Fly me to the moon. De status van de sciencefictionfilm anno 2010

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

In sciencefiction gaat de verbeelding van de toekomst doorgaans over de projectie van allerlei verwachtingen die in het heden leven. Sciencefictionfilms hebben vaak een optimistische toon, wanneer aan een bepaald verlangen voldaan moet worden. Critici achtenhet genre net hoog wanneer de films een cultuurpessimistische visie etaleren. Maar wordt zo’n pessimistische sciencefiction niet gekenmerkt door behoudzucht? Houden de bedenkingen bij nieuwe tendensen niet indirect in dat het verleden rooskleuriger wordt voorgesteld dan het werkelijk was?

CONTEMPLATIE VERSUS MANIPULATIE

In de populaire blockbuster Back to the Future (Robert Zemeckis, 1985) groeit Marty McFly op in een moeizaam draaiend gezin, mede door toedoen van zijn sullige vader. Als Marty dertig jaar terugreist in de tijd, zal hij zijn aanstaande vader een dosis assertiviteit bijbrengen. De trip naar vroeger blijkt heilzaam, omdat Marty na zijn avontuur terugkeert in een verbeterd heden. Marty’s vader, die zich door iedereen de les liet spellen, blijkt een doortastende man geworden. Door zijn tijdreis heeft Marty een karakterzwakte van zijn vader gerepareerd. Het populaire Back to the Future staat in schril contrast met een contemplatieve sciencefictionfilm als Solaris (Andrei Tarkovsky, 1972). Tijdens een futuristische reis verschijnt Hari, die zichzelf heeft gedood, als herinnering aan haar man Kris Kelvin. Terwijl hij denkt dat ze steeds menselijker wordt, blijkt ze echter niet meer dan een mechanische replica en zal ze tot overmaat van ramp opnieuw een fatale dosis zuurstof tot zich nemen. Anders dan Marty, die het verleden zodanig kneedt dat zijn toekomst rooskleuriger wordt, herhaalt het traumatische verleden van Kris zich tijdens diens vlucht naar de toekomst.

500x_fz13Veel van de sciencefiction die nadien gemaakt is, beweegt zich tussen de polen van een verlangen naar een manipulatie van het verleden (Back to the Future) en het besef van een onherstelbaar gat in het verleden (Solaris). Deze uiteenlopende uitersten representeren bovendien een duidelijk verschil in toon. Back to the Future bevat lichtvoetige humor, met ironische knipogen naar de o zo overzichtelijke jaren 1950 met petticoats en opkomende rock-'n-roll. Solaris daarentegen, ontbeert herkenbare ankers en is gemaakt volgens Tarkovsky’s idee dat filmen als beeldhouwen in de tijd is: we dienen filmbeelden, waarvan de textuur uiterst gedetailleerd is, te ondergaan in al hun tergende traagheid. Net als Solaris zijn films als 2001: A Space Odyssey (Stanley Kubrick, 1968), Blade Runner (Ridley Scott, 1982) en het postapocalyptische 12 Monkeys (Terry Gilliam, 1996) gelauwerde en filosofisch getinte sciencefictiontitels. Ze lijken koren op de molen van doemdenkers die menen dat een kille toekomst het gevolg zal zijn van een te ver in modernisering doorgeschoten beschaving.

Elke sciencefictionfilm die zichzelf serieus neemt, dient te adresseren wat herinneringen aan vroeger waard zijn

Thematisch ligt Blade Runner, de primus inter pares onder de filosofische sciencefictionfilms,in het verlengde van het zwaarmoedige Solaris. Los Angeles 2019. Rick Deckard maakt jacht op zes ontsnapte replicants, naar menselijk model geprogrammeerde wezens, die zijn toegerust met de illusie van een verleden dat ze nooit hebben gehad. Zonder dat ze zich ervan bewust zijn, werden de herinneringen van iemand anders geïmplanteerd. Om de schijn van authenticiteit te versterken, krijgen ze foto’s van hun niet-beleefde jeugd. Deckard begint te twijfelen aan de status van zijn eigen fotocollectie. Als het geheugen van de replicants zo bewerkt is dat ze hunfoto’s niet herkennen als falsificaties, kan hij dan blindvaren op het idee dat zijn foto’s getuigenissen zijn van een door hemzelf beleefd verleden? Het is die vraag die als een sluier over het genre is getrokken, omdat met Blade Runner de authenticiteit van herinneringen enkel nog verondersteld kan worden, op straffe van naïviteit. Of om het nog scherper te stellen: elke sciencefictionfilm die zichzelf serieus neemt, dient te adresseren wat herinneringen aan vroeger waard zijn.

DE BEHEERSBAARHEID VAN DE PSYCHE

De recente zomer-blockbuster Inception (Christopher Nolan, 2010) voldoet aan die maatstaf, en schakelt virtuoos over tussen lastig te ontwarren niveaus: (virtuele) werkelijkheid, dromen, dromen-in-dromen(-in dromen) en (vermeende) herinneringen. De _mind game-_verhaallijnen cirkelen rondom de trucs die gepaard gaan met het bewerken van het onderbewuste van anderen. Meestermanipulator Dom Cobb weet de niveaus af te bakenen met behulp van een ronddraaiende totem: als die blijft tollen, zit hij in een droom van hemzelf, anders niet. In zijn vermogen tot manipulatie schuilt een zekere verwantschap met Back to the Future. In zijn droomwerelden duikt echter keer op keer zijn overleden vrouw op, als een niet aflatend herinneringsspoor. Terwijl justitie hem ervan verdenkt haar te hebben vermoord, wordt hijzelf gekweld door de vraag hoeveel schuld hij heeft aan wat vanuit zijn optiek een zelfmoord was. Een kwestie verwant aan Solaris. Zelfs de opeenstapeling van allerlei droomlagen vormt geen afdoende buffer tegen Doms trauma. Naar welke pool de film doorslaat, blijft in het midden: komt hij aan het einde daadwerkelijk thuis bij zijn kinderen of droomt hij dat slechts? De vraag zou oplosbaar geweest zijn, als de aftiteling niet plots was begonnen, voordat we hadden gezien of de tollende totem omvalt of niet.

Inception mist het radicale van Solaris en Blade Runner, omdat de film suggereert dat de psyche uiteindelijk te controleren valt. Wie zijn geest op volle toeren laat draaien, kan als beloning de kluwen aan niveaus ontrafelen. Het is een valse suggestie, die haaks staat op de theorieën over het onbewuste. Dat geldt ook voor die andere blockbuster, Avatar (James Cameron, 2009). De verlamde Jake Sully kan zijn fysieke beperkingen ontkennen, door zich een _avatar-_identiteit aan te meten. Rennend en vliegend wordt hij lotgenoot van de Na’vi people enpoetst hijde ongemakken van zijn oude identiteit weg. Om die reden is het met een bescheiden budget gemaakte Moon (Duncan Jones, 2009) verontrustender dan de peperdure blockbusters Inception en Avatar. _Moon_speelt zich grotendeels af aan boord van een ruimteveer dat op de maan is gestationeerd om energie te leveren aan de aarde. Sam Bell is het enige bemanningslid en heeft slechts gezelschap van de computer Gerty. Hij heeft zijn termijn van drie jaar er bijna op zitten en kan terugkeren naar vrouw Tess en peuterdochter Eve. Sam zal willens nillens ondervinden dat een evenbeeld is ontwaakt, een kloon – zoals hij er ook een blijkt te zijn. In een geheime ruimte blijken nog meer Sams te zijn opgeslagen. De videoboodschappen die Sam van zijn vrouw en baby kreeg, blijken oude opnamen te zijn. Daarenboven meldt Gerty hem dat Tess en Eve slechts geheugenimplantaten zijn van de oorspronkelijke Sam.SFcovers-Ponskaartmensen

De thematiek van Blade Runner is niet ver weg in Moon, maar het aardige aan de film is dat zijn algehele aankleding ook bellen doet rinkelen. Gerty is de behulpzame versie van de jaloerse HAL-9000 uit 2001, de apparatuur is moedwillig ouderwets, de iconografie van het ruimteveer lijkt ontleend aan sciencefiction uit de jaren 1970, en Sams muziek behelst pop van twee decennia geleden. En precies zulke toespelingen op oude bronnen maken Moon op zijn beurt origineel, omdat de film voor de kijker fungeert als een geheugenimplantaat.

Als we Inception en Avatar tegenover Moon plaatsen, vormen die films een vingerwijzing voor een huidige culturele stand van zaken. Met hun geloof in de controle over de psyche, representeren Inception en Avatar de utopische zijde van de digitale revolutie. Met de muis in de hand, is de wereld binnen bereik: marktplaats, datingsites, Facebook. De manier waarop de personages in Inception schijnbaar achteloos overgaan naar een andere droomwereld, is structureel gelijk aan surfen op het net. Moon, daarentegen, vertegenwoordigt onze fascinatie voor de toekomst, maar ook het verlangen om pas op de plaats te maken. De film oogt futuristisch in een retrostijl, door zijn inhoudelijke en esthetische verwijzingen naar toekomstfilms uit het verleden. De film lijkt toegesneden op hen die het belang van de digitale cultuur vooral beamen om niet te worden versleten voor fossielen. Maar hun halfslachtige houding tegenover die revolutie compenseren ze door de verbeelding van de toekomst aan te kleden met predigitaal sentiment.

Populaire sciencefiction, zoals Back to the Future en Avatar, heeft de neiging om trauma’s te omzeilen of zelfs te repareren. Men hoeft niet nostalgisch te doen over vroeger, want het verleden is kneedbaar en staat in dienst van een verbeterbare toekomst. Inception neemt een positie in tussen populair en contemplatief. Reflexieve sciencefiction, zoals Solaris, Blade Runner en Moon, erkent hoe de toekomst wordt gemanipuleerd met (geïmplanteerde) beelden uit het verleden. Hoe sterker dat besef, hoe hardnekkiger men dat al dan niet denkbeeldige verleden gaat koesteren.

NN022NN011