Explosies

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

In zijn nieuwe boek, Het heilig vuur, kijkt Peter Sloterdijk met een kritische blik naar de drie grote monotheïstische godsdiensten die de westerse cultuur hebben bepaald: jodendom, christendom en islam. Hij heeft het over hun strijdbaarheid, als middel om hun moeizame plaats vandaag te begrijpen, en over de noodzaak van een nieuwe dialoog, hoe pijnlijk ook. Dat zijn kritische benadering nodig is, zal niemand ontkennen, maar de bekende Duitse filosoof was wel beter met meer historische kennis van zaken te werk gegaan, en niet met de filosofische pretentie die de man blijkbaar eigen is.

Over smaken en goden moet je niet twisten, schijnt het, maar dat heeft er voorlopig niemand van weerhouden om het toch maar te doen, soms met erg zware gevolgen. Het eerste jaar van de eenentwintigste eeuw was nog maar net driekwart voorbij of we werden er met zijn allen op spectaculaire wijze aan herinnerd dat deze eeuw religieus of niet zou zijn, zoals André Malraux voorspeld had. Voorlopig zijn we er nog wel, ondanks het feit dat de meerderheid in Europa niet langer meer echt religieus is, maar we kunnen niet langer ontkennen dat godsdienst op wereldniveau een probleem is geworden, als het dat al niet heel lang was.

Illustratie Geert Clarisse Er zijn niet veel conflicten in onze wereld die helemaal niets met godsdienst te maken hebben en daarbij gaat het vaak niet over een strijd tussen godsdienst en ongeloof, maar in nagenoeg alle gevallen over een broederstrijd tussen verschillende godsdiensten. Het meest spectaculaire conflict is uiteraard de strijd tussen de drie religies die zich trots de 'godsdiensten van het boek' noemen, die een ethiek en in grote lijnen een (mythische) geschiedenis gemeen hebben, maar die door een bijzondere ironie van de geschiedenis alle drie een belangrijke rol aan de stad Jeruzalem geven. De 'clash of civilisations', zoals de huidige kruistocht in het Midden-Oosten wordt genoemd, gaat natuurlijk niet echt om wie er nu recht heeft op een kerk, een synagoge of een moskee bovenop de Tempelberg in Jeruzalem. Maar de fundamentalisten in elk van de drie religieuze families zorgen er zo voor dat hun hoop op een finale overwinning over hun religieuze vijanden op de politieke agenda blijft staan — een overwinning desnoods met geweld, dat gaat nu eenmaal een stuk sneller. De wereldbevolking ten tijde van Noach werd nog uitgeroeid door middel van een overdaad aan water: in de uiterst gevaarlijke mythologie van fundamentalistische joden, christenen en moslims zal de komst van de verlosser (drie verschillende verlossers, natuurlijk) gepaard gaan met een heleboel vuur. Alle vijanden moeten branden voor de gelovigen eindelijk eeuwig in vrede kunnen leven.

Aan wie niet gelooft, wordt helemaal niets gevraagd, want dat is iets wat alle gelovigen met elkaar gemeen hebben: als de wereld vooraf verdeeld is in wij en zij, dan heeft dat gevolgen voor beide partijen. 'Zij' vormen één groep, en dan maakt het echt niets uit of die christenhond of dat ene joodse zwijn naar de kerk of de synagoge gaat of niet. En wie ooit bij 'ons' heeft gehoord, kan niet op zijn eentje beslissen dat hij niet langer een van 'ons' wil zijn. Geen enkele godsdienst kan het idee van afvalligheid aanvaarden. Het Vaticaan verspreidde nog niet zo lang geleden een document waarin wordt beschreven hoe iemand zich uit de doopregisters kan laten verwijderen die niet langer lid wil zijn van de Roomse Kerk. Heel mooi. Maar het laatste puntje in het document geeft toch aan dat het Heilig Doopsel een contract is dat dit niet eenzijdig door de mens kan worden verbroken. Als je ouders je dus gedoopt hebben, dan heb je pech: je kan namelijk zelf niet meer beslissen of je katholiek wil zijn of niet.

Pathos in Jeruzalem

De Duitse filosoof Peter Sloterdijk laat nu in een kort boekje zijn licht schijnen over dit probleem, onder meer naar aanleiding van een profetische uitspraak van Jacques Derrida uit 1993, toen de eeuw van de religie nog zeven jaar in de toekomst lag. Na de val van het communisme gaf Derrida aan een Amerikaanse universiteit een reeks lezingen over Marx die later dat jaar als Spectres de Marx gepubliceerd werden. Hij schreef daarin, op de hem gekende wijze: 'De oorlog om de 'toe-eigening van Jeruzalem' is de wereldoorlog van vandaag. Hij vindt overal plaats, hij is de wereld, hij is vandaag de dag de unieke vorm van haar 'out-of-joint' zijn.' Dit is Derrida op zijn meest Heideggeriaans, met duistere en absolute uitspraken in de plaats van argumenten. We krijgen hier een uitspraak die je moet aanvaarden en waarover je niet te veel moet nadenken. Alsof de wereld alleen het probleem van Jeruzalem heeft.

Sloterdijk gaat toch met deze twee zinnen aan de slag, gelukkig niet op Derridiaanse wijze door bladzijdenlang te variëren op woordspelingen (de relatie tussen 'joint' en Joyce en tussen 'oorlog' en 'oordeel' dringt zich op). Vanaf het begin geeft hij duidelijk aan dat hij van oordeel is dat Derrida hier uit de bocht gaat: voor Sloterdijk is dit zelfs 'een van de meest pathetische overdrijvingen die een filosoof in het recente verleden heeft laten horen'. Dat is een zware beschuldiging, zeker in een gebied van de recente filosofie waar de concurrentie op het gebied van de pathetische overdrijvingen groot is en waar de pathetische overdrijving eerder regel dan uitzondering is. Voor iemand als Sloterdijk is het evenwel ook een compliment.

In zijn boek wordt dit citaat gebruikt om aan te duiden dat religie een explosief onderwerp is en dat een nauwkeurige studie van deze problematiek alleen maar te vergelijken is met een openhartoperatie waaraan je ook niet zonder goede redenen begint. Sloterdijk spreekt daarom in het begin van zijn boek met zijn publiek een godslasteringsclausule af waarbij hij aan de lezers de toelating vraagt om een aantal aspecten van het fenomeen van religie en transcendentie kritisch te mogen bekijken en waarbij hij ook aangeeft welke aspecten hij bewust buiten beschouwing zal laten. Godsdienst is tegelijkertijd een uiterst persoonlijke aangelegenheid en een maatschappelijk fenomeen. Ongelovigen maken vaak de vergissing alleen op het tweede niveau te spreken, terwijl gelovigen het in het algemeen eens kunnen zijn met deze uitspraken, maar zich tegelijkertijd persoonlijk beledigd voelen op manieren die ze zelf niet altijd begrijpen.

Hegel in overdrive

Na de inleiding gaat Sloterdijk dan echt aan de slag door kort de geschiedenis van de drie godsdiensten te schetsen: zij zijn namelijk het gevolg van 'een drietrapsexplosie, of een serie vijandige overnames' en je kan de strijd tussen jodendom, christendom en islam niet begrijpen als je niet beseft dat het hierbij gaat om een monotheïstische broederstrijd. Bij zijn historische overzicht maakt Sloterdijk echter de vergissing zich onder meer op het werk van een literatuurprofessor als Harold Bloom te baseren, die op dat gebied veel te veel een eigen (gnostische) agenda heeft. De geschiedenis van de moderne religies christendom, jodendom en islam is oneindig veel ingewikkelder dan deze religies zelf willen geloven. Het draait zeker niet alleen om een geschiedenis van het filosofische probleem van het monotheïsme, zoals Bloom en Sloterdijk denken.

Dat is meteen ook de zwakheid van Sloterdijks manier van geschiedenis schrijven: bij hem staat, net als bij Hegel, niet zozeer centraal wat er werkelijk gebeurd is, maar wat er volgens de logica van de zaak had moeten gebeuren. De gebeurtenissen volgen de filosofische ontwikkelingen: de manier waarop de monotheïstische logica groeit, zorgt voor het verschijnen van het christendom en later van de islam. De geschiedenis gaat ergens naartoe, de gebeurtenissen zijn het gevolg van een algemene beweging en om die te kunnen zien, daar heb je dan weer een filosoof voor nodig: als er kruistochten waren, dan was dat alleen maar omdat dat nodig was voor de vooruitgang van de Geest.

Bij Hegel is deze beweging een drietact-motor: these, antithese, synthese en zo verder en zo voort, tot de Absolute Geest voor alles en iedereen de laatste synthese bereikt in een eeuwig hier en een alomtegenwoordig nu. Duitse filosofen nemen dat schema maar al te vaak over en ook Habermas vindt overal drie stappen terug. Waar hij het vandaan haalt, weet ik niet, maar voor Sloterdijk is de wereld meer dan dubbel zo complex: bij hem zijn er nu eens zeven, dan weer twaalf, soms zelf achttien mogelijke stappen of relaties.

Tussen al deze dialectische bomen is het niet altijd eenvoudig om de filosoof op zijn weg door het religieuze oerwoud te volgen, laat staan dat we echt te weten komen naar welke oorden Sloterdijk ons mee wil nemen en wat we daar gaan doen. Voor wie zich nog herinnert dat de Duitse filosoof zelf ooit drie jaar lang verlichting heeft gezocht bij de Bhagwan zaliger gedachtenis is vooral dat laatste niet onbelangrijk.

Het goede nieuws over het bos is in elk geval dat Sloterdijk uiterst kritisch staat tegenover deze drie grote godsdiensten: op sommige ogenblikken krijg je zelfs het gevoel dat hij probeert om een Duits-filosofische versie te schrijven van de antireligieuze pamfletten van Michel Onfray, Richard Dawkins e tutti quanti. Een pamflet, maar dan eentje dat niet in slogans vervalt en daardoor ook verdomd moeilijk te lezen is. Voor de lezer van de Nederlandse vertaling is dit boek overigens nog een klein beetje moeilijker: in onze taal worden gewone Duitse gedachten al vlug diepzinnig-want-zelfs-na-een-tweede-keer-niet-helemaal-duidelijk.

Sloterdijk lust er wel pap van. Hij gebruikt Latijnse en Griekse termen die voor lezers van zijn verzameld werk wel duidelijk kunnen zijn, maar die voor de beginner in de cynische rede ver van helder zijn. Stilistisch doet hij erg aan George Steiner denken: ook iemand die zichzelf héél ernstig neemt en die dat graag geweten wil hebben. Geen wonder dat Sloterdijk eerder al een pleidooi voor onbescheidenheid hield, iets waar hij zelf ontzettend goed in is.

Een kale reis

Maar terug naar de kern van de zaak. Godsdienst is dus niet gezond, voor de mensen onder ons. Je wordt er niet bepaald slimmer van en het leidt tot allerlei vormen van geweld. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat religieuze mensen zo zeker zijn van het eigen gelijk dat ze andersdenkenden liever de kop inslaan dan toe te geven dat je de zaak, iedere zaak, ook helemaal anders kan bekijken.

Het wapen tegen deze al te zekere wijze van leven is in dit boek verrassend genoeg een klinische en net niet evolutionair-wetenschappelijke manier van denken. Typisch is dat de filosoof een fenomeen isoleert en dan antropologisch uitlegt waar het vandaan komt en hoe het komt dat het nog altijd bestaat. Helaas is de antropologie waarvan hij zich bedient net iets te veel de wollige wereld-van-nooit waaraan men een eeuw geleden allerlei mooie dingen toeschreef. Hier en daar krijgt die antropologie een Duits-filosofisch kleedje, een beetje zoals Freud die meende dat hij wel degelijk wist wie Mozes was, of zoals Heidegger die geloofde dat het 'Seyn' ooit echt in Griekenland woonde, voor het onherroepelijk vergeten werd.

Sloterdijk zou geen Duitse filosoof zijn als niet naast Jeruzalem ook Athene van belang was, maar merkwaardig genoeg zet hij ook een stapje in de richting van Egypte. Traditioneel zien historici van de religie een evolutie van animisme (alles heeft een spirituele dimensie) over polytheïsme naar monotheïsme, maar dat heeft vooral te maken met het feit dat de meeste mensen die aan godsdienstfilosofie doen zelf monotheïsten zijn. Voor Sloterdijk is het vooral belangrijk dat men volgens hem in Egypte een grote vorm van tolerantie had tegenover andere religies, een these die intussen werd tegengesproken door de egyptoloog Jan Assmann, die door Sloterdijk juist als autoriteit voor dit merkwaardige feit wordt geciteerd.

Uiteindelijk komt Sloterdijk terecht bij een parabel van de verlichte schrijver Lessing die de religieuze gemeenschappen oproept om elkaars ideeën niet te langer te bestrijden, maar in plaats daarvan te concurreren op het vlak van concrete resultaten. We zullen misschien nooit weten welke god de echte is en welke godsdienst het bij het rechte eind heeft, maar met de praktische verwezenlijkingen van hun respectieve volgelingen kunnen we wel verder. We kunnen er ten minste over in dialoog treden.

Door zijn klinische blik en zijn (ogenschijnlijk) filosofische inzicht in de gang van de geschiedenis bevat dit boek een hoge graad van stelligheid die kritische lezers tot wanhoop brengt. Sloterdijk heeft over alles nagedacht, weet hoe de wereld in elkaar zit en wij mogen hem dankbaar zijn dat hij dit coherente verhaal heeft gebracht, één dat trouwens verrassend goed past in de rest van zijn denken. Voortdurend wordt er in de voetnoten verwezen naar andere boeken van Sloterdijk. Voor discipelen moet dat een hele geruststelling zijn, maar wie graag wil weten wat niet-gelovigen nu echt met de drie grote monotheïsmen moeten aanvangen, komt van een kale reis terug.

De schaamte voorbij

Dat monotheïstische gelovigen vooral grote problemen hebben met ongelovigen is de centrale these van Sloterdijks boek en dat kan men niet ontkennen, hoewel sommige moslims met hun doodstraf voor afvalligheid daarin nog net een stapje verder gaan dan joden en christenen. Maar wat moet de gemiddelde ongelovige met de vaststelling van Sloterdijk dat de mensheid antropologisch en filosofisch nood heeft aan goden? Missen ongelovigen dan iets in hun eigen menselijkheid?

De monotheïsten onder ons moeten enkel leren aanvaarden dat er mensen zijn die niet denken zoals zij. Dat is uiteindelijk de basis van elke vorm van intermenselijk contact. Geschiedenis is daarbij veel belangrijker dan filosofie: de moderne open maatschappij waarin wij leven werd maar mogelijk toen men andere religies ging tolereren (en nog wat later ook niet-religieuze ideeën). Overijverige gelovigen die deze stap niet kunnen of niet willen zetten, plaatsen zich buiten de open maatschappij en kunnen verder dus geen beroep doen op de vrijheden die alleen deze maatschappij aan haar burgers garandeert.

In een open maatschappij kan godsdienst alleen een privé-aangelegenheid zijn, al was het maar omdat een maatschappij vrijheden geeft aan burgers, maar die burgers op hun beurt niet het recht of zelfs maar de mogelijkheid hebben om deze vrijheden op te geven of om er sommige te aanvaarden en andere te verwerpen. Het is toch geen toeval dat de extreme vorm van intellectueel moslimfundamentalisme wel in het vrije Westen, maar in geen enkel land in de moslimwereld wordt getolereerd? Het is een logisch falen van de open democratische maatschappij dat ze tegenstanders van die openheid aan het woord laat komen in naam van een vrijheid waar die tegenstanders zelf niet in geloven. Iedereen die oproept tot jihad of tot christelijke of joodse vormen van fundamentalistische verwerping van de open maatschappij plaatst zichzelf buiten de open maatschappij en kan voor mijn part geen aanspraak maken op rechten waarin hij zelf niet gelooft: voor dat inzicht heb je geen Duitse filosofen nodig.

Mijn ontgoocheling over dit boek heeft echter vooral te maken met de manier waarop Sloterdijk zijn analyse presenteert, minder dan met de praktische gevolgtrekkingen die hij voorstelt. Hij is verontwaardigd waar hij dat moet zijn, legt de vinger op de juiste wonden en komt tot de enig mogelijke conclusie: de god van de abrahamitische religies is niet dezelfde als die van de filosofie of van sommige wetenschappers (de niet-dobbelende god van Einstein, bijvoorbeeld). Uiteindelijk leiden jodendom, christendom en islam (toch weer via de verlichting) tot een logica die helemaal geen god meer nodig heeft: 'De beschaving van jodendom, christendom en islam is afgerond zodra de mensen zich voor bepaalde uitlatingen van hun God, die helaas schriftelijk bewaard zijn gebleven, net zo schamen als voor de scènes van een over het algemeen heel aardige, maar opvliegende grootvader, die men al sinds lang niet meer zonder begeleiding in het openbaar laat optreden.'