Fernand Huts, mecenas van cultureel erfgoed
Door Bart Caron, op Fri Feb 12 2016 08:17:36 GMT+0000Fernand Huts van Katoen Natie trekt 8,2 miljoen euro uit voor kunst. Zijn demarche is opmerkelijk. Gaat het hem werkelijk om extra steun aan de uitstraling van het Vlaamse culturele erfgoed, of toch vooral om zijn eigen uitstraling als ondernemer? Waar symbolisch en reëel kapitaal verstrengeld raken, poppen vele vragen op.
Of die 8,2 miljoen een jaarlijks bedrag is, kan je uit de perstekst van Katoen Natie niet opmaken, maar daar ga ik van uit. Huts hoopt dat 'het firmament binnenkort volhangt met de schitterende realisaties door de Vlaamse cultuurgemeenschap en ondersteund door het ondernemerschap van Katoen Natie en van andere ondernemers'.
Onbescheiden stelt Huts dat het grote bedrag dat Katoen Natie uittrekt, matcht met de 8,12 miljoen euro die de Vlaamse Gemeenschap uittrekt voor de 21 (landelijk erkende) Vlaamse musea. Dat is een bedrieglijk cijfer: de Vlaamse Gemeenschap besteedt jaarlijks iets meer dan 40 miljoen euro aan cultureel erfgoed, waaronder die 8,12 miljoen voor de musea. Veel te weinig, natuurlijk. Zelfs Huts stelt: 'Onze bewindsvoerders maken te weinig middelen vrij voor cultuur, geschiedenis en erfgoed. Daarom zijn er alsmaar minder mogelijkheden voorbehouden voor de sector.' Hij heeft, helaas, gelijk. De middelen zijn de voorbije tien jaar niet gestegen, en door kaasschaven en verwante besparingstechnieken zelfs nog afgekalfd. Mogen we beterschap verwachten? Ik hoop het, maar ik zou er niet te veel op rekenen. Het is stilaan een mantra geworden dat de cultuursector naar alternatieve vormen van financiering moet uitkijken. Is Fernand Huts het nieuwe rolmodel van die alternatieve financiering?
Het sterrenbeeld van de ondernemer
Katoen Natie positioneert zich steeds steviger in de cultuurwereld. ‘In deze cultuurwerking kan de samenwerking met de cultuurwereld georganiseerd worden conform het sterrenconcept.’ Dat concept is gebaseerd op vijf fundamenten of sterren. Het eerste is wetenschappelijke onderbouwing, het tweede technologie en professionaliteit, het vierde luidt 'gedreven door talent en creativiteit'. Vooral het derde fundament is bijzonder. Het is getiteld: 'geworteld in onze gemeenschap'. Huts onderstreept dat cultuur, kunst, geschiedenis en erfgoed voor ons zeer sterk verbonden zijn met onze Lage Landen bij Schelde, Maas en Noordzee.
Het eerste concrete dossier dat hij wil ondersteunen, is er een perfecte illustratie van: het boek Politiek en Schilderkunst van Katharina Van Cauteren. Het beschrijft de zeer belangrijke episode waarin de Zuidelijke Nederlanden vorm krijgen, opgehangen aan hofschilder Hendrick De Clerck (1560-1630) en de keizerlijke ambities van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Het,boek vertelt hoe zij deze hofschilder inpassen en gebruiken in hun politiek zeer belangrijke imagovorming. Wel een interessant thema toch? Een metafoor voor Fernand Huts die als bewindvoerder van de Vlaamse economie de cultuurwereld wil gebruiken om zijn imago en macht te vergroten?
Ook het vijfde fundament is niet zonder symbolisch belang: 'ondersteund door ondernemerschap'. Huts verwijst hier overduidelijk naar zichzelf. Katoen Natie heeft, zo schrijft hij zelf ‘een duidelijk aanwezige rol gespeeld in concept, decision making, marketingstrategie, snelheid, financiering en het scheppen van de ruimte om het hoogste kwaliteitsniveau te bereiken.’ Hij concretiseert dat ook. Zo vroeg hij de auteur om haar tekst te herschrijven, zodat haar boek toegankelijk blijft. Ondernemerschap als alibi voor culturele keuzes. Nogal ingrijpend.
Van wie is het geld van de mecenas?
In De Standaard lazen we dat Fernand Huts met zijn fonds The Phoebus Foundation specifieke projecten wil steunen. Daarbij speelt een duidelijke voorliefde, zelfs een band met het Vlaams erfgoed. De krant schreef ook: ‘Over wie het laatste woord heeft in de selectie, was Huts bij de lancering duidelijk: er komt geen commissie van experts aan te pas. “Ik beslis welk project ik steun. En ik ben ook de baas van het project”, zo liet hij optekenen.’ De moderne mecenas dus. De term roept het beeld op van beroemde geldschieters uit de renaissance, die zich omringden met hun geprefereerde hofkunstenaars. Een sponsor doet aan promotie voor het grote publiek, maar een mecenas blijft altijd een eigenaar. Hij handelt vanuit persoonlijke en politieke motieven.
Je kan kunst- en erfgoedprojecten niet afhankelijk maken van de willekeur van mecenassen.
Het is zijn geld. Ja, dat lijkt wel zo, maar daar zijn minstens enkele bedenkingen bij te maken. In de goede oude tijd, toen de eerste zonnepanelen de Vlaamse daken kwamen sieren, was Fernand Huts er als de kippen bij om te investeren in reuzegrote zonnedaken. Een slimme ondernemer dus. Want nu krijgt hij, en dat voor zowat een decennium, jaarlijks 13 miljoen euro groenestroomcertificaten. Onder het motto 'Pacta sunt servanda'. Dat zijn Vlaamse subsidies, al worden ze binnenkort betaald door alle Vlaamse burgers via een duurdere elektriciteitsfactuur. Huts ontvangt dus een fiks hoger bedrag dan hij nu aan cultuur zal spenderen. Billijker zou ik een belasting op buitensporige winsten vinden. Dan vloeit het geld naar de overheid, die dan via objectieve criteria kan beslissen welke cultuurprojecten ze ermee steunt.
Is het geld niet welkom? Zeker wel, alleen kan de privésector nooit in de plaats van de overheid treden, en enkel complementair zijn. Daarom schuilt er een gevaar in de demarche van Huts: je kan kunst- en erfgoedprojecten niet afhankelijk maken van de willekeur van mecenassen of van marktmechanismen.
Politiek en schilderkunst, of de kersen en de taart
Het is ook de vraag in welke mate er strings attached zijn: ik financier een project als je bij mij depotruimte huurt of als ik mijn kunstwerken ook in jouw zalen of tentoonstellingen mag hangen of tentoonstellingen mag organiseren in jouw instelling en zo een meerwaarde kan creëren voor wat ik koop, nog los van fiscale aftrek. De Ethische Code van ICOM (The International Council of Museums) heeft daar aardige dingen over te zeggen, met name hoezeer je moet oppassen met belangenconflicten, commercialisering, concurrentie, zakelijke belangen, … Zeker voor een cultuuroverheid roept dat vragen op. En des te meer wanneer de mecenas ook vormen van samenwerking heeft met die overheid. Zo huurt zowel de Vlaamse Gemeenschap als de provincie Antwerpen voor haar kunstcollectie een depot bij Katoen Natie. Het spreekt voor zich dat Katoen Natie de opgebouwde kennis van het erfgoeddepot als service verder zal commercialiseren.
Geen enkele gifteconomie is vrij van machtsrelaties, en altijd blijft er het (niet zo) subtiele spel van profiteren van het symbolisch kapitaal dat wordt gegenereerd vanuit relatieve autonomie (aan de universiteit, in erfgoedinstellingen, door de overheid, …). Zo is het wel leuk om met _Politiek en Schilderkunst _een doctoraat uit te geven als een fraai boek, maar daar zijn wel vele jaren van onderzoek aan voorafgegaan, gefinancierd door de overheid en de doctorandus. Huts plukt hier dus de kersen op de taart, terwijl veel basiswerk én risico bij universiteit en onderzoekster buiten beeld blijft. Is zulke risico’s nemen nochtans niet bij uitstek waarmee de ondernemer zich zo graag profileert? Huts koopt vooral erg veel symbolisch kapitaal voor de kunsthistorica in zijn dienst, die zoveel belangrijker wordt, en zo ook weer de waarde opdrijft van waar ze voor zorgt.
Het zou buitengewoon interessant zijn om de situatie ook wat ruimer te bekijken. Uit betrouwbare bron hoor ik bijvoorbeeld dat Huts een bijzondere belangstelling heeft voor topstukken op de topstukkenlijst en de vrije kunstwerken probeert te verwerven. Is dat geen pervers resultaat van de topstukkenlijst? Maar goed, zo blijven de topstukken dan wel in Vlaanderen.
Gouden tijden voor de Nar
Als ik diverse aspecten bij elkaar leg, tekent zich een heel interessant patroon af. Vorig jaar schreef Fernand Huts een boek met de titel Het Narrenschip, weliswaar over de havens. Aan de titel kleeft meer dan symboliek. Immers, hij kocht ook het schilderij De Narrenhandel (‘Hekeling van de dwaasheden van de mens’) van Frans Verbeeck de Oude (1510-1570). Dat werk schuift hij openlijk zelf naar voor als sleutel. Niet toevallig is het ook het centrale beeld in de door Katoennatie gefinancierde tentoonstelling Gouden Tijden in het Caermersklooster in de zomer van 2016!
Op het grote feest dat Huts vorige zomer gaf, kregen alle vrouwelijke gasten ook een grote zijden sjaal cadeau, met daarop dat schilderij, door de Canadese kunstenares Ani Rattaq met goudspatten bewerkt: een wel heel betekenisvol statement. In your face, hele culturele wereld die daar gepasseerd is.
Het soort signalen van een cultuurpolitieke en symbolische meltdown die Huts hier geeft, is duizelingwekkend. Als je die dan combineert met publicaties als Vertelsels van een Nar van Jules Van Bochelt (een alias van Huts), kom je tot intrigerende inzichten, waarbij je inderdaad kan teruggrijpen naar de rebussen en raadsels van schilders als Jeroen Bosch, P. Bruegel en Frans Verbeeck. Zo wordt de culturele wereld uitgedaagd om de oefening te maken in welk spiegelpaleis wij/zij terecht komen. De tekst bij de tentoonstelling in het Caermersklooster kan ons helpen:
In wat nu Vlaanderen heet, verschijnt een nieuwe mens, de ondernemende mens. Die wil niet langer genoegen neemt met wat Kerk en adel hem voorspiegelen. De ondernemende mens wil zelf zien en zelf geloven. Hij ontdekt een wereld, creëert, produceert en innoveert. En zo wordt hij rijk. Maar waar geld is, gluurt zonde om de hoek. Hebzucht, gulzigheid, lust en luiheid: stuk voor stuk staan ze tussen de ondernemende mens en zijn plekje in de hemel. Maar in een wereld waar alles te koop is, kun je ook in het hiernamaals investeren. De ondernemende mens wisselt goud voor aflaten en relieken, vereert beelden — en komt ten val.
Maar de ondernemende mens is ook een zotte mens. Tenminste, dat vond men blijkbaar in de zestiende eeuw, toen De Narrenhandel het schildersatelier van de familie Verbeeck verliet. Scheepsladingen krioelende narretjes worden er gretig verhandeld. Maar op hun weg besmetten de kleine dwazen iedereen met hun waanzin. Links aanbidden pelgrims een narrenkoppel, achteraan wordt er wild gedanst, en een jonge vrouw werpt zich onstuimig op een man. Uiterst rechts grijpt zelfs een verdwaasde non met het nodige enthousiasme naar de ‘dolk’ van haar minnaar. Daar hoeft geen toelichting bij.’
Vele lagen en een uitdagend uitgestoken tong biedt Huts hier. Maar om zijn perstekst de titel te geven ‘Wir schaffen das’, dat is er toch wel over...
De Narrenhandel is het campagnebeeld van Gouden Tijden, die als ondertitel meekreeg: ‘De ondernemende mens als drijvende kracht’. Daar zal het schilderij hangen naast dansende boeren, mooie Maria’s en knullige pantoffelhelden. Want de wereld is veranderd, en toch nog dezelfde.
Ik ben ook benieuwd hoe Katharina Van Cauteren aankijkt tegen het narrenspel waarin zij terecht gekomen is. Fascinerend is het zeker. Het kan ook ‘gevaarlijk’ zijn, Huts culturele vuurwerk, want zo’n schilderij van Verbeeck kan in handen van een creatief onderzoeker ook een leuk instrument worden om de spiegel om te keren. Enfin, vele lagen en een uitdagend uitgestoken tong biedt Huts hier. Leven in de brouwerij en in de narrenhandel. Maar om zijn perstekst de titel te geven ‘Wir schaffen das’, dat is er toch wel over...
Bart Caron is volksvertegenwoordiger voor Groen, en voorzitter van de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement.