Een meisje, een telefoon en een brok engagement

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Beweerde Jean-Luc Godard dat je voor een film slechts een meisje en een geweer nodig hebt, de Nederlandse cinema lijkt te willen bewijzen dat een wapen helemaal niet hoeft: een telefoon volstaat. Met wat goede wil kunnen we zelfs spreken van een mini-subgenre in de Nederlandse cinema: de telefoonfilm. De nieuwste aanwinst heet Oogverblindend.

In 06 (Theo van Gogh, 1994) draait de camera om een man en een vrouw die elkaar ooit leerden kennen via een advertentie en nu over de telefoon vaak opwindende en soms geïrriteerde rollenspelen opvoeren. In het recente Last Conversation (Noud Heerkens, 2009) rijdt de advocate Anne (Johanna ter Steege) door de Belgische Ardennen, met haar minnaar telefonerend over hun onttakelde verhouding. In Oogverblindend (Cyrus Frisch, 2009) volgen we anderhalf uur lang een gesprek tussen de jonge vrouw Kyra (Georgina Verbaan) en haar mannelijke gesprekspartner, een suïcidale chirurg uit Buenos Aires die nooit in beeld komt (stem van Rutger Hauer). Dit eenvoudige concept van een meisje en een telefoon had makkelijk kunnen uitmonden in een triviale film, doordesemd met psychologische verwikkelingen. Maar in de persistente wijze waarop de film gewetensvragen aansnijdt, voegt Oogverblindend aan dit concept een flinke dosis, bijna on-Nederlands, engagement toe.

KIJKEN ZONDER TE ZIEN

Nederlandse films, zeker die voor het arthouse circuit, worden in de regel gemaakt met uiterst bescheiden middelen. Dat noopt regisseurs tot inventiviteit. Het verklaart ook hun aandrang tot verrassend formele uitgangspunten. In zijn debuut Zusje (1995) liet Robert-Jan Westdijk een jongen zijn zusje hinderlijk volgen met een camera, tot haar grote ergernis. Mijke de Jong heeft de neiging om — net als John Cassavetes in zijn underground-film Faces (1968) — erg dicht op de huid van personages te filmen, met name in haar film Tussenstand (2007). Wat vormtechnische films als 06, Last Conversation, Zusje en Tussenstand met elkaar verbindt, is het geloof dat scherpe observatie en een goed gehoor een nader psychologisch inzicht geven in de levens van de personages. Oogverblindend is ook zo'n formele exercitie, alleen kampen Frisch' personages niet zozeer met relationele turbulenties, maar met schuldcomplexen en kwesties van morele verantwoordelijkheid.

Ook de vorige films van Frisch waren doordrongen van politieke statements. In Vergeef me (2001) reflecteert hij op zijn onbeschofte behandeling van de alcoholisten en de junks uit zijn eigen toneelvoorstelling Jezus/liefhebber. In het stuk spelen de verslaafden zichzelf, Frisch is hun gastheer. Hij geeft ze vernederende opdrachten, die ze met het oog op een beloning ook daadwerkelijk uitvoeren: zuipen en spuiten, kotsen en masturberen. Jezus/liefhebber kreeg van de theaterrecensenten welwillende respons, merkwaardig genoeg tot ergernis van Frisch, zoals hij in Vergeef me aanstipt. Zouden die recensenten hem niet aan de schandpaal hebben moeten nagelen voor zijn misbruik van de treurige toestand van zijn verslaafde 'acteurs'? Signaleerden die positieve kritieken niet juist de afgestompte houding van de moderne criticus? De onverschilligheid van kijkers bij het aanschouwen van ellende, kenmerkt ook Frisch' volgende films. In Waarom heeft niemand me verteld dat het zo zou worden in Afghanistan? (2007) maakt een doorgedraaide veteraan opnames met zijn gsm, naar buiten kijkend vanuit zijn eigen appartement. Blackwater Fever (2008) is een road movie over een westers stel in Afrika. Door malaria is hun gezichtsvermogen aangetast en hebben ze geen oog voor het leed om hen heen.

Critici zijn over Frisch' werk slechts matig enthousiast. Ze rekenen hem sterker af op zijn provocerende stellingnamen dan op de kwaliteit van zijn films. Hij ramt zijn boodschap er met 'polemisch vuur' in, oordeelde Jos van der Burg over Vergeef me. Over Blackwater Fever schreef hij dat de personages nooit meer 'dan illustraties bij een donderpreek' worden, omdat de 'wereldverbeteraar' de filmmaker in de weg zit. Met Oogverblindend begint die receptie te kantelen. Critici, ook Van der Burg, spreken over zijn meest relevante film tot nu toe.

MENTALE KLANK EN BEELD

Vanuit Argentinië krijgt Kyra een telefoontje, bestemd voor Christiaan. Die is afwezig, want hij maakt in Zimbabwe een film over blanke boeren. Kyra blijft met de onbekende praten en vertelt hem over haar verwarring. Als ze naar buiten kijkt, ziet ze vaak vreemde wezens: een 'ballet van krankzinnigen', zoals een in alle rust masturberende Surinaamse drugsgebruiker. En ze bespeurde bij zichzelf dat ze meer begaan was met het lot van een muis die in haar koffiezetapparaat terechtkwam, dan met een hulpbehoevende medemens op straat. Ze heeft het over die extreem koude oudejaarsnacht, toen ze vanuit haar raam zag hoe een zwerver probeerde om niet dood te vriezen. Is het een burgerplicht om een naaste in nood te helpen? Heb je niet het recht om de andere kant op te kijken? Die clochard kan toch ook naar de opvang gaan? Kyra's knagende onbehagen wordt antipathie voor de zwerver. Zijn publieke vertoon van ellende zadelt haar op met een bezwaard gemoed.

Aanvankelijk reageert haar toehoorder gepikeerd op haar uiteenzetting. Hij beschuldigt haar ervan naar medelijden te hengelen. Zij repliceert dat zij geen aanstelster is en dat hij haar verdriet onmogelijk kan beoordelen. Het leidt ertoe dat de arts in Buenos Aires zelf zijn verhaal doet. Eerst vertelt hij over een gruwelijk verminkte vrouw met open ingewanden: hoe koud die patiënte hem liet toen ze stierf, hoewel het beeld van haar angstaanjagende glimlach hem altijd zal bijblijven. Gaandeweg wordt duidelijk dat Kyra en de arts elkaar ooit ontmoet hebben op een strand in Cuba, een moment dat zij beschrijft als de betoverende gebeurtenis met de perfecte vreemde. De apotheose volgt als de arts vertelt over zijn betrokkenheid tijdens de vuile oorlog in Argentinië, eind de jaren 1970. Hij was gevraagd om allerlei gevangenen een rustgevend medicijn te geven, maar het bleek een narcosemiddel. Bewusteloos werden de slachtoffers in zee gedumpt. Na al die jaren is zijn schuldbesef zo sterk geworden, zo vertelt de arts, dat hij enkel nog rust wil. Het medicijn dat hij ingenomen heeft, zal hem weldra eeuwig doen slapen. Kyra zegt nog dat zij hem wil redden, nu hij de vreemde blijkt waar zij al vijfenhalf jaar naar verlangt, maar dat is praktisch uitgesloten.

In een 'telefoonfilm' als Oogverblindend is de tekst uitermate wezenlijk. Tegelijk valt ook de functie van beeld en omgevingsgeluid niet te veronachtzamen. Het geluid is allesbehalve realistisch: soms komen bruuske overgangen van straatrumoer, dan weer valt het geluid totaal weg. In het begin zegt Kyra dat ze geplaagd wordt door angstaanjagende geluiden, dus het heeft er alle schijn van dat de geluidsband expressie geeft aan haar subjectieve beleving. De cameravoering is erg schokkerig, met doorgaans rauwe, onscherpe beelden en flikkeringen, terwijl het beeld opvallend vaak op zwart gaat. De camera registreert geregeld wat zich buiten onder Kyra's appartement afspeelt, als door haar blik. Vrij spaarzaam zien we Kyra's gezicht zelf in beeld. De scènes met de masturberende Surinamer en de verkleumde zwerver zijn daarentegen flashbacks van Kyra, net als de fragmentarische shots van het Cubaanse strand, die we al voor de begintitels zien. Verder krijgen we archiefbeelden van het huwelijk van Willem-Alexander en Maxima, en van het journaal over de steenkoude oudejaarsnacht. Ze passeren mee in Kyra's herinneringenstroom. Anders ligt de status van de beelden bij het relaas van de arts. Wanneer hij over een lege ziekenhuisgang in Buenos Aires spreekt, zien we inderdaad een lege gang. Is dit de mentale voorstelling die de luisterende Kyra zich van zo'n gang maakt? Als de arts vertelt over de zwaargewonde vrouw zien we een man bij een stapel afval, een beeld dat onduidelijk blijft. Soms krijgen we ook lyrische beelden, zoals de kringen van de regen in het water van de gracht. Bij de beschouwing van de arts over zijn aandeel in de oorlog staat de camera erg lang stil bij een stukje van de plint, de deur en de vloer.

OOGVERBLINDEND VERSUS CACHÉ

Oogverblindend is thematisch sterk verwant aan Caché (Michael Haneke, 2005), een van de meest relevante films sinds de eeuwwisseling. Groot zijn evenwel de vormverschillen tussen beide films. In Caché krijgt hoofdpersoon Georges Laurent (Daniel Auteuil) videobanden opgestuurd die hem erg verontrusten. Ze zijn geschoten vanuit een statisch en registrerend standpunt en roepen een onverkwikkelijk voorval uit zijn jeugd in herinnering. Destijds hadden zijn ouders een Algerijns jongetje in huis genomen, maar als zesjarige plaatste Georges deze Majid in zo'n negatief daglicht dat Majid moest verkassen naar een tehuis. Terwijl Majid vandaag verpietert, leidt Georges een welvarend en succesvol leven. De videobanden, waarvan de afzender onbekend zal blijven, confronteren hem met zijn onverschilligheid. Hij beseft dat hij de miserie van zijn naasten van zich af laat glijden. Zelfs als Majid in zijn bijzijn zelfmoord pleegt, onderneemt Georges geen actie, maar kiest hij voor een slaappil in de vorm van een bioscoopbezoek. En wanneer hij zich aan het eind van Caché te rusten legt, zien we wellicht zijn herinnering aan het voorval van decennia geleden: Majid wordt in een auto gestopt en weggevoerd. Tekenend voor Georges' onverschilligheid filmt een bewegingsloze camera het tafereel van op grote afstand, als ging het om een van de onbehaaglijke videoregistraties die we eerder in de film hebben gezien.

Caché en Oogverblindend stellen allebei het gebrek aan engagement in onze hedendaagse maatschappij ter discussie, maar hun uitwerking verschilt radicaal. Voor Georges vormt het appel van eerst Majid en daarna diens zoon een lastige vlieg die hij van zich af wil slaan. Hij streeft ernaar om zijn leven zo onbewogen mogelijk voort te zetten, wat wordt bestendigd in de bewegingsloze cameravoering, een ultiem teken van Georges' neiging om elk schuldbesef weg te drukken. De personages van Oogverblindend daarentegen willen hun schuldbesef juist overdenken: het vormt de basis voor hun gesprekken. Maar net zomin als in Caché is er een pasklare oplossing, zo maakt de vorm van de film duidelijk. De arts blijft nadrukkelijk een stem aan de andere kant. We zien geen enkele scène vanuit zijn perspectief. Een gepaste keuze is dat, gezien zijn radicaal consequente beslissing na zijn betrokkenheid bij de vuile oorlog. Tijdens het telefoongesprek is hij al aan het versterven. Kyra van haar kant is zich net zo bewust van haar gebrek aan engagement: ze blijft te zeer een voyeur van alledaagse ellende. De enige manier om geen voyeur te zijn, is de ogen te sluiten. Veel scènes in Frisch' film zijn dan ook 'op zwart', maar niet kijken biedt evenmin een oplossing. Voor haar is wel of niet handelen een expliciet dilemma waar ze geen antwoord op heeft. Symptomatisch voor haar verwarring zijn het gebruik van rauwe, onscherpe beelden en de soms lastig te duiden wisselwerking tussen beeld en geluid.

Wie nu de indruk krijgt dat het onaangenaam is om naar Oogverblindend te kijken en te luisteren, heeft gelijk. Frisch schotelt ons geen prettige esthetiek voor, anders zou de film zijn doel voorbij schieten. Als kijker moeten we dat gebrek aan gepolijste schoonheid voor lief nemen. Oogverblindend kun je niet langs de meetlat van mooi of lelijk leggen, maar laat zich slechts genieten als een noodzakelijke film. De schrijnende rauwheid van de scènes is uiterst functioneel voor het punt dat de film maakt. Kon in Caché het gebrek aan apathie van het hoofdpersonage niet beter worden uitgedrukt dan met een bewegingsloze camera, Kyra's geworstel met haar drang tot compassie wordt juist geschraagd door een ongestructureerde stroom aan beeld en geluid. Oogverblindend is een verwarrende film, zeer zeker, maar ook een die niet anders dan verward verteld kan worden.

Zie Jos van der Burg, 'Provoceren is moeilijk', de Filmkrant 227, nov. 2001. http://www.filmkrant.nl/av/org/filmkran/archief/fk227/frisch.html en Jos van der Burg, 'Ziek aan de ogen,' de Filmkrant 300, juni 2008, http://www.filmkrant.nl/av/org/filmkran/archief/fk300/blackwat.html

Zie Jos van der Burg, http://www.bndestem.nl/algemeen/cultuur/5431740/Cyrus-Frisch-levert-relevantste-Nederlandse-film-van-het-jaar-af.ece

In een interview stelt Cyrus Frisch: 'Bij het monteren besloot ik volledig in het hoofd van Georgina te kruipen. ... De film gaat dwars door alle seizoenen, van bladeren aan de bomen tot sneeuw langs de gracht. Dat kan alleen vanuit Georgina's gevoelstoestand, met herinneringen en fantasieën.' Niels Bakker. 'Cyrus Frisch over Oogverblindend: Wat moet je met alle misère?' de Filmkrant 313 (sept 2009): 8.

Caché is eerder besproken in rekto:verso 17 (mei-juni 2006): 22-23.