Even op adem komen in Beiroet

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Terwijl het Israëlische leger deze zomer Beiroet bestookte met springstof en fosfor, werd het internet gebombardeerd door Libanese weblogs en massamails. De ironische tekeningen van Mazen Kerbaj, de poëtische reflecties van Ritta Baddoura … De oorlog heeft iets ge_triggerd_, en daar probeerde de Libanese kunstgalerij Espace SD in oktober en november uitdrukking aan te geven in de tentoonstelling Nafas Beirut.

Toen ik tijdens de oorlog een mail kreeg met de oproep om geld te storten in een noodfonds voor kunstenaars, had ik daar even problemen mee. Wie zit er nu met kunst in terwijl enkele duizenden mensen op de vlucht zijn? Die mensen hebben eten en een dak nodig, en de garantie dat ze binnen enkele weken naar hun huizen kunnen terugkeren om er met familie en vrienden hun leven te hervatten. Is kunst dan werkelijk zo weinig met de rest van de wereld begaan dat ze enkel voor zichzelf geld opeist? En omdat ik weet dat het Libanese kunstwereldje zich eigenlijk beperkt tot een op het eerste gezicht kleine elitaire kring, ging het me allemaal nogal ver. Maar die beroering milderde fel toen ik amper een maand na de oorlog de pas geopende tentoonstelling Nafas Beirut bezocht. Nafas betekent 'adem', en de werken die er hingen, ademden die vrijruimte van denken en verbeelden allemaal uit. In een land dat zo vaak door oorlog en conflicten geteisterd wordt, bleek kunst plots de enige uitweg.
Die noodzaak van artistieke verwerking wordt meteen bevestigd als je een blik werpt op de recente Libanese kunstgeschiedenis afgebeeld in Tamáss 11, een overzichtscatalogus van de eerste tentoonstelling van de Contemporary Arab Representations2. Alleen al de titels van de opgenomen essays spreken boekdelen: 'Laissez-passer' (Walid Sadek), 'Ruins' (Jalal Toufic), 'Installation Art in Post-War Lebanon' (Tony Chakar), 'The Frabication of Truth' (Rabih Mroué), 'Civilizationally, We Do Not Dig Holes To Bury Ourselves' (The Atlas Group/ Walid Raad) en 'The Routine' (Paola Yacoub/ Michel Lasserre). Het zijn stuk voor stuk verwijzingen naar de burgeroorlog, en tegelijk zijn dit de mensen die de Libanese kunstwereld domineren.
Kunstenaars als Walid Raad, Rabia Mroué en Walid Sadek begonnen halfweg de jaren 1990, in de nasleep van de burgeroorlog (1975-1990) die iedereen druk probeerde te vergeten, concepten te ondervragen als oorlog en vrede, identiteit en geschiedenis, alsook hun visuele uitdrukkingen. Rabia Mroué doet dit heel expliciet door in zijn performances zijn eigen samenleving te bevragen op haar 'gevestigde' waarden en normen. Zo onderzocht hij in 'Three Posters' de visuele regie van zelfmoordaanslagen, vanuit videoboodschappen van martelaren die tot drie takes nodig hebben om te vertellen dat zij nu dood zijn. De martelaren worden mensen met een verleden, met dromen, en met vooral veel angst voor hun toekomst en hun missie. De grens tussen eer en wanhoopsdaad vervaagt. Joana Hadjithomas en Khalil Joreige presenteerden enkele jaren geleden een set oude postkaarten van Beiroet, waarop opschriften als 'Beautiful Beirut' ontsierd werden door brandgaten en verkoolde hoekjes. In Hassan Choubassi's fictieve metroplan van de stad is het dan weer onmogelijk rechtstreeks van Oost naar West te rijden: men moet steeds overstappen in de 'Demarcation Line'3. De namen van zijn metrostations verwijzen niet naar verdienstelijke wetenschappers en politici, maar naar massaslachtingen, oorlogsmisdadigers en vluchtelingenkampen. Kunst lijkt in Libanon wel de enige manier om het verleden en het heden te ondervragen, net zoals kunsthuizen de enige platformen zijn om kritische vragen te stellen. De Associatie voor Plastische Kunst Ashkal Alwan4 groepeert veel van deze artiesten en presenteert regelmatig hun werk in Beiroet. De Arab Image Foundation5 probeert het door oorlog geteisterde visuele verleden (en heden?) van de Arabische wereld aan te vullen door afzonderlijke privécollecties, familiealbums en archieven van studio's te verzamelen in één fotoarchief.

VENTIEL TEGEN VERGETEN

Nafas heeft een andere inzet dan deze doordachte artistieke initiatieven. De expositie fungeert meer als een urgent ventiel. Alle getoonde werken werden gemaakt tijdens de oorlog, en zijn veeleer spontane reacties dan uitgewerkte analyses. Sommige zijn nog een work-in-progress en zelfs helemaal niet van de hand van kunstenaars. 'De meeste kunstenaars weigerden mee te werken aan deze tentoonstelling', vertelt Sandra Dagher, curatrice en directrice van Espace SD. 'Er is een afstand nodig om de oorlog te kunnen analyseren, een afstand in tijd en betrokkenheid.' Toch verschillen de thema's op Nafas amper van de lijnen in het werk van Mroué en co. In de inkom van Espace SD wordt de opzet van de tentoonstelling meteen duidelijk in de video 'Remind me to remember to forget' van Oraib Toukan. Je ziet het in goudpoeder geschreven woord 'zakar' (Arabisch voor 'herinneren') afwisselend in- en uitgesnoven worden. Als een lijn cocaïne verdwijnt het woord, en wordt het herschreven wanneer het poeder weer uitgesnoven wordt. Het legt een oud zeer in Libanon bloot.
Publiek praten mensen niet over de oorlogen, ze proberen ze te vergeten. De politieke leiders zijn de oorlogsbonzen van weleer, en het conflict leeft onderhuids verder. 'Als de oppositie hierlangs komt, schiet ik ze neer', vertelde een winkelier me laatst verheugd. Aan zijn broeksriem bungelde een handwapen. Je kan dus maar beter gaan studeren, werken, uitgaan en vooral veel drugs nemen. Coke en heroïne zijn goedkoop, goedkoper dan hasjiesj en wiet. Het helpt de interne chaos en conflicten uit het geheugen bannen. 'Mijn eerste herinneringen aan de burgeroorlog kwamen pas twee of drie jaar geleden terug', vertelt kunstenares Lina Hakim me. 'Oorlog is een instinct geworden. Zo wisten we deze zomer meteen weer wat ons te doen stond, toen de eerste Israëlische jets overvlogen. We openden de vensters zodat ze door de impact niet kapot zouden springen, en kochten en masse voedsel in blik. We zijn het gewoon, je stelt je er geen vragen meer bij.' Het klinkt als: nu is de oorlog weer voorbij, so let's get on with our lives. Net zo schrijft Rowina Bou Harb het op de website van Nafas Beirut: 'The more I live wars, the more my memory and emotions show no interest. So quickly I stepped out of the battlefield and went on with my normal life. It's not that I forgot, it's just that I'm used to this now and turned the page. It's all about my emotional memory. What about you?' Van haar hangt op de expositie een wit canvas met daarover een gescheurde plastic folie gespannen. Alsof het pas uit een winkel komt, maar dan met een beschadigde verpakking. Het is een overblijfsel van de oorlog waar de kunstenares voor de rest geen herinneringen meer aan overhoudt.
Nafas leert dat kunst in Libanon vooral een persoonlijk relaas wil vertellen. Wat je ziet, lijken bijna dagboeken over een situatie die te beangstigend is om rationeel te benaderen, en waar het individu, de kunstenaar, geen vat meer op heeft. Heen en weer draai je tussen tekeningen vol verdriet om een land dat voor de zoveelste keer vernield is. Er worden veel vragen gesteld, maar opmerkelijk is dat er amper met de vinger gewezen wordt. Het lijkt er niet meer toe te doen wie aan welke kant staat, en wie er in Libanon zelf verantwoordelijkheid draagt. Het is oorlog, khalas. De kunstenaars reageren tegen de ellende zelf, of hoogstens tegen de Israëlische agressie. Zo zijn van de acht robotfoto's die Hala Dabaji maakte van vermeende aanstokers van de oorlog (George W. Bush, Emut Olmert, Condoleeza Rice, …), de kapsels zo verwisseld dat ze bijna onherkenbaar geworden zijn. Net als bij echte robotfoto's gaat het om visuele benaderingen van 'verdachten' die nog niet schuldig bevonden zijn. Het is grappig en verwijtend tegelijk. We beschouwen de personen op de robotfoto's vanzelf als een reeks gevaarlijke boeven, maar naar hun identiteit blijft het raden. Het doet denken aan de Wanted-posters van Osama Bin Laden die verspreid werden na 9/11. 'Waarheid en recht hebben gefaald', vertelt Hala in haar statement.
In dat verband valt tussen de vele zwart-wit schilderijen en tekeningen ook Zena el-Kahlils felgekleurde popart-portret van Hezbollah-leider Hassan Nasrallah op. Foto's van politieke leiders en martelaren zijn in Beiroet een onmiskenbaar onderdeel van het straatbeeld. De regering en de oppositie bombarderen elkaar continu met affichecampagnes die hun leiders afbeelden als popidolen naast de billboards van Pepsi en Coca Cola. Sinds de laatste oorlog worden ook vele straathoeken ingepalmd door verkoopstandjes met Hezbollah-junk: petjes, vlaggetjes, T-shirts, sleutelhangers, allemaal met de beeltenis van Nasrallah erop. Conflicten vecht je uit met beelden, en Nasrallah is een popicoon geworden. In zijn portrettering van de man combineert Zena de abstracte iconografische stijl van stencils met felle kleuren, en geeft hem zo de status van Andy Warhols Marilyn Monroe. Hij haalt hem uit zijn politieke context.
Anders is 'Return to sender'. Het werk biedt de bezoekers eindelijk de kans om te doen wat zij tijdens de oorlog niet vermochten: antwoorden. Fadia Kisrwani Abboud en Maissa Alameddine verzamelden de propagandabriefjes die wekenlang boven Beiroet werden gedropt, en spreiden ze hier uit. 'Hezbollah is jullie vijand', staat er op sommige. Op de achterkant kunnen bezoekers een eigen boodschap achterlaten en dat met de stempel return to sender in een urne stoppen. De artiesten zijn van plan alle briefjes op te sturen naar het Ministerie van Defensie in Jeruzalem. 'Nu kunnen we eindelijk reageren', zegt Sandra Dagher van Espace SD. 'Toen we tijdens de oorlog propagandaberichten kregen over de telefoon, konden we niets doen tegen die bandjes. De briefjes kan je wel terugsturen.' 'Return to sender' gaat dan ook verder dan een artistieke getuigenis met een hoog dagboekgehalte. Het is een duidelijke reactie tegen de oorlog, een actieve oproep om massaal te reageren. Alleen staat dit werk daar op Nafas enigszins alleen in.

LANGEAFSTANDSTELEVISIE

Kunst blijkt in deze tentoonstelling niet zozeer een vorm van verzet, maar een platform waar de culturele leemte na de oorlog gevuld kan worden. Het nodigt mensen uit om na te denken, te praten en de persoonlijke impact van een steeds wederkerend conflict te visualiseren. Zelfs wanneer het — zoals bij de robotfoto's — politiek lijkt te worden, blijft de ondertoon steeds persoonlijk evaluerend. Wat is de rol van het individu in dit conflict? En wat is de kracht en het belang van beeldvorming tijdens een oorlog? Vooral Ziad Abillama pikt hier ironisch op in. Zijn wegwijzers met het opschrift 'Arabes' wijzen ons de weg naar 'die Arabieren'. Want zit daar niet vaak het probleem? In Libanon grijpen vele Christenen zelfs terug naar hun Fenicische verleden (ongeveer 1200 jaar voor Christus) om toch maar geen Arabieren te moeten zijn. 'Arabieren, dat zijn moslims, die enkele eeuwen geleden vanuit Arabië (nu Saudi-Arabië) over de hele regio migreerden', hoor je hier wel vaker. Het is die zoektocht naar een identiteit, langs de oncontroleerbare stigmatisering van een volk, waarvoor Abillama de ongewisse richting aangeeft.
Maar meer nog dan om identiteit die te winnen valt, gaat oorlog om stukken identiteit die verloren gaan. Aanvalstactieken richten zich tegenwoordig steeds meer op de vernieling van een collectief gevoel van samenhorigheid. Culturele symbolen en historische aanknopingspunten worden onherroepelijk vernietigd. Voor een land als Libanon, al decennia lang op zoek naar zijn 'identiteit', is dit een zware klap. Kleine steden als Bint Jbeil werden voorgoed uit het collectieve geheugen gewist, en daarmee verdween ook een belangrijk referentiepunt voor de Libanese geschiedenis en de culturele identiteit van de regio. Net als de Twin Towers in New York of de bibliotheek van Bagdad zijn het symbolen die niet heropgebouwd, niet vergoed kunnen worden. Zo toont de installatie van Abdallah Kahlil een hoop schroot en verbrande boeken naast een schrapnel van een granaat. Boven het werk hangt een bewerkte foto van zijn vernielde huis in Nabatieh. Het gaat hem niet zozeer om de woning, maar om de intellectuele vernieling.
In die identiteitskwestie spelen ook de media een cruciale rol. Zij vormen vandaag de belangrijkste producent van ons 'wereldbeeld', en Nafas laat dat niet onvermeld. Waar Ziad Abillama met zijn wegwijzers al een allusie maakte op de stigmatiserende rol van dit wereldbeeld, verwijzen Randa Mirza en Jana Traboulsi heel direct naar onze vrijheid om te zien en te tonen wat we willen. De eerste kunstenares projecteert zichzelf met een afstandsbediening in de hand op een foto van hulpverleners aan het werk. De tweede maakte een reeks zwart-wit tekeningen, waarvan één een man toont die met zijn stoel bovenop Beiroet zit. Hij kijkt naar diezelfde stad op televisie. 'If your neighbourhood or your house is not being bombed, you stay in, or under it when possible, and you wait. You wait for the bombing to stop. You can also shout, cook, listen to the radio, make love, wash the floor, or draw', vertelt Jana Traboulsi in haar statement op de Nafas-site. Ze spreekt voor al haar stadsbewoners. Terwijl FOX News in de VS moedwillig het dodental aan Libanese zijde verzweeg, bleven de mensen in Beiroet in hun huizen, bang voor de bommen. Televisie werd het venster op hun eigen stad, een venster dat op elke nieuwszender een ander uitzicht bood. Het kastje vulde de onvatbare afstand tussen de oorlog en zijn directe slachtoffers.
En om die afstand gaat het in Nafas: de afstand tussen de mensen en de vernielingen, de onmogelijkheid van ook kunstenaars om in te grijpen, om te begrijpen waar nu precies de schuld van het volk ligt. Als er al schuld bij het volk ligt. Want wat het popart-portret van Nasrallah in essentie vertelt, is hoe hoog hij als popidool boven de mensen verheven is. De oorlog is een rechtstreekse manifestatie van zijn bestaan. Hij kan hem doen stoppen, niet de mensen. Gekluisterd aan tv en radio wachten zij op zijn toespraak, alsof de wetenschap dat hij nog leeft belangrijker is dan het einde van de oorlog. Schuld en onschuld worden arbitrair. Onbegrip over wat er gebeurt neemt de bovenhand. Het is de kern van de tragedie van dit land: dat het steeds weer uit handen van het volk genomen wordt, om omgewoeld en vernield te worden door mensen die voornamelijk enkel op tv bestaan.

DRONES VAN ERVARING

In aanvulling op de officiële televisiezenders zijn tijdens de oorlog ook wel vele kleine filmproductiehuizen als paddenstoelen uit de grond geschoten, om de zichtbare effecten van de oorlog te archiveren tegen de vergetelheid. Maar de films die van die huizen in het audiovisuele luik van Nafas zijn opgenomen, lijken het propagandistische karakter van filmbeelden in oorlogssituaties juist te bevestigen. Bombastische muziek, beelden van vernielde huizen en titels als 'Après l'Orage': nu de oorlog voorbij is, valt het allemaal een beetje uit zijn context. Het maakt nog weinig indruk. Zo verschilt het filmprogramma van het collectief ..né.à Beyrouth amper van wat er op televisie te zien is. De subtekst is dezelfde: beelden, niets meer. Steeds is het uitgangspunt de persoonlijke verbijstering om de visuele impact van een volledig vernielde stad. De lange stiltes, of de net erg aanzwellende muziek maken het bijna melodramatisch.
Maar de laatste film in de reeks stelt mijn sceptische blik bij. Hij toont beelden van een wachtende man in de ruïne van zijn huis, met in de achtergrond het geluid van de drones, spionagevliegtuigen met een heel specifieke penetrante klank. 'Zolang je de drones hoort, is alles in orde', wijdt Lina Hakim me in. 'Maar vanaf het moment dat het geluid stopt, weet je dat er binnen de tien minuten bommenwerpers aankomen'. Het publiek schuifelt ongemakkelijk heen en weer, en opeens besef ik: hier zit ik dan met mijn Europese kunstopvattingen. Dit gaat veel verder dan kijken, begrijpen en beoordelen. Dit zijn herinneringen die ik niet kan plaatsen, omdat ik er zelf niet bij was. Precies hetzelfde gevoel had ik bij het concert van Raed Yassin en Mazen Kerbaj, die tijdens de oorlog dagelijks tekeningen op zijn weblog6 postte. Kerbaj maakte een opname van zijn trompetimprovisatie op het ritme van de Israëlische bommen. Die opname, 'Starry Night', werd de basis voor een hele compositie met contrabas en elektronica, die hij met Yassin in het kader van Nafas opvoerde. Het publiek was muisstil, de bommen klonken hard.
Kunst in oorlogstijd communiceert op een ander niveau: dat van de ervaring. Wat goede kunst is, wordt dan irrelevant. Het gaat niet meer om wat er verteld wordt, maar hoe het verteld wordt. Iedereen kent de feiten, maar hoe kan je daar een breder debat aan koppelen? Hoe kan je die drang naar vergetelheid stoppen? Precies om die persoonlijke vragen en bedenkingen draait de hele expositie. De analyses zijn voor later, nu gaat het in de eerste plaats om de aanvaarding van heden en verleden, om de zoektocht naar gezamenlijke aanknopingspunten die mensen helpen om niet per se te hoeven vergeten. Nafas biedt van deze potentiële aanknopingspunten een mooi overzicht, dat de komende maanden zal rondreizen als exhibition-in-progress. Nieuw werk zal worden toegevoegd, ander werk eruit verdwijnen. Net zoals de reactie op de oorlog, zal ook dit archief van persoonlijke oorlogservaringen uit Beiroet in tijd en in context evolueren. De eerste haltes worden Parijs en Los Angeles.

Als ik dit artikel afwerk, we schrijven 6 december, is de oorlog vier maanden afgelopen. Maar hij staat met al zijn vragen, ruzies en andere neveneffecten nog steeds hoog op de politieke agenda, vooraan in de kranten. Terwijl buiten het leger elke straathoek in Beiroet bezet met tanks en machinegeweren en de oppositie in het stadscentrum kampeert tot de regering valt, opent vanavond in het culturele centrum Ziko House de tentoonstelling Rasaan A'la A'qeb (Catastrofe) met tekeningen en een oorlogsinstallatie van Jean-Marc Nahas. De nieuwste tentoonstelling van Espace SD gaat over fotografie tijdens de oorlog. En in het al-Medina Theater werden afgelopen week kindertekeningen van tijdens de oorlog tentoongesteld, naast de presentatie van het boek Lebanon, Lebanon7 waarin auteurs van over de hele wereld hun relaas over Libanon doen. Het lijkt wel alsof een tweede offensief is ingezet: het bombardement van de naoorlogse beschouwingen. Intussen zijn de gewone Libanezen wel alweer druk bezig met werken, studeren, uitgaan en drugs nemen. Ze lijken de oorlog nu al opnieuw vergeten. Daartegenover vormt kunst in Libanon het collectieve geheugen van een getraumatiseerde samenleving. Als kunstenaars hier niet meer over het oorlogsverleden reflecteren, dan is er pas iets mis.

Alle kunstwerken en artistieke statements van Nafas Beirut zijn te vinden op www.xanaduarts.com/nafas.html. Voor Espace SD, zie www.espacesd.com.

1 Fundació Antoni Tàpies (ed.) Tamáss 1, Barcelona: Fundació Antoni Tàpies, 2002, ISBN 84 88786 61 1
2 Contemporary Arab Representations is een langlopend project van beeldend kunstenaars, architecten, schrijvers en dichters dat de kunstproductie, en de verspreiding en uitwisseling daarvan, tussen de culturele centra van de Arabische wereld en de rest van de wereld wil bevorderen.
3 Dit was tijdens de burgeroorlog de scheiding tussen Oost- en West-Beiroet. Nu is het een kaalgeslagen ruimte in het stadscentrum, die door haar gevoelige historische betekenis maar niet ingevuld raakt.
4 www.ashkalalwan.org
5 www.fai.org.lb
6 mazenkerblog.blogspot.com
7 Bij Saqi Books, London & Beiroet 2006; met bijdragen van o.a. Paul Auster, Zeina al-Kahlil, Ritta Baddour