Dialoog van woorden en noten

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Het Leuvense muziektheatergezelschap Braakland/ZheBilding gaat intussen al tien jaar zijn eigenzinnige weg. Ingrediënten? Een subtiel samenspel van woorden en noten, in een uitgekiende dialoog tussen muziek en theater. Producties als koortsthermometers tussen de niet altijd even rozige billen van de tijd. En microfoons - veel microfoons. Hoe maakt Braakland van muziektheater méér dan een simpel sommetje?

Tien jaar geleden studeerde regisseur-auteur Stijn Devillé theaterwetenschappen in Leuven. Tussen pot en pint constateerden hij en een paar vrienden (dramaturge Els Theunis en Geert Bové, ondertussen beter bekend als Wayn Traub) dat Leuven op dat moment een vrij bedroevend cultureel braakland was. Wél een opleiding theaterwetenschappen aan de universiteit, wél een praktijkinstelling als het Lemmensinstituut. Maar geen professioneel theatergezelschap. Daar kon aan gebouwd worden, vond het trio, en zo ontstond Braakland/ZheBilding. Speciaal voor het professionele elan trok Devillé nog een paar jaar naar het Rits in Brussel. Braakland diende eerst vooral als laboratorium voor zijn producties als regiestudent, maar dan ging het ineens erg snel. Al in 2000 kreeg het gezelschap een kleine, maar fijne structurele subsidie. Pers en theaterwereld schreeuwden moord en brand, want het gezelschap zou daar veel te jong voor zijn. Braakland negeerde de kritiek en groeide vastberaden door tot het Leuvense theaterhiaat tot de laatste voeg was opgevuld.

Teksttheater bleek de eerste liefde van het gezelschap, maar algauw ontdekten de makers de meerwaarde van muziek voor hun voorstellingen. Sinds enkele jaren trekt Braakland dan ook steevast de kaart van het muziektheater, waarmee het zich een behoorlijk uniek plekje binnen het Vlaamse theaterlandschap heeft verschaft. In tegenstelling tot bijvoorbeeld LOD, waar de huismuzikanten veeleer uit de klassieke en jazzscène komen, engageren de Leuvenaars bij voorkeur muzikanten die experimenteren met pop, rock, folk en allerlei cross-overs.

Wie die unieke Braakland-cocktail ten volle wil smaken, is best bestand tegen een grote dosis monologen en microfoons. Zeker in de eigen werkplek, de Molens van Orshoven — een industriële graanmolen uit de negentiende eeuw — levert die combinatie doorgaans een statisch theaterbeeld op. Acteurs staan aan hun microfoonstandaarden gekluisterd, geflankeerd door de gietijzeren steunkolommen die het speelvlak overheersen. Toch wérkt dat gefixeerde beeld. Denk aan de monoloog Lied, waarvoor acteur-auteur Kris Cuppens in 2006 de Taalunie Toneelschrijfprijs ontving. Naast hem op de vloer één muzikant, Geert Waegeman. Cuppens liep voor een nieuwe scène al eens naar een andere plek, maar meestal stond hij zo goed als stil en werd zijn microfoon een houvast waar zijn personage zich tijdens zijn emotioneel zwaarste momenten aan leek vast te klampen. Beweging was er nauwelijks, en toch. Samen zorgden tekst en muziek dat je fantasie begon te deinen en te golven. Braakland speelt op een innerlijke beweging. Daar komt het publiek ook voor. Het gezelschap schaaft en schaaft om het tot een emotioneel hoogtepunt te brengen.

Afgelopen seizoen heeft Braakland daarin twee cruciale stappen gezet. En wel allebei in een voorstelling, Trust. Tekstueel wordt radicaal gebroken met de monologische traditie van het gezelschap: voor het eerst krijg je dialogen zonder verteller. Nog opmerkelijker is dat de voorstelling ook muzikaal uitpuurt wat er de vorige seizoenen al zat aan te komen. De muziek van Rudi Trouvé en Mauro Pawlowski neemt zo'n prominente plaats in dat ze uitgroeit tot een volwaardig extra personage.

'Vertrouwt ge mij?'

Voor de tekst van Trust ging Braakland te rade bij het gelijknamige filmscript van de Amerikaanse cultregisseur Hal Hartley uit 1990. Maria (Jessa Wildemeersch) is een alledaags, zelfs goedkoop tienermeisje. Kauwgom maalt door haar mond, haar kledingsmaak getuigt evenmin van veel fijnzinnigheid. In de openingsscène toont ze zich zelfs ronduit arrogant als ze geld eist van haar ouders: 'Pa, geef mij 5 dollar.' Haar vader houdt zijn portefeuille dicht, waarop dochterlief onomwonden meedeelt dat ze zwanger is. Van de weeromstuit krijgt de man een hartaanval en sterft. Maria's moeder gooit haar het huis uit, haar vriendje laat haar vallen. Het is op dat miserabele dieptepunt dat ze Matthew (Pieter Genard) ontmoet, een computertechnicus met enkele freaky kantjes. Hij jaagt zijn collega's de daver op het lijf, neemt constant ontslag of wordt zelf wel ontslagen. In zijn broekzak hoort standaard een handgranaat: je weet immers nooit… Liefde? Nee, dat woord blijft in het midden. Maar het tweetal weet op de duur wel min of meer wat het waard is.

De tekstbewerking van regisseurs Stijn Devillé en Adriaan Van Aken blijft trouw aan Hartley. Veel van de afstandelijke dialogen komen letterlijk uit de film en de typisch Amerikaanse sfeer wordt behouden, wars van het Vlaamse theaterpubliek dat ook best zonder dollars en American football had gekund. Zelfs aan de flitsende opeenvolging van korte scènes bij Hartley heeft Braakland in zijn vertaling van film naar scène niet geraakt. Het doet de sociale kritiek onder het origineel er des te beter uitkomen. Maria en Matthew worden door de gangbare normen afgedaan als losers. Ze lijken niet in, maar buiten de maatschappij te staan. Maar ze zijn niet zomaar door de mazen van de samenleving gevallen. Ze stappen er zelf uit. Daarin schuilt vooral de evolutie van Maria. De goedkope sloerie wordt een meisje dat nadenkt over haar plaats in de wereld: de plek die ze krijgt én deze die ze wil. Als Matthew een zwak moment beleeft wanneer hij een hersendodende job aanneemt om beter voor haar en de baby te kunnen zorgen, weigert zij hem in zijn nieuwe mal: een man die van zijn rotjob thuiskomt met een rothumeur, in zijn sofa ploft en alleen maar knorriger wordt. 'Ik had hem liever zoals hij was', biecht ze op. 'Gevaarlijk.' Zo vat je, naarmate het stuk vordert, een bizarre sympathie voor deze personages op. Ze maken geen evidente keuzes, maar weten waarvoor ze kiezen en blijven daarbij.

Die analyse van Hartley heeft Braakland goed gemaakt. De aard van de dialogen scherpt de maatschappijkritiek nog wat aan. Vaak ratelen personages naast in plaats van met elkaar. Pas op een tweede plan merk je waarover hun dialogen eigenlijk gaan: gebrek aan communicatie, intolerantie voor buitenbeentjes, gebrek aan vertrouwen. En dan worden het weer de buitenbeentjes die de boel moeten redden. Neem de scène waaraan het stuk zijn naam ontleent. 'Vertrouwt ge mij?', vraagt Maria aan Matthew. 'Als gij mij eerst vertrouwt', kaatst die terug. Het meisje maakt er verder geen woorden aan vuil, kruipt op een toren (hier een stelling) en laat zich er zonder omkijken vanaf vallen. Hij is net op tijd om haar op te vangen. 'Ik vertrouw jou', is haar conclusie. Of hoe een voorstelling over beladen menselijke verhoudingen toch licht en grappig kan kleuren. Zo wil Maria dat Matthew haar evenzeer vertrouwt, en maant ze hem aan om op zijn beurt op de toren te klimmen. Bijna dubbel zo groot als het meisje, dreigt Matthew/Pieter Genard al haar botten te breken. Er gaat een opgeluchte giechel door de zaal als hij uiteindelijk op zijn passen terugkeert. Hij springt niet, maar het punt is gemaakt. Ergens zit het goed met het vertrouwen tussen de twee.

De muziek acteert

Veel eerbetoon aan Hartley, dus. Devillé en Van Aken hebben bij de Amerikaan een verhaal herkend dat ze ook willen vertellen. Eén met scherpe kantjes, over de onderlagen, vanuit een hang naar de maatschappelijke koortsthermometer. Maar waarin toont Braakland dan zijn eigen gezicht? Het geheim zit hem in het geslaagde duet tussen tekst en muziek. En dat begint in Trust bij het decor. Voor het eerst in het Braakland-parcours is het klassieke rommeltje van microfoons, aftandse audioapparatuur en televisies (hier en daar herken je een toestel uit vorige producties) een gedeeld decor geworden. Het vormt zowel het fictionele arbeidsmilieu van elektrohersteller Matthew als de praktische speeltuin van muzikanten Rudi Trouvé en Mauro Pawlowski. In kleurloze stofjassen staan zij erbij, en knutselen met al hun speeltjes een extra stem in het stuk. 'Dolby surround for the poor' noemt Trouvé zijn uitvinding: een bazaar aan oude cassetterecorders, afgedragen versterkers en geklasseerde bandopnemers en luidsprekers. Zo talrijk staan ze verspreid over de scène om in telkens nieuwe combinaties het samenspel aan te gaan, dat je er bij aanvang nauwelijks de acteurs in terugvindt. Braakland heeft daar een patent op: eerst kunnen alle kabels over de vloer de doorwinterde theaterkijker wel eens afleiden, maar binnen de kortste keren schept het stuk een fictionele sfeer die het allegaartje op scène overstijgt in een wereld áchter de rommel — die in de hoofden van de personages. In Trust is het allemaal deel van één universum.

Die inniger relatie met het wel vaker verrassende muzikale arsenaal van Braakland is de voorlopige slotsom van een hele verkenningstocht. In 2005-2006 flankeerden Geert Waegeman en Cro Magnon-actrice Chris Lomme in Zoon, een monoloog over een moeder die haar eigen zoon doodt om van de tirannie van zijn drugverslaving verlost te raken. De speciaal gecomponeerde muziek viel bijzonder in de smaak, maar het totaalpakket vormde nog geen onlosmakelijk geheel. Je had evengoed van Cro Magnon kunnen genieten zonder Lomme, en van Lomme zonder muziek. Een stap verder gingen Lied en De vreemdeling. In de monoloog van Kris Cuppens dikte de muziek de emotionele geladenheid van de tekst aan: je kon onmogelijk zeggen of het nu de acteur of de muzikant was die je kippenvel gaf. In de Camus-bewerking daarentegen vertolkten Waegeman en Gerrit Valckenaers de emoties die de personages zelf niet (konden) uitspreken. Meursault (Pieter Genard) begraaft zijn moeder en vermoordt een Arabier, maar hij wordt in de rechtszaal vooral hard aangepakt om zijn strakke onbewogenheid. Die afstandelijkheid werd gecompenseerd door de soundtrack. Dáár voerden de personages het emotionele gevecht met de samenleving die hen verstikte en uitspuwde. Net omdat de muziek bij de onheilspellende slotrede van de advocaten uitgroeide tot een orkaan, bleef dat eind in je geheugen hangen: één kakofonie van stemmen en geluidsgeweld tegen de maatschappelijke wurggreep. Muziek als vertaling van een heftig gevecht.

Trust neemt weer een horde meer. Was muziek al belangrijk in de originele filmversie, op toneel wordt ze een volwaardig personage tussen de andere. Van meet af aan merk je aan de pokerfaces van Trouvé en Pawlowski dat ze meer van plan zijn dan een fraai muziektapijt onder de voorstelling te leggen. Het tweetal schuift zichzelf op gezette tijden prominent naar voren. De muzikanten worden acteurs: hand in hand — één keer zelfs letterlijk — geven ze het woelige emotionele gesudder in de hoofden van de personages klank. Met hun samenraapsel van knopjes, schuivers en snaren schrijven ze een oorspronkelijke soundtrack bij elkaar. Nu eens maakt experimenteel pianogetokkel dolbygewijs de hoofdmoot van een nummer uit, dan weer klinken elektronische klanken, al dan niet ondersteund door vocoder of gitaren op het voorplan. Hilarisch is het stukje waarin Trouvé en Pawlowski zichzelf als een stel kleurloze clowns in de kijker zetten. Boven hun geluidsprisma zet Trouvé een handgeklapnummertje in. Pawlowski volgt hem met een quasi onnozele frons op het voorhoofd. Het is een korte lichte noot in de overheersend donkere sfeer die het tweetal oproept.

De meerwaarde — zelfs de onverbrekelijke noodzaak — van de muziek toont zich nog het mooist in de talloze wissels tussen de korte, snelle scènes in Trust. Die overgangen zijn vaak een hele ombouw. Telkens moeten de acteurs de microfoons versjouwen om hun personages ook in de volgende scène op de juiste plek te laten dialogeren. Wie Hartley's film kent — en Braakland niet of minder goed — kan in die microfoons een knipoog zien naar de schoonheidsfoutjes van de film. Daar gaat haast geen scène voorbij of de microfoon komt even in beeld. Charmante gimmick van Hartley of te weinig budget voor nieuwe takes? In elk geval zijn de microfoons bij Braakland veel meer dan een grappig trucje. Ze zijn er altijd. Ze horen erbij en moeten in het stuk geïntegreerd worden om de woorden boven de muziek te helpen. In Trust doen de muzikanten de acteurs een wederdienst. Om te vermijden dat de voorstelling bij elke podiumherschikking als een pudding in elkaar zakt, nemen Trouvé en Pawlowski het spel over. Met hun vreemde elektronische gadgets stelen ze de show, zonder de acteerprestaties van Genard, Wildemeersch, Vertongen en Cuppens voor de voeten te lopen. Eigenlijk zetten ze die nog extra in de verf. Hun muziek wordt een alternatief voor de montagetechniek van de film. Hun inbreng houdt tijdens de potentieel vertragende scènewissels de fictionele wereld overeind die Braakland tussen alle snuisterijen door bij de toeschouwers weet in te planten. En die wereld raakt, vertrouw me.

Met de dialoog woord-muziek heeft het Leuvense gezelschap in Trust een niet mis te verstane stap gezet in de ontwikkeling van zijn muziektheatertaal. Tekst is en blijft belangrijk, maar muziek is daar niet langer slechts een mooie aanvulling op. De tonen gaan met de woorden een rechtstreekse tweespraak aan en moeten er niet voor onderdoen. Precies omdat beide inspiraties elkaar in Trust zo goed verstaan, loopt de voorstelling evenmin gevaar om door de muziek gedomineerd te worden. De dialoog is er een tussen evenwaardige partijen.

Voor alle info over Braakland/ZheBilding: www.inbreek.be