Dood aan de nieuwe man!

Door Ronald Meeus, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Met de actiefilm The Expendables, vanaf 25 augustus in onze zalen, keert Sylvester Stallone terug naar zijn roots. De film wordt een hommage aan de testosteronfilms uit de jaren 1980 en de vroege jaren 1990, die het gedeukte zelfbeeld van de man moesten opkrikken.

expendablesposterHeilige tricepsen! The Expendables moet zowat de natte droom zijn van al wie tuk is op ouderwetse testosteroncinema. Acteur-regisseur Sylvester Stallone verzamelde een cast waarin hij zij aan zij speelt met Arnold Schwarzenegger, Bruce Willis, Jason Statham, Dolph Lundgren, Mickey Rourke, Jet Li en Steve Austin. Van zo’n zootje ongeregeld moet je uiteraard geen verfijnd drama verwachten, en maar goed ook: The Expendables is vooral bedoeld als hommage aan de actiecinema uit de jaren 1980 en de vroege jaren 1990, toen de zonet vernoemde heren vooral uitblonken in het oplossen van complexe wereldproblemen (zoals het opkomende internationaal terrorisme, vermiste Ameriekaanse krijgsgevangenen in Vietnam of de Russische invasie van Afghanistan) met behulp van ratelende mitrailleurs.

Heilige tricepsen! The Expendables moet zowat de natte droom zijn van al wie tuk is op ouderwetse testosteroncinema

Stallone stampte samen met Schwarzenegger in de vroege jaren 1980 die hele golf van bicepsfilms in gang. First Blood (1982), waarin Stallone voor het eerst in de huid kroop van icoonpersonage John Rambo, was de proloog voor een tijdperk waarin Hollywood het Amerikaanse publiek, dat nog maar pas aan het bekomen was van het débâcle in Vietnam, mythische reuzen presenteerde. Die namen het over waar de Amerikaanse overheid had gefaald. De torso van Stallone werd een handelsmerk, en dat voorbeeld werd gevolgd door andere nieuwbakken spierbundels-acteurs die zich ook op het nieuwe testosterongenre gooiden. Hun lichaam moest gewoon maar een projectie zijn van de onderhuidse fantasieën van de gemiddelde man, die sentimenten uit de films puurde die hij niet meer uit het dagelijkse leven kreeg. Hij zag Herculesachtige helden die alle obstakels uit de weg ruimden, en hun tegenstanders niet alleen overwonnen maar ze compleet vernietigden.

‘IF IT BLEEDS, WE CAN KILL IT’

De body count in de Amerikaanse actiefilm bereikte snel ongeziene hoogten. Rambo: First Blood Part II (1985) telde 202 gewelddaden in amper 95 minuten. Dat geweld richtte zich op Vietnamese en Russische tegenstanders, want de verhaallijn had een onmiskenbaar politieke inslag. De film vormde het sluitstuk van een hele reeks waarin Amerikaanse reuzen zogeheten ‘P.O.W.’s’ (krijgsgevangenen) uit de Vietnamese jungle moesten redden, en op die manier het publiek hielpen om in het reine te komen met Vietnam. Uncommon Valor (1983) en Missing in Action (1984) tapten bijvoorbeeld uit hetzelfde vaatje.

In hetzelfde jaar van Rambo: First Blood Part II liet Commando (1985) een actiegenre zien dat ook in een veel breder opzicht een gevoelige snaar had geraakt. De volkomen apolitieke plot van de film, waarin Arnie Schwarz zijn dochter moet redden uit de kladden van een bende terroristen, toonde een held die in de eerste plaats een vader is. Het genre wrikte zich stilaan los van zijn Reaganeske politieke achtergrond en ging gewoon om de mannelijkheid van zijn hoofdpersonages draaien. Actiefilms als de Lethal Weapon-reeks (1987 en 1989), Arnies Predator (1987) en Stallones Cobra (1986) introduceerden een eerder messianistische cinemaheld, die in de plaats kwam van zijn mythische voorganger. Vaak begint zo’n film met de held die terugkeert uit ballingschap. Zoals Chuck Norris’ personage Scott McCoy uit The Delta Force (1986), die opnieuw voor zijn oude werkgever gaat werken wanneer een vliegtuig met Amerikaanse passagiers wordt gekaapt in Beiroet. De held had zich afgekeerd van de menselijke samenleving, maar keert terug naar het slagveld omdat de ernst van de situatie erom vraagt. Niet zelden werd hij getormenteerd door zijn verleden (hij was een Vietnamveteraan, of zag – zoals in The Road Warrior (1982) en The Punisher (1989) – zijn geliefde of gezin vermoord worden), en vond hij dankzij de hoofdintrige van de film zijn verlossing.

Die komt er op twee manieren. De eerste is de doorgezette ritualisering van het mannelijke lichaam. Dat van Mel Gibson in Lethal Weapon, Steven Seagal in Above the Law (1988) of Jean-Claude Van Damme in Bloodsport (1988) is opvallend minder bonkig dan dat van Sly en Arnie, maar wordt door het intensieve gebruik van martial arts meer en meer zélf een wapen. En een tweede manier om tot verlossing te komen, is pijn. Veel pijn. Zowat elke actiefilm uit de late jaren tachtig bevat een scène waarin de protagonist wordt gefolterd, gevolgd door een sequentie waarin hij zichzelf bevrijdt, en ook zijn kwelgeest – het liefst nog door middel van diens eigen foltertuig – lik op stuk geeft. Een scène uit Cyborg (1989), waarin de gekruisigde Jean-Claude Van Damme het kruis aan splinters trapt, had wat dat betreft een iconisch beeld kunnen worden… ware het niet dat de film flopte.

‘I’M FUCKFACE, HE’S ASSHOLE’

Maar waar kwam al dat plotse vertoon van viriliteit eigenlijk vandaan? Onderzoekers die het genre onder de loep namen, zoals de Britse sociologe Yvonne Tasker, vermoeden dat de grote onzekerheid van de gemiddelde man in dat tijdperk er voor iets tussen zat. We zaten aan het eind van de tweede feministische golf, en vrouwen begonnen meer en meer hun plaats in de maatschappij op te eisen. Mannenbladen als Playboy maakten tegen het einde van de eighties ook voor het eerst gewag van de ‘nieuwe man’, die welgemanierd was, de wc-bril opnieuw omlaag deed nadat hij had geplast, en niet meer bang of vies was van cosmetica.

De gemiddelde man wist absoluut niet wat hij ermee aanmoest, en greep naar vertier waarin rauwe mannelijkheid nog de norm was. Maar ook in de scenario’s van ‘zijn’ films werd er aan dat ideaalbeeld geknabbeld. Populaire cultuur, waartoe we actieprenten zeker mogen rekenen, bevat namelijk evengoed thema’s en invloeden uit de polsslag van hun tijdsgewricht als dingen die uit de zogeheten ‘hoge’ cultuur komen. Alleen stoppen scenaristen en regisseurs ze er veelal onderbewust in. Vooral de onderhuidse seksuele component in actiefilms na 1985 is bij momenten confronterend. Uiteraard valt het fallische fetisjisme voor vuurwapens niet weg te denken uit het genre (denk aan de twee hoofdpersonages uit Lethal Weapon die hun vuurwapens naast elkaar leggen om te zien wie de grootste heeft), maar er is meer. De omgang tussen de personages krijgt bijvoorbeeld een lichte zweem van homo-erotiek: tijdens een eerste confrontatie met de slechterik in Lethal Weapon II debiteert Gibson letterlijk: ‘I will fuck your ass. I will send you home with your balls in a sling.’

Vooral de onderhuidse seksuele component in actiefilms na 1985 is bij momenten confronterend

Wat ons meteen bij het volgende element brengt: castratie! Een van de belangrijkste slechteriken uit Rambo III (1988) werd bijvoorbeeld uitgeschakeld door middel van een granaat in de broek, nadát hij al werd opgehangen. Ook de krampachtige of ontwijkende manier waarop actiehelden omgaan met vrouwelijke personages lijkt soms te suggereren dat ze met impotentie worstelen. Bijzonder vaak worden seksuele avances van de leading lady – nochtans negen keer op de tien een moordwijf – botweg afgewezen. In de eerste Missing in Action sommeert Chuck Norris een potentiële love interest zelfs om zich om te draaien terwijl hij zich omkleedt: ‘Ik ben een beetje verlegen.’

‘YIPPEE-KI-YAY, MOTHERFUCKER!’

Een manbeeld dat leek op wat we ondertussen allemaal de ‘nieuwe man’ noemen, werd dan weer ongebreideld uitgespeeld in de slechterik. Het contrast werd vooral duidelijk in Die Hard (1988), waarin Bruce Willis’ personage John McClane een metaforische strijd levert tegen de nieuwe man in hoogsteigen persoon: de charmante, ijdele, welgemanierde, goedgeklede, in mode en beleggingen geïnteresseerde meesterboef Hans Gruber (Alan Rickman). Willis’ working class-personage vertegenwoordigt zijn absolute tegenpool: de man’s man, die eerder beantwoordt aan een stereotype dat decennia geleden werd neergezet door westernhelden als John Wayne en Roy Rogers. Precies daarom is de sleutelscène waarin McClane via CB-radio converseert met Gruber zo belangrijk: het moment waarop hij het gesprek afsluit met ‘Yippee-ki-yay, motherfucker’. Het eerste deel uit de kreet komt recht uit die klassieke westerns en meet McClane de gedaante van de archetypische Amerikaanse held aan.

In de jaren 1990 ebden die invloeden stilaan weg en ondertussen zijn de meeste actiefilms, op een uitzondering als de Transporter-films na, pure straight-to-dvd-uitgaves. Maar als het van Stallone afhangt, staan we aan de vooravond van een fikse revival. Misschien is het huidige tijdskader, waarin vrouwen ook in pure mannenbastions zijn doorgebroken, veeleisender worden in bed en hun man met dagcrèmes opzadelen, daar opnieuw niet vreemd aan?