Doomsday-machientjes

Door Jan-Willem Anker, op Sun May 15 2016 06:10:02 GMT+0000

Het komt zelden voor dat literatuur richting geeft aan een politiek discours, maar dat is wat onlangs nog eens gebeurde in Nederland. In een interview in Trouw, over het verbieden van ‘salafistische organisaties’, bekende VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra dat de roman Soumission van Michel Houellebecq hem had doen beseffen dat Nederlanders in toenemende mate aan zelfcensuur doen. Zo is hij ervan overtuigd geraakt dat de godsdienstvrijheid in Nederland ingeperkt moet worden. Volgens Zijlstra schetst Houellebecq in Soumission ‘een Frankrijk van de toekomst, waarin de Fransen zich geleidelijk hebben onderworpen aan allerlei islamitische normen.’ De kop boven het interview was een andere uitspraak van Zijlstra: ‘Onze manier van leven loopt gevaar’. Je zou er haast bang van worden.

Eerder al hadden ook critici Christiaan Weijts (De Groene Amsterdammer), Margot Dijkgraaf (NRC Handelsblad), Pieter van den Blink (De Volkskrant) en Maarten van Buuren (Trouw) zich over Soumission uitgelaten. Van Buuren las de roman als een ‘anti-moderne utopie’, een ‘politieke fictie’ met als doel lezers warm te maken voor het Front National. Net als Zijlstra lazen zijn collega-critici het echter gemakzuchtig als dystopie. Dijkgraaf, Van den Blink en Weijts interpreteerden het schrikbeeld van populistisch rechts dat Houellebecq reproduceerde, als reëel. Dijkgraaf: ‘Wat je schokt, is eerder de gelatenheid waarmee Frankrijk zich schikt naar zijn nieuwe politieke en religieuze machthebbers.’ Van den Blink: ‘Sterk en overtuigend is Soumission alleen in de beschrijving van de klim naar de macht van de islamisten.’

Ook Weijts had het over ‘de westerse samenleving die de sluipende islamisering zomaar toelaat.’ Interessant is zijn epitheton ornans: ‘sluipend’. Toegegeven, in de roman is de islamisering sluipend te noemen, maar Houellebecq moet daarvoor een beroep doen op zoveel strapatsen dat een beetje lezer algauw doorheeft dat het hem om iets anders te doen moet zijn geweest. ‘Sluipende islamisering’ is dan echt zo’n woordcombinatie die onbehagen en zelfs angst kan oproepen. Zij suggereert dat er in het Westen een bedreigende ontwikkeling gaande is die zich niet openlijk uit, maar die zonder dat je het doorhebt overal om je heen plaatsvindt. Hoewel moslims parlementair niet vertegenwoordigd zijn in Nederland en Frankrijk, zou de ‘islamisering’ dus in volle gang zijn.

Angst grijpt je aandacht, bezet je hoofd, omvat je denken

Het zijn dergelijke taalconstructies die je te pas en te onpas terugleest in talloze media. Niet alleen angst voor ‘islamisering’ is alomtegenwoordig, ook angst tout court. Politici zijn er ook dol op, hun omgang ermee is vergelijkbaar. Angst grijpt je aandacht, bezet je hoofd, omvat je denken. Voor media is aandacht valuta, voor politici opent ze de deur naar de politieke agenda. Spreekbuizen schetsen een zeer onwenselijke situatie als reëel en nabij en wij voelen hun boodschap aan ons lichaam. Wat we precies moeten vrezen, blijft onduidelijk, maar het lijkt nog het meest op wanorde, op chaos. ‘Onze’ manier van leven loopt gevaar, tenzij...

Eigen parochie

In Stanley Kubricks dystopische film Dr. Strangelove or: How I Learned to Stop Worrying and Love the Bomb (1964) beschikt de Sovjetunie over de ‘Doomsday Machine’, een geheimzinnig oorlogsapparaat dat de wereld zou vernietigen zodra er bommen op Sovjet-grondgebied vallen. Zo’n apparaat bestond niet – ook al is in The New Yorker tien jaar later aannemelijk gemaakt dat dit wel het geval was – maar de karikaturale Doomsday Machine was een nauwelijks overdreven voorstelling van het kernwapenarsenaal van de Sovjetunie. Natuurlijk kan uit een apparaat – goddank, zou ik bijna zeggen – geen Dag des Oordeels getoverd worden. Toch komt het me soms voor alsof er overal mini-uitvoeringen van de ‘doomsday machine’ bestaan, juist zoals de computer en de telefoon ook steeds kleiner zijn geworden. Redacties, journalisten, opiniemakers of politici wijzen hun lezers en toehoorders voortdurend op het bestaan ervan. ‘Luister naar mij’, zeggen ze dan, ‘want anders...’ Gaat het doomsday-machientje rinkelen?

Ik heb het hier natuurlijk over de retoriek van de angst. Hoe je die herkent? Zij simplificeert dingen of stelt die schematisch voor, terwijl deze dingen in werkelijkheid veel complexer, schimmiger en meerduidiger zijn. Neem die uitspraak van Weijts. Zijn aanduiding ‘westerse samenleving’ is buitengewoon onprecies, want over welk deel van de wereld gaat het hier juist? Daarnaast is – socioloog Willem Schinkel wees daar al op – het woord ‘samenleving’ een performatief begrip: de samenleving bestaat pas zodra je haar in woorden oproept. Elke voorstelling ervan is daarmee ideologisch gekleurd. En ‘islamisering’, wat is dat? Hoe manifesteert die zich momenteel? Sluipend en clandestien, juist, maar hoe dan precies? Ben ik als bewoner van een Amsterdamse wijk waar relatief veel moslims wonen – terwijl ik dit schrijf – onderhevig aan deze sluipende islamisering? Word ik onbewust geïndoctrineerd omdat er een paar honderd meter verderop een moskee staat? Moet ik mijn lieve Iraaks-Koerdische bovenburen nu anders gaan bekijken?

Wie op angst speelt, stimuleert de conservatieve handeling: een negatieve beweging die iets wil voorkomen. De retoriek van de angst verdedigt de status quo. De aanstondse verandering dient afgewend te worden, de boel moet bij het oude blijven. Hoewel ik niet uitsluit dat er ook een progressieve angstretoriek mogelijk is, bevestigt angst doorgaans de zittende macht. Daarmee is niet gezegd dat die retoriek altijd haar beoogde effect bereikt, maar dat zij voortdurend werkzaam is, wordt me wel elke dag voor de laptop in het gezicht geschreeuwd.

Wie op angst speelt, stimuleert de conservatieve handeling

Anderzijds hoef je angst niet slechts te beschouwen als louter nefast of kwaadwillig. Angst activeert, mobiliseert en creëert ook samenhorigheid, in tegenstelling tot schrik die een verlammende werking heeft. Niet toevallig lijkt veel angstretoriek gericht op de eigen parochie. In een stuk over de Amerikaanse filosoof Lauren Berlant schreef Stijn de Cauwer recent in nY dat preken tot de eigen parochie, hoewel futiel, op allerlei manieren erg heilzaam is, want het bindt ‘mensen aan een politiek ideaal en smeedt een affectieve band tussen gelijkgezinden.’ Voor Berlant vormt dit een strategie om politiek gezien niet gedesillusioneerd te raken. De inhoud van de boodschap wordt ondergeschikt gemaakt aan het gemeenschapsgevoel dat zij tot stand moet brengen. Ook de retoriek van de angst moet in dat perspectief worden gezien: als een uiting van het verlangen naar bevestiging, als het bezweren van demonen, als een poging om politieke gemeenschappelijkheid te creëren.

Geborgenheid voelen met het zicht op de vijand? Maar de geborgenheid is vals en de vijand, zoals bij Houellebecq, een fictie.

Jan-Willem Anker (1978) is dichter en schrijver. In 2012 verscheen zijn historische roman Een beschaafde man. In 2015 publiceerde hij een ‘lokaal dagboek’, getiteld Het plein. Momenteel werkt hij aan een dichtbundel en een roman.