Een duwtje voor jazz

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Als afscheidnemend directeur van kunstencentrum De Werf volgt Rik Bevernage al een jaar of vijfentwintig de nationale en internationale jazzscene. Tijd voor een balans, vonden we. Afgemeten aan het succes van Jef Neve, Lady Lynn of Gent Jazz Festival lijkt jazz in Vlaanderen flink in de lift te zitten, maar geldt dat ook voor de hele sector?

'Het gaat goed met de jazz in België'. Sinds een jaar of zeven, acht herhalen we als een mantra deze zin. Maar is het ook zo? Door mijn job heb ik steeds de kans gehad om de situatie van jazz in ons land te vergelijken met die in andere delen van de wereld. Sta mij toe die zin te relativeren: het gaat beter met de jazz in België. Toch beter dan tijdens de laatste vier decennia van de vorige eeuw. We hebben wellicht nog nooit zo veel en zo'n kwaliteit aan jazzmuzikanten gehad. Jaarlijks zijn er in ons land een vijftal grotere festivals die samen tienduizenden bezoekers bereiken, we hebben goede opleidingen aan onze conservatoria, er zijn structurele subsidies voor meerdere ensembles (Brussels Jazz Orchestra, Flat Earth Society, Mäâk's Spirit en Octurn) en een gespecialiseerde concertorganisatie (JazzLab Series). Verder investeren nog een stuk of wat gesubsidieerde organisaties een belangrijk deel van hun energie en middelen in jazzmuziek (De Werf, De Spiegel, Vooruit, …). Anno 2009 zie je dan ook heel wat meer en beter georganiseerde concerten dan pakweg twintig jaar geleden, de artistieke kwaliteit is toegenomen, het aanbod breder en het publieksbereik navenant gegroeid.

BETER, MAAR NOG NIET GOED

Jazzmuziek heeft in het culturele leven absoluut nog niet de plaats die het verdient. Het blijft nog te veel een nicheproduct: reguliere organisatoren, zoals stadsfestivals en culturele centra, blijken in hun dagelijkse werking bijzonder angstig, allergisch zelfs voor jazz. De media hebben het al helemaal opgegeven. Er bestaat in Vlaanderen nog amper een jazzjournalistiek die naam waardig, niet bij gebrek aan bekwame journalisten, wel omdat de diverse dag- en weekbladen geen plaats meer wensen in te ruilen voor jazz. De interesse en het lezersbereik is te klein, menen ze. Met hun mercantiele geest bedoelen ze natuurlijk: de inkomsten uit verkoop en vooral advertenties. Radio? Jazzmuziek is in Vlaanderen verbannen naar een tweetal gettoprogramma's. De kans dat een argeloze luisteraar besmet of verleid wordt, is zo goed als nihil. Televisie. Ach.

Zolang we geen jazz horen in reguliere radioprogramma's, geen jazzbands aan het werk zien op de overvloedige (stads)festivals en festivalletjes, er geen jazzconcerten geprogrammeerd worden in de honderden culturele centra van dit land, we geen letter over deze muziek lezen in Humo en consorten, er nauwelijks aandacht is in de zogenaamd betere bladen, kunnen we bezwaarlijk stellen dat het goed gaat met de jazz in ons land.

Het succes van onder meer Jef Neve, Lady Lynn en Gent Jazz Festival is niet representatief voor de jazzscene in Vlaanderen. Zij zijn veeleer uitzonderingen dan gangmakers. De hype rond Jef Neve is een creatie van de media. Jef is een heel goed muzikant, een bekwame entertainer en een aimabel man, maar die kwaliteiten doen nog niet begrijpen waarom onze media de voorbije jaren tachtig procent van alle aandacht voor jazz toespitsten op Jef Neve. Het isoleren van één naam, terwijl alle andere artistiek interessante namen genegeerd worden, toont overduidelijk dat er iets schort aan de jazzpers in Vlaanderen. Lady Lynn is een vakbekwame muzikante, die zich bovendien laat omringen door een erg goede band. Wat ze brengt is degelijk entertainment, maar we kunnen het bezwaarlijk creatieve en authentieke jazz noemen. Gent Jazz? Stel dat jazz echt in de lift zat, dan zou de programmator van een jazzfestival niet teruggrijpen naar grote pop- en rocknamen om zijn manifestatie te schragen. En al zeker niet die namen drie keer groter afficheren dan de pure jazzacts op het festival. Persoonlijk geloof ik niet dat door het populariseren van je affiche meer mensen in contact zullen komen met jazz. Het wordt wel makkelijker om de pers warm te krijgen, maar de ervaring leert dat die dan dikwijls net de echte jazzacts vakkundig verzwijgt.

POSITIEVE NOTEN IN DE BREEDTE

Laat ik niet vervallen in negativisme. Tegenover dit gebrek aan belangstelling staat de kwaliteit en de professionaliteit van onze jazzmuzikanten. In vergelijking met andere muziekgenres zijn ze goed opgeleid en heel gedreven bezig met hun vak. Het valt ook op dat de leeftijd van de artiesten op het podium meestal een stuk lager ligt dan die van het publiek. In de pop- en rockmuziek is dit wel eens anders.

Nog opvallend is dat we in vergelijking met de vorige generatie veel meer kwaliteit hebben in de breedte. Terwijl we in de jaren 1960 en 1970 hier en daar een (internationale) topper hadden (Toots, Etienne Verschueren, Philip Catherine, Fred Van Hove, …) was er in de jaren 1990 een ware vloedgolf van jonge, getalenteerde muzikanten: Kris en Bart Defoort, Aka Moon, Frank Vaganée, Kurt Van Herck, Ben Sluijs, Michel Massot, Eric Legnini, Jeroen Van Herzeele, Nathalie Loriers, Peter Vermeersch, Dré Pallemaerts, Bert Joris, Chris Joris en nog een tiental anderen. Het kon niet op! Het probleem was echter dat deze golf ook werk zocht en Vlaanderen en Wallonië absoluut niet klaar waren om dit talent een podium, laat staan een eerbare vergoeding, te kunnen bieden. En daar bleef het niet bij. Die muzikanten staan nog steeds aan de top en zijn erg actief, maar intussen staat er al een nieuwe generatie — hun eigen leerlingen — te dringen. Technisch wellicht nog beter opgeleid, ambitieus, getalenteerd. Het zijn dertigers, zelfs prille twintigers als Carlo Nardozza, Steven en Peter Delannoye, Robin Verheyen, Teun Verbruggen, Lieven Venken, Jozef Dumoulin, Christian Mendoza, Tuur Florizoone, Janos Bruneel, Nicolas Kummert, enzovoort, enzovoort.

STAND UP MUSICIAN!

Redenen genoeg tot optimisme, maar zeker ook tot bezorgdheid. Die kwantiteit aan kwaliteit moet de kans krijgen zich te tonen, zich te laten horen. En daar wringt het schoentje. De muzikanten moeten zich dringend organiseren en speelkansen afdwingen, hun terechte plaats opeisen op de honderden podia in kunsten- en culturele centra, muziekclubs, jeugdclubs en stadsfestivals. Ze moeten persorganen en media overtuigen van hun intrinsieke kwaliteit, alle aandacht opeisen, zodat organisatoren gemotiveerd en gesteund worden en het publiek op zijn beurt de kans krijgt jazz te leren kennen en smaken. Organisaties als JazzLab Series of het Muziekcentrum kunnen daarbij helpen, maar er is meer nodig: meer energie en slagkracht, die volgens mij vooral van de muzikanten zelf moet komen. Het is een spijtige vaststelling, maar het feit dat onze jazzmusici goeie muziek brengen volstaat niet om gehoord te worden. Net als bij andere kwetsbare genres of kunstvormen zijn er krachten nodig die de cultuurcentra, media en beleidsorganen stimuleren om de jazzmuziek de nodige ruimte te geven.

Daarvoor zijn moed en doorzetting nodig. De programmator van het plaatselijke culturele centrum moet de moed hebben om een jazzconcert te programmeren in plaats van de vooraf uitverkochte stand-up comedian. De plaatselijke schepen van cultuur moet de moed hebben om zijn collega's en de burgemeester ervan te overtuigen dat investeren in een puur artistieke productie belangrijk is, ook al komt er minder publiek opdagen. Persmensen moeten aandacht willen besteden aan een cultuurmanifestatie, in plaats van het makkelijker en veel gretiger gelezen infotainment. Ik besef dat dit wat schoolmeesterachtig klinkt, maar het is een essentieel onderdeel van een noodzakelijk proces om de jazz meer armslag te geven. Jazz kan toch niet de ambitie hebben een nicheproduct te blijven.

INTERNATIONALE JAZZ UIT VLAANDEREN

Ten slotte is er het buitenland. Ook daar liggen heel wat groeikansen. De voorbije Flemish Jazz Meeting (begin september) bevestigde nog maar eens hoeveel internationaal potentieel we in huis hebben. Zelfs al kwamen een zevental topmuzikanten en bands (Bart Maris, Robin Verheyen, Ben Sluijs, Jef Neve, Flat Earth Society, Teun Verbruggen en Mâäk's Spririt) voor deze editie niet in aanmerking, dan nog waren de dertien aantredende bands een bewijs te meer dat jazz uit Vlaanderen zijn plek verdient op de buitenlandse podia. En dat met een heel breed gamma, gaande van de klassieke(re) jazztaal van Bart Defoort, Free Desmyter of Carlo Nardozza over het hedendaagse geluid van Jeroen Van Herzeele, Christian Mendoza en Florizoone/Massot/Horbaczewski, van het oriëntaalse Hijaz, het latin-geïnspireerde Pierre Anckaert Trio en het Zuid-Afrikaanse Tutu Puoane naar de hedendaags klassiek gelinkte Saxkartel of RadioKukaOrkest, van het rock- en pop geïnspireerde Briskey naar het jonge geweld van DelvitaGroup. De Jazz Meeting beoogt dan ook vooral de internationale festivals en clubs in contact te brengen met de jazz uit Vlaanderen.

Trouwens, jazz uit Vlaanderen? Voor de aardigheid heb ik de muzikanten op deze meeting eens opgedeeld: er waren zestig muzikanten, negenendertig van hen zijn wat we gemeenzaam 'Vlaming' zouden noemen, de andere eenentwintig zijn afkomstig uit dertien verschillende landen. Wellicht stemt deze internationale mix van 'onze' jazzscene nog het meeste tot optimisme: dat diverse aanbod toont aan wat voor een groeiperspectief deze muziek bezit.