, als was daar nog iets te vinden van een verloren eenheid.

‘In Nederland speelt dat minder, vooral omdat links elke culturele referentie mijdt. Vroeger hadden zowel christendemocraten als socialisten nog een sterk emanciperende visie op cultuur, maar vandaag is die culturele dimensie volledig bij rechts terechtgekomen. Links vindt het thema cultuur ofwel te kneuterig en te kleinburgerlijk, ofwel te gevaarlijk, omdat cultuur mensen zou uitsluiten. Als die nostalgie naar het volkse nog bestaat, is het gewoon nostalgie naar een verloren gemeenschap: voor rechts is die gemeenschap verloren gegaan door te veel immigratie, voor links door het neoliberalisme. Links bekijkt de zaken nu eenmaal al te zeer door een economische bril. Vooral PvdA blijft maar geloven dat mensen gelukkiger worden van 1% meer inkomen per maand, zonder ook de culturele en sociale effecten van pakweg een fabriekssluiting in rekenschap te nemen. Nochtans is dat verlies van culturele eigenwaarde oneindig veel belangrijker voor mensen. Misschien is dat besef groter in België, maar als Vlaamse culturele hoogopgeleiden een zekere nostalgie voelen naar authentieke volkscultuur, dan kunnen ze in plaats van naar het wielrennen maar beter eens gaan kijken naar wijken als Molenbeek. Hoe hebben ze dat kunnen laten gebeuren? Je hebt daar geen enkel restaurant, nul sociale ruimte, behalve bars waar mensen elkaar wellicht zitten op te fokken.’

En rechts? Een populist als Geert Wilders valt graag de gesubsidieerde kunsten aan, maar voelt hij zich dan meer verbonden met populaire cultuur?

‘Nee, daar heeft hij niets mee. De Smurfen en de Efteling, verder komt hij niet. Hij fundeert zijn wij-gevoel eerder op negatieve aanvallen tegen de elite of tegen moslims. Aan zijn populisme kleven geen volksculturele elementen, tenzij extreemrechtse symbolen zoals de geuzenvlag. Andere rechtse populisten in Europa hemelen weleens de volkskunst op, maar daar is bij de PVV niets van te merken. Dat zegt vooral iets over Nederland. Die culturele component ontbreekt volledig, zeker in vergelijking met de Vlaamse Beweging.’

70_Gyselinck-Hillaert_hoge2_700.jpg

Is Wilders’ populisme daardoor meer of minder gevaarlijk?

‘Meer, denk ik. Omdat er geen positief bindmiddel uit spreekt, terwijl mensen juist zulke verbindende verhalen en mythes nodig hebben. Ook links heeft de laatste dertig, veertig jaar alles gedeconstrueerd. Voor een deel was dat nodig, maar als je finaal met lege handen achterblijft tussen de brokstukken, heb je een nieuw verhaal nodig. En dat bouw je niet met alleen cijfers, of met je heilige schrik voor het gemeenschapsverhaal van rechts. Natuurlijk kan elk verhaal over gemeenschap ontsporen in haat en discriminatie, maar dat wil toch niet zeggen dat elke vorm van gemeenschap kwaadaardig is? Met alleen individuen bouw je geen samenleving.’

Waarmee bouw je wel een samenleving?

‘We moeten in elk geval niet geloven wat John Lennon zingt in “Imagine”. Na de aanslagen in Parijs was dat de song die 4,5 miljoen Nederlanders eind 2015 verkozen tot nummer 1 in de jaarlijkse Top 2000 op Radio 2. Maar de tekst vertelt alleen maar onzin: als er geen religie meer is, zullen we ook geen oorlogen meer kennen. Dat is zo’n typische linkse aanname uit de jaren 1960. Ik geloof meer in wat je ziet in elke vorm van humanisme, en ook bij steeds meer filosofen: dat je vanuit jouw situatie empathie moet opbrengen voor wat zich buiten jouw situatie bevindt. Je moet je situatie daarom niet opheffen, je moet Nederland niet afschaffen om Europa te worden. Nee, vanuit ons idee van Nederland moeten we bekijken hoe we ons kunnen openen voor Europa, voor migranten, enzovoort. Een mens neigt nu eenmaal naar een kleine groep. Zodra meer dan 150 mensen moeten samenwerken, herken je elkaar niet meer en heb je mythes nodig om eensgezindheid te creëren. Europa had zo’n sterk verhaal na de Tweede Wereldoorlog: wederopbouw, schouders eronder en nooit meer die ellende van racisme en nationalisme. Dat is lang een sterk bindmiddel gebleken, maar nu verbrokkelt het. Mensen vallen terug op kleine verhalen, en dan krijg je Vlaams Belang, Wilders, Le Pen, Haider. Hun populisme is niets anders dan de contraverlichting, met een nadruk op cultuur, geschiedenis en lokale banden. Waarom? Omdat juist die elementen jarenlang uit de politiek gebannen zijn, door links én door rechts, tot Pim Fortuyn ze via de achtertuin terug binnenbracht. Je kan dus niet anders dan een verhaal creëren rond gemeenschap. En dat begint bij het onderhandelen van het eigene met het andere. Want hoe ontstaat radicalisme? Als die onderhandeling ineens te moeilijk wordt of men de deur op slot gooit. Dan gaat iemand enkel nog in zijn eigen wereld zitten. Dat is hoe islamextremisme ontstaat, hoe virulent nationalisme ontstaat, hoe iemand als Breivik is kunnen opstaan. Wat in je hoofd zit, verhoudt zich dan zo slecht tot wat er buiten te zien is, dat die buitenwereld moet worden uitgeschakeld. Letterlijk.’

Kunnen kunst en cultuur iets betekenen in die onderhandeling?

‘Ja, kunst is heel goed in het vatten van het “enerzijds-anderzijds” in elke onderhandeling. Ze laat ook goed zien hoe de grote wereld inwerkt op de kleine, hoe het individu zich verhoudt tot de samenleving. Zo zei Obama onlangs in een interview met schrijfster Marilynne Robinson in de New York Review of Books dat hij alles wat hem tot burger maakt, heeft geleerd uit romans. Die man is veel te intelligent om president van de VS te zijn! Kunst leert dat er grijstinten zijn, leert wat aftasten is, en wat empathie is voor iemand die ver van je af staat. Mensen zullen altijd de impuls blijven hebben om zich te verenigen in een kleine groep die net zo denkt als zij en de rest buitensluit, alleen mag het besluit niet zijn: de mens is nu eenmaal zo, dus we laten het zo. Dat is niet mijn wereldbeeld.’

Kunst leert dat er grijstinten zijn, leert wat aftasten is, en wat empathie is voor iemand die ver van je af staat

Als kunst ons veel kan leren als burgers, moeten de mensen dan naar de boeken, of de boeken naar de mensen? Want niet iedereen komt zoals Obama zelf tot de literatuur.

‘Nee, maar ik vrees dat Bourdieu gelijk heeft: in hun appreciatie voor kunst en cultuur zoeken mensen vooral hun sociale gelijken op. Johan Simons mag dan wel beweren dat cultuur in Duitsland veel serieuzer genomen wordt omdat de minister naar zijn première komt, maar wil dat ook zeggen dat zijn werk uitstraalt naar een breder publiek? Toneel en literatuur hebben op dat vlak net zo’n groot probleem als de journalistiek: met mijn column bereik ik vooral een forum van gelijkgestemden. Hoe vervelend ook, je treedt nauwelijks buiten de oevers van je eigen sociale laag of niche. Daar moet je je bewust van zijn.’

Kunst proberen te populariseren heeft dus geen zin?

‘Toch wel. Zo ging een bevriende kunstcritica in een populaire talkshow zitten, om daar het debat aan te gaan over kunst in de openbare ruimte. Mensen zijn daar vaak tegen: “waarom die dure lelijke dingen in ons dorp?” Vele vrienden snapten niet waarom ze daar energie instak. Zij zei: “Als ik het daar niet kan uitleggen, waar dan wel?” Al te vaak zie je dat mensen uit de kunstwereld hun eigen sociale positie niet in het gedrang willen brengen. Puur snobisme is dat. We komen toch allemaal uit een boerengat? Tom Lanoye neemt die roots gewoon mee in zijn werk, en ook bij iemand als Eric de Kuyper merk je dat hij zijn oorspronkelijke sociale omgeving mee blijft vertalen in zijn esthetische ontsnapping. Dat is precies wat een goed kunstenaar typeert: hij blijft zich bewust van waar hij vandaan komt. Waarom vegen zoveel andere kunstenaars hun wortels dan uit ter wille van kosmopolitische kunst?’

Is populariseren een inhoudelijke beweging, of meer een kwestie van toon en verpakking?

‘Toch vooral een kwestie van inhoud, vind ik. Als ik nu nog eens op een literaire avond kom, denk ik vaak: “waar gaat dit over?” Het is alsof ik in een postzegelverzamelaarsclubje beland ben, waar iedereen al weet wie wat vindt. Dan zie ik in het theater toch meer maatschappelijk relevante dingen gebeuren. Theatermakers zijn veel meer bezig met hoe de wereld op hen inwerkt dan romanschrijvers. En als romanschrijvers dat toch doen, wordt het vaak een hip globalistisch verhaal. Wat moet je met zo’n besloten klassieke cultuur die nog amper naar buiten communiceert? Zo wordt het wel heel makkelijk voor mensen om met hooivorken op de stoep te komen staan en te roepen: “Jullie doen het alleen maar voor jezelf en niet voor ons!”’

70_Gyselinck-Hillaert_hoge_Geert Wilders © NRC_700.jpg

Maar die zogenaamde ‘kunsthaat’ in Nederland ligt toch niet alleen aan de kunst zelf?

‘Nee, dat is ook het ordinaire van Nederland: men wil enkel toppers zien, terwijl je natuurlijk ook dingen moet kweken om die toppers te krijgen. Maar nee, het moet meteen topkunst zijn, meteen Rembrandt. Dat is niet alleen een heel neoliberale gedachte, het heeft zelfs iets vulgairs. Nederland is een vulgair land, ook in zijn smaak. Katholieke culturen zijn meer geneigd om hun sociale Umwelt in stand te houden, zelfs als de ware overtuiging intussen is verbleekt. Dat is het voordeel van hypocrisie. Als je geloof uitblijft, dan denk je: ik ga toch naar de kerk, want daar ontmoet ik die en die. Het zijn zulke rituelen die een samenleving vorm geven, die zijn heel belangrijk. Het nadeel ervan is dan wel dat je eindeloos blijft ronddraaien in een klein kringetje en de dingen niet zo snel op scherp zal stellen. Maar het andere uiterste is dat je de dingen juist veel te snel scherpstelt, en dan met lege handen komt te staan. “Omdat het geloof uitblijft, moet het allemaal worden afgeschaft”: dat is typisch protestants.’

Nederland is een vulgair land, ook in zijn smaak

En de rol van de media? Bestaat er vandaag überhaupt nog ruimte voor het populaire buiten de populaire media?

‘Ik zie toch wel een paar boeiende initiatieven, vaak van een nieuwe generatie die opgegroeid is met die populaire media, maar nu zelf zijn stempel wil drukken. Neem De Correspondent: die speelt heel goed in op de enorme behoefte aan meer vlees en botten. Men wil het terug over wezenlijke dingen hebben. Dat zag je ook in de uitzending van De Wereld Draait Door na de terreur in Parijs, waar ik ook zelf in zat. Dat was niet het pathos van “Zijn we nog wel veilig op straat?”, zoals na de aanslag tegen Charlie Hebdo. Wel een heel serieus gesprek, zonder enige hysterie, voor bijna twee miljoen kijkers.’

Het idee dat de publieke uitstraling van de kunsten lijdt onder de oppervlakkige aanpak van de media, moeten we dus relativeren?

‘Ja, dat is typisch cultuurpessimisme: “het wordt steeds minder”. Nee, het is gewoon anders geworden. Alessandro Baricco duidde dat vrij goed in zijn boek De barbaren: de culturele interesse is nu vluchtiger, maar dat sluit kwaliteitsvolle inhoud niet uit. In diezelfde uitzending van De Wereld Draait Door speelde de Parijse meesterpianist Alexandre Tharaud bijvoorbeeld een minuut uit de Goldberg Variaties van Bach. En zo kan er best veel aan bod komen binnen zo’n populair fenomeen als De Wereld Draait Door: van de snaartheorie tot Bruckner, maar wel altijd binnen het specifieke format van zo’n programma. Wat er afbrokkelt, is de klassieke cultuur waarin mensen weten dat de symfonieën van Bruckner nummers tellen van 1 tot 9. Maar Bruckner 8 kan nog wel op tv, omdat Jaap van Zweden die gaat dirigeren, en zo krijgt dat even enorm veel aandacht. Die hypecultuur is natuurlijk wel iets lastigs, maar tegelijk hebben we het toch ook een beetje gehad met avondvullende interviews met één auteur en een literatuurwetenschapper aan een tafeltje? Geef mij dan maar de aanpak van Literaturfest, een live talkshow waarin Katja Schuurman voor vierhonderd jongeren in de zaal komt vertellen over haar eigen ervaring met een boek van Kundera. Ook zelf spreek en schrijf ik liever over Couperus als populist dan als academicus, net omdat ik hem zo’n belangrijk schrijver vind. Het grote voordeel van slecht onderwijs is dat mensen plots weer verrast kunnen worden. Dat maakt het juist voor cultuur een heel opwindende tijd.’

Maar je kan toch niet ontkennen dat de media steeds meer zichzelf tot onderwerp hebben gemaakt? Dat ze meer en meer hun eigen populariteit herkauwen?

‘Klopt, soms lijkt alles roddelpers geworden. Zelfs Matthijs van Nieuwkerk die zich enkel per mail laat interviewen, wordt dan een item. En zo gaat alles naar elkaar verwijzen: De Wereld Draait Door opent een pop-uprestaurant dat na twee dagen weer dicht moet omdat het eten niet te eten is, en dan wordt dat weer hét culturele item. Die dynamiek is zo vermoeiend, neemt zoveel aandacht weg voor wezenlijke dingen. Mensen zullen altijd geneigd blijven tot roddelen, maar als ook de hele serieuze cultuur ervan doordrongen raakt, dan hebben we wel een probleem. Dat is inderdaad een van de consequenties van de mediatisering.’

Ik blijf geloven dat je in populaire media heel lichte vormen van enorm betekenisvolle kunst kan maken

Dus ben je toch eerder sceptisch over de populaire mediacultuur?

‘Nee, ik blijf geloven dat je in populaire media heel lichte vormen van enorm betekenisvolle kunst kan maken. Vooral het niveau van tv-series is ongelofelijk gestegen, en ook op Netflix kan je een heel straffe documentaire over Nina Simone vinden. Alleen brengt elke nieuwe dynamiek ook zijn eigen vormen van oppervlakkigheid mee. Omdat mensen nu niet meer weten wie Dostojevski is, moet er onder een essay van mij over De broers Karamazov nu een kadertje: “wie is Dostojevksi?”. Vroeger dacht ik: “oh nee!”. Nu zeg ik: “ja, wel!” Ik heb gewoon te veel mensen ontmoet die echt geen idee hebben. En dus moet je altijd ambassadeur en bemiddelaar durven te zijn. Populaire cultuur is geen fenomeen buiten ons. Je kan ze zelf mee máken.’

Wannes Gyselinck is dramaturg en docent op het KASK in Gent. Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist. Beiden zijn kernredacteur van rekto:verso.