Fotojournalistiek, museale beelden en de lange zomer van de fotografie
Door Eric Min, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000Jimmy Kets en Duane Michals, foto's kijken in het grootste beeldenmuseum van Europa, een salontafel vol tijdschriften en de bedreigde fotojournalistiek in Vlaanderen: ze hebben veel en zelfs alles met elkaar te maken.
Het recente ontslag van fotojournalist Filip Claus na dertig jaar trouwe dienst bij De Morgen is meer dan een accident de parcours in de gespannen verhoudingen tussen de hoofdredactie en een personeelslid. Onbedoeld vertelt het ons iets over de plaats die gedegen reportagefotografie vandaag krijgt in kranten die gretig uitpakken met het label 'kwaliteit'. De Standaard en De Morgen maken nog slechts zelden het verschil, met de eenheidsworst van beeld en lay-out die een bezoek aan de krantenkiosk tot een hallucinante ervaring maakt. Ooit was het (heel even) anders, en kregen iconen als De Spiegelaere, Tas, Claus, Hendryckx, Vanfleteren, Selleslags of Dirven de ruimte om hun lezers te confronteren met een relatief nieuwe ervaring: het trage kijken. Hun foto's werden groot en doorgaans in zwart-wit afgedrukt. Van illustraties groeiden ze uit tot autonome essays zonder woorden. Het lijkt erop dat het krachtige, journalistieke beeld vandaag is verbannen naar de sacrale omgeving van het museum.
BEELDEN OVER DE RAND
Misschien heeft het iets te maken met de alomtegenwoordigheid van kleur. Een sterke reportagefoto in zwart-wit verwacht dat we anders — bedachtzaam, geconcentreerd — gaan kijken, precies omdat hij zich presenteert als een visuele uitzonderingstoestand waarin de werkelijkheid wordt gereduceerd tot louter grijstinten en gevat is in de rouwrand van het beeldkader (dat ooit zelfs mee in de krant mocht). Omdat het wit en zwart van papier en drukinkt sinds mensenheugenis ook voor woorden de favoriete biotoop zijn, krijgt de zwart-witfoto ongewild het karakter van een tekst. Als de lay-outafdeling van een krant almaar vaker in de beeldenbank van het persagentschap graait om er onschadelijke, onschuldige prentjes uit te plukken, gaat ze domweg over tot de orde van de dag. De krant stuurt niet langer haar fotografen op pad om dat ene treffende beeld buit te maken; zij stelt zich vaak tevreden met 'objectieve' illustraties, plaatjes bij praatjes. De reporters met dienst krijgen niet zelden digitale cameraatjes mee om hun eigen stukken van beeldmateriaal te voorzien. Een persfotograaf weet dan hoe laat het is. Door zijn aanwezigheid op de plaats van de handeling was hij klankbord, spiegel, tegenstem in een polyfoon en genuanceerd verhaal. Vandaag krijgt de lezer hooguit verdienstelijke, correcte opnamen van talking heads, bloesems in Haspengouw of een schattig babyolifantje. Ook uitstekende kleurenfoto's van bedreven ambachtslui worden verknipt dat het een lieve lust is, tot compositie en evenwicht zoek zijn en het hoofd van de geïnterviewde precies groot genoeg is voor het artikel, al weet een kind dat wat er níet op een foto te zien is minstens even belangrijk is als wat er wel op staat. Met de verkleuring van de kranten sloeg ook de verkleutering toe en vond het politieke populisme een gretige echo in het populisme van de media. Saillant detail: in advertentiecampagnes voor nieuwe abonnees voert De Morgen steevast miniatuurversies van de eigen voorpagina op waarop even pakkende als zeldzame zwart-witfoto's prijken: een huilende arbeider die net vernam dat hij ontslagen is, een geliefde dode als Hugo Claus of Wannes Van de Velde. Gelukkig heeft een kwarteeuw fotojournalistiek het collectieve onderbewuste opgezadeld met de ongeschreven wet van het Belang van Grijs: als het er echt op aankomt, heb je niet eens kleuren nodig. Vraag dat maar aan Stephan Vanfleteren, die deze zomer zijn zwart-witbeelden van een verdwijnend land (Belgicum) toont in de Brusselse Botanique. Bij De Morgen zijn Vanfleteren en Tim Dirven zowat de enigen die nog een beklijvend beeld in de krant krijgen; omwille van zijn werk voor de weekendbijlage Zeno wordt de eerste zelfs opgevoerd als cultureel alibi. Met kwaliteit mag je niet overdrijven.
LOST IN LAS VEGAS
Jimmy Kets, die na acht jaar De Morgen begin 2009 naar De Standaard overstapte (wat er meteen toe leidde dat zijn boek en tentoonstelling Brightside werden geweerd uit de cultuurpagina's van zijn voormalige lijfblad), is een van de zeldzame fotojournalisten die erin slagen kleur te gebruiken als determinerend element om vorm en betekenis te creëren. In pretparken, op eroticabeurzen en stranden, in Las Vegas of gewoon onderweg registreert hij stills vol details met een wrange bijsmaak van eenzaamheid en troosteloosheid — tussen sleets pluche, morsige stoepen en neonlampen. In 2004 maakte hij de foto Blond Hair, een vrouw in achteraanzicht op de boot naar Engeland: 'Het was de eerste keer dat ik me realiseerde dat een beeld op zichzelf kan staan ( ) Ik besefte dat dit het soort beelden was dat ik wou maken: beelden die niet louter anekdotisch zijn, maar die een hele wereld op zich vormen. Foto's die geen illustratie zijn bij een tekst of reportage en waar je geen onderschrift bij nodig hebt.' Kets gebruikt graag harde kleuren en schuwt het flitslicht niet. Net als zijn schrijvende confraters, die scherpe adjectieven en onverwachte wendingen monteren tot een goed verhaal. Of dergelijke beelden gebruikt worden als illustratie van een krantenstuk of een eigen pagina krijgen, doet eigenlijk niet ter zake. Dat kwaliteitskranten het werk van Kets, Claus en co niet langer prominent in de vitrine zetten, is een gemiste kans.
Gelukkig blijven er enkele uitwegen over. Tijdschriften, bijvoorbeeld: het magazine Extra van het Antwerpse FotoMuseum, View van Emmanuel d'Autreppe of het veeltalige en diepgravende Cahier van Sint-Lukas Brussel. Moedige galerieën als Stieglitz19 of Fifty One en (ook al in Antwerpen) het buitenbeentje Baudelaire, dat een lans breekt voor het experiment en de verbeelding. Hier en daar brengt een galeriehouder op eigen houtje een motief in kaart: in Izegem hangt Xavier Debeerst deze zomer een fijn beeld op van de lichaamscultuur in het interbellum. Iemand moet het doen.
INTUSSEN IN CHARLEROI
Gelukkig redt het stilaan legendarische Musée de la Photographie van Charleroi de eer. Het grootste fotomuseum van Europa viert de eerste verjaardag van zijn verbouwing met drie tentoonstellingen die de diversiteit van het medium voluit laten spelen. De Amerikaanse pionier Duane Michals (°1932) presenteert de bevreemdende fotoreeksen die zijn reputatie vestigden: doorgaans geënsceneerde, verhalende sequensen waarin de eigenhandig aangebrachte bijschriften tegelijk fungeren als toelichting en stoorzender. Michals gaat geen paradox uit de weg; hij speelt met clichés en tast de grens af tussen droom en werkelijkheid, leven en dood, film en foto. Van politiek engagement (Christ in New York) en een mijmering over de raadselachtigheid van de dingen gaat het naar ronduit autobiografische dagboekaantekeningen ('My father drank. He had good reasons'). Virtuoos speelt hij met de spanning tussen wat we wel en niet zien. Boven een leeg café prijkt de tekst _'_There are things here not seen in this photograph'. Is een opname (nog) een bewijs, en waarvoor dan wel? En is een portret altijd de afbeelding van de geportretteerde? Op Michals' foto van kunstenaar WillemdeKooning krijgen we hooguit het achterhoofd van de schilder te zien, en een van zijn doeken. Als het gezicht van Andy Warhol niet uitgeveegd wordt — in drie staties, als een triptiek van Francis Bacon — verstopt hij zich wel achter zijn handen. Zo gaat elke foto uit Michals' oeuvre over identiteit, over lijken en zijn, over verdwijnen. Omdat hij het mythische moment décisif van het snapshot ondergraaft en zowel het vorige als het volgende beeld 'toont' (door overdruk, sequens, beeld-in-beeld of een regie die herinnert aan de fotoroman), is zijn oeuvre ook een mijmering over het wezen van de fotografie zelf.
De andere twee exposities lijken een wereld van verschil, al zoeken zij onbewust hetzelfde register op: de spanning tussen schijn en wezen. De grote kleurenfoto's die de Zwitser Christian Lutz in de coulissen van diplomatieke missies maakte, tonen de verveling en vervelling van de macht — een alpenhoornblazer die een matte receptie opvrolijkt, de pantomime van een officiële ontvangst, ruggen rond een conferentietafel. Omdat het lijkt alsof deze opnamen in scène zijn gezet, is ook hier de vraag naar de werkelijkheidswaarde van het fotografische beeld aan de orde. Lutz' werk doet het uitstekend in een expositiezaal, maar eigenlijk hoort het evengoed thuis in uw ochtendblad, als een kritische voetnoot bij de politieke actualiteit. En waarom zou ook Michals' uiterst persoonlijke en behoorlijk hermetisch ogende universum geen krantenpapier verdragen?Een zaaltje verderop ogen de kiekjes die de jonge Brusselaar Vincent Delbrouck in Havana verzamelde, als een familiealbum waarin kamers, straten, meisjes en andere mensen de dienst uitmaken — de op eenvoudig papier afgedrukte opnamen, e-mails en aantekeningen krullen om de deuren van de zaal, de gang in. Zo moet het zijn: foto's moeten hun plaats opeisen. In het museum, maar ook in de echte wereld. In de rekken van de krantenman, bijvoorbeeld.
De tentoonstellingen in Charleroi lopen tot 13 september. www.museephoto.be
Belgicum van Stephan Vanfleteren is te zien in de Botanique (Brussel) tot 9 augustus. www.botanique.be
Utopie van het vrije lichaam loopt tot 17 oktober in galerie Anamorfose, Izegem. www.anamorfose.be
Brightside van Jimmy Kets (met een essay van Eric Rinckhout) is een uitgave van Ludion. www.ludion.be en www.jimmykets.be
Extra 03 wordt uitgegeven door het FotoMuseum Antwerpen. www.fotomuseum.be
_Cahier #01_is een initiatief van Sint-Lukas Brussel i.s.m. het FotoMuseum Antwerpen.