Decolonizing architecture

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

In november en december was in Brussel de tentoonstelling Decolonizing Architecture te zien, het resultaat van een samenwerkingsverband van de in Bethlehem en Londen gebaseerde architecten Sandi Hilal, Alessandro Petti en Eyal Weizman. De tentoonstelling experimenteert met het ontwerpen van mogelijke architecturale interventies om de Israëlische bezettingsarchitectuur in de Palestijnse gebieden te beëindigen. Dit leidt tot verfrissende inzichten, maar roept ook vragen op.

De arm van een gele bulldozer beukt gewelddadig in op de laatste muur van het laatste huis van een voorstedelijk wooncomplex. Puin en brokstukken van een koloniaal verhaal worden uitgespreid over de vlakte; beelden van een vals afscheidsfeestje.

Het is 2005. Ariel Sharon, op dat moment eerste minister van Israël, heeft beslist om ongeveer achtduizend individuen van zijn 'civiele bezettingsleger' te evacueren. Wereldwijd worden de waanbeelden van een 'bevrijding' uitgezonden: in werkelijkheid gaat het om een militaire terugtrekking vanuit het midden naar de periferie van de Gazastrook. Op de synagogen en enkele structuren na wordt het stedelijke weefsel en de infrastructuur die het koloniale project gedurende decennia ondersteunden volledig ontmanteld.

De volgende morgen, voor het eerst in meer dan vijftig jaar, hebben Palestijnen toegang tot wat voor een hele generatie een plek van tegengestelde verzoekingen en verzuchtingen was. In een spontaan moment van transgressie en vrije wil, worden de schaars overblijvende koloniale bouwwerken vernietigd als een uiting van hertoe-eigening en empowerment. Sterke beelden die deuren openen naar het tot dan toe ondenkbare: een lange vrijheidsstrijd wordt beloond met tastbare ruimtes van hoop. Israël ontnam de Palestijnen echter de kans om dit moment van toe-eigening, transformatie en uiteindelijk bewonen van de onderdrukkende koloniale architectuur ook echt te kunnen beleven door zelf de meeste gebouwen en infrastructuur te vernietigen.

Dit moment was te zien op de openingsvideo van de tentoonstelling Decolonizing Architecture in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Ze kwam tot stand in samenwerking met het Masarat Festival georganiseerd door de Hallen van Schaarbeek en maakte deel uit van de eerste editie van de Brussel Biënnale. Lieven De Cauter en Iwan Stravuen, gastcurator en coördinator, stellen het resultaat voor van een geslaagde samenwerking tussen de architecten Hilal, Petti en Weizman. In drie zalen worden de context, het idee en de concepten achter Decolonizing Architecture voorgesteld aan de hand van videoprojecties, maquettes en fotomontages over twee reële plaatsen op de Westelijke Jordaanoever. Het project is een voortzetting van eerder werk van de architecten rond Palestina-Israël, waarin ruimte, architectuur, kolonisatie, veiligheid, controle en burgerschap centraal staan.

In de tentoonstelling wordt grensverleggend onderzoek getoond over wat er gebeurt wanneer de Palestijnse bevolking plots terug toegang krijgt tot de bebouwde plaatsen van de Israëlische bezetting op de Westelijke Jordaanoever. Ze gaat over de omkeerbaarheid van koloniale machtsverhoudingen door een oefening in het bevrijden van 'gekoloniseerde geesten'. Het voorstellen van architecturale interventies in concrete plekken in de bezette gebieden wordt hierbij strategisch gebruikt om nieuwe horizonten te verkennen in een aanslepend conflict. Voor de kunstenaars impliceert 'dekolonisatie' de 'ontmanteling van de dominerende (financiële, militaire en juridische) structuur, ontworpen op maat van één nationaal-etnische groep, als onderdeel van de strijd voor rechtvaardigheid en gelijkheid'. Zo wordt via architectuur de mogelijkheid getoond om een nog niet bestaand postkoloniaal spelbord te verbeelden, waarin een middeleeuwse geografie van nederzettingen en militaire forten getransformeerd wordt tot een bevrijdende ruimte. De confrontatie van een koloniaal project met zijn eigen middelen zet aan tot nadenken: een gesofisticeerde instrumentenset van ruimtelijke planningsconcepten wordt nu gebruikt om onderdrukkende architectuur om te vormen en weer toe te eigenen. Alvorens de strategieën voor dekolonisatie toe te lichten moeten we dan ook eerst de koloniale logica zelf onder de loep nemen.

DE VOORTZETTING VAN OORLOG MET ANDERE MIDDELEN

Israël heeft architectuur en planning steeds gebruikt om oorlog voort te zetten met andere middelen. Architectuur wordt gebruikt om gebieden te bezetten en ruimtes te controleren, zodat gebieden en een volk permanent overheerst kunnen worden. Zoals Eyal Weizman uitvoerig heeft beschreven, wordt het stedelijke weefsel en de infrastructuur die dit ondersteunt net zoals de tank, het geweer, en de bulldozer gebruikt om tactische en strategische doelen te bereiken. Steden vormen zo niet enkel het speeltoneel voor oorlogsvoering, maar zijn ook haar wapens en munitie.

Vandaag meer dan ooit belichamen de Palestijnse bezette gebieden een dystopische werkelijkheid die de verderzetting van een zionistisch project weerspiegelt. Twee overlappende geografieën — Israëlische nederzettingen en Palestijnse steden en dorpen — wedijveren om dezelfde ruimte in een asymmetrische strijd voor land en grondstoffen. Decennia van voortdurende kolonisatie hebben de Palestijnse geografie volledig omgegooid. De situatie zou kunnen worden beschreven door de metafoor van een groep steeds kleiner wordende Palestijnse eilanden, geteisterd door een stijgende waterspiegel die het gevolg is van een 'koloniale opwarming': langzaam worden de eilanden geabsorbeerd om op termijn volledig te verdwijnen. Dit wordt duidelijk wanneer we de Palestijnse cartografie van de laatste veertig jaar bekijken en vergelijken met de Israëlische koloniale evolutie: het toont een evolutie van twee aparte gehelen naar een veelheid van kleine geïsoleerde Palestijnse Bantustans (de zogenaamde 'homelands' waar delen van de zwarte bevolking tijdens het Aparteidsregime in Zuid-Afrika een schijnonafhankelijkheid genoten, red.), en een voortgaande absorptie en incorporatie van stukken van de Westelijke Jordaanoever in Israël. Dit scenario is zichtbaar in een symbolisch landschap dat wordt gevormd door Israëlische nederzettingen, militaire bases, controleposten en massieve scheidingsbarrières in combinatie met een meer subtiele, bijna onopgemerkte topografie van schijnbaar banale nutsinfrastructuur. Wegen, pijpleidingen en kabels lopen langs etnische lijnen doorheen de Westelijke Jordaanoever, vergroten op deze manier de Israëlische overheersing en laten zien hoe planning en architectuur de basis vormen voor verdere kolonisatie van het alledaagse.

ENCLAVES EN ARCHIPELS

In de Palestijnse bezette gebieden is het koloniale project dus uitgemond in een reeks van 'enclaves en archipels', onderling verbonden en afgesloten door een systeem van bypass roads en bewakingstechnieken. Deze geavanceerde controle-infrastructuur heeft tot doel de bevoorrechte af te scheiden van de onderdrukte. Het vormt een extreem voorbeeld van wijdverspreide technieken om de ander 'tot ander' te maken en zo ook van racistische opdelingen tussen 'wij' — Israëli's — en 'zij' — Palestijnen. Deze harde realiteit, waar dominante ruimtes bestaan, afgebakend door sterk beveiligde, gemilitariseerde en steeds moeilijker te overschrijden grenzen, contrasteert met de gemeenzame voorstelling van de wereld als een plaats waar alles vrij in beweging zou zijn — goederen, kapitaal en mensen. Mobiliteit wordt een privilege voor enkelingen, immobiliteit de toestand van de meerderheid. Wereldwijde tendensen om de toegang van de armen en lagere sociale klassen tot de publieke ruimte te beperken, illustreren hoe ook neoliberale verstedelijking hand in hand gaat met militarisering van de ruimte. Door het voortschrijden van een marktgericht kolonisatieproject worden wereldwijd archipels van bevoorrechte en onderling verbonden ruimtes gecreëerd naast en tussen verwaarloosde en afgesloten enclaves.

Er is dringend nood aan diepere reflectie en experiment om die leemtes terug een deel van de samenleving te laten worden, en om bloot te leggen wat de gevolgen zijn van de destructieve en verdelende dynamiek van ruimtelijke ongelijkheid voor ons ideaal van burgerschap. Dit kan door de barsten in het koloniserende kapitalistische model te gebruiken en het verder te ontwrichten. Transformatie en hergebruik van ruimtes (zoals verlaten militaire bases en industriële complexen), maar ook de strijd tegen ruimtelijke fragmentatie en enclavisering in steden (zoals de 'gated communities' en sterk bewaakte shoppingcentra in landschappen van groeiende armoede) vereisen gelijkaardige oefeningen van verbeelding en omkeerbaarheid. Meer dan ooit is het duidelijk dat sociaal-ruimtelijke rechtvaardigheid zal moeten worden afgedwongen. De oefening die wordt gemaakt in Decolonizing Architecture draagt hiertoe bij, door de ontwikkeling van emanciperende concepten en instrumenten. En net omwille van die bevrijdende capaciteit is het belangrijk het dekolonisatieproject te laten rondreizen, ook buiten de Israelisch-Palestijnse context.

OUSH GRAB EN PSAGOT: MILITAIRE EN CIVIELE BEZETTING

Voor de uitwerking van dekolonisatiescenario's worden op de tentoonstelling twee koloniale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever gebruikt: Oush Grab en Psagot. Oush Grab is een Israëlisch militair kamp met 360 graden uitkijk over de regio Bethlehem. Het werd achtereenvolgens gebruikt door het Britse Mandaat, het Jordaanse legioen en het Israëlische leger als een strategische locatie om de bevolking te controleren en militaire acties uit te voeren. Oush Grab werd in mei 2006 officieel verlaten en aan de gemeente Bethlehem toegewezen. Vandaag is de heuveltop betwist terrein: Israeli's willen er opnieuw een koloniale nederzetting stichten en Palestijnen eisen hun recht op om het kamp om te vormen tot een hospitaal en een park.

Psagot is een nederzetting van 1100 inwoners in de heuvels rond Ramallah. In 1964 kocht de gemeente Jeruzalem het land aan om er een zomeroord te ontwikkelen voor rijke Koeweiti op zoek naar verkoeling. In 1967, kort na de Israëlische bezetting, werd het project stopgezet. Als onderdeel van het vredesverdrag met Egypte werd het land vijftien jaar later ter compensatie aangeboden aan Israëli's die geëvacueerd waren uit nederzettingen op Sinaai. Vandaag breidt Psagot verder uit en vormt het een strategische plek in Israëls koloniale project.

Aan de hand van deze voorbeelden slagen de architecten erin om de mogelijke concepten en ruimtelijke mechanismen van architecturale dekolonisatie uit te beelden. Hiervoor gebruiken ze videoreportages en luisterfragmenten met actoren om de context te schetsen. In een tweede ruimte worden ideeën voorgesteld voor materiële interventies in de twee gevalstudies aan de hand van maquettes, schetsen en fotomontages. Ten slotte worden fragmenten getoond van interviews met lokale actoren die worden geconfronteerd met de ideeën voor fysieke interventies. Bij die voorstellen worden extremen van volledige destructie of eenvoudig hergebruik vermeden.

De twee uitgekozen plaatsen zijn representatieve maar uiteenlopende sites van het koloniale project: een geëvacueerde militaire zone en een permanente site van 'burgerbezetting'. Oush Grab vormt een directe mogelijkheid om Gaza's gemiste kans op een andere manier aan te pakken, maar is ook een mentaal keerpunt voor de lokale bevolking, die voor het eerst kennismaakt met het idee van het omvormen en zich weer meester maken van een traumatische plek. De plek blijft echter een betwiste ruimte tussen Palestijnen die een nieuwe bestemming aan de site willen geven en Israëlische burgers en militairen die de plek opnieuw willen bezetten. De confrontaties van een ongelijke strijd tussen onderdrukker en onderdrukte in eenzelfde ruimte zijn af te lezen uit overschilderde graffiti op de muren, en worden ook weerspiegeld in naamsveranderingen en de verschillende invullingen van de overblijvende gebouwen.

Een dekoloniseringsscenario uitwerken voor Psagot is moeilijker. Psagot is een typisch voorbeeld van een — aan de rode daken herkenbare — Israëlische, voorstedelijke nederzetting in de Westelijke Jordaanoever. Video-interviews met bewoners van Psagot choqueren doordat ze een logica tonen die niets te maken heeft met een koloniale bezetting, maar met een natuurlijk proces van neerstrijken op door God toebedeeld land. Deze ideologische drijfveer geldt niet voor alle kolonisten. Vele Israëli's zijn aangetrokken door de levensstijl en -kwaliteit in de nederzettingen, op enkele minuten van de stad maar in een landelijke omgeving. Ondertussen beperken de nederzettingen de mogelijkheid tot verdere uitbreiding van de Palestijnse steden, en doen ze dienst als controleposten. Het inbeelden van een nieuwe toekomst voor de huizen van deze burgerlegers vormt een belangrijk onderdeel van de gedachteoefening waar de tentoonstelling op gebaseerd is. Volgens de architecten is een wat onwennige glimlach vaak de eerste reactie op decolonizing architecture, in het bijzonder bij de Palestijnen. In eerste instantie voelden de ontwerpers zich niet begrepen en niet _au sérieux_genomen, maar intussen zien ze in de glimlach net zo goed het 'eerste moment van dekolonisatie' waarin mentale grenzen worden verlegd.

EEN CONCEPTUELE INSTRUMENTENBOX

Ungrounding, unhousing en deparcelization vormen de basisconcepten van de voorgestelde dekolonisatie. In een serie van drie parallel geplaatste maquettes, wordt 'ontgronding' (ungrounding)voorgesteld als het uiteenrafelen en uitwissen van de operationele, urbane logica en ideologie die gematerialiseerd is in 'de bovenste <st1:metricconverter productid="10 cm">10 cm</st1:metricconverter> van de bodem'. Het oppervlak, dat bestaat uit een 'overschot aan wegen, parkeerplaatsen, private tuinen, hekken, voetpaden en tropische planten' en dat dus alle tekens bevat van een verwesterde, kleinburgerlijke levensstijl, kan simpelweg verwijderd worden door het wegschrapen van de architectuur van de bovenste <st1:metricconverter productid="10 cm">10 cm</st1:metricconverter>. Daarenboven wordt gewerkt met natuurlijke fenomenen zoals erosie en overstromingen voor (het versnellen van de) territoriale hermodellering. Een fotomontage van Oush Grab suggereert de mogelijkheid om een site tijdelijk te transformeren tot een rustplaats voor trekvogels en zo het transformatieproces de tijd te geven die het nodig heeft. Door het samenvoegen en verwijderen van structuren experimenteert 'onthuizing' (unhoming) met het transformeren van wooneenheden in nieuwe functies (zoals klaslokalen, ziekenhuizen, kantoren). Deze technische transformatie impliceert echter ook een niet zo evidente ethische vraag: hoe het huis van de vijand te bewonen? 'Ontkaveling' (deparcelization) ontstaat door een kaart uit 1954 met daarop de private en collectieve eigendomsgrenzen van het vroegere Jabel Tawil bovenop de kaart van het huidige Psagot te leggen en zo perceelsgrenzen te hertekenen. Ontkaveling gecombineerd met ontgronding en onthuizen doet een oude situatie herleven in een nieuwe vorm en snijdt zo dwars doorheen de bestaande koloniale geografie.

Deze drie concepten vormen de basis van een geslaagde voorstelling van een mogelijk veralgemeenbare aanpak die kan dienen als opstap naar toekomstige processen van dekolonisatie. Dit belet echter niet dat de tentoonstelling tamelijk cryptisch blijft voor bezoekers die niet vertrouwd zijn met de Palestijns-Israëlische context. Om de boodschap goed te kunnen vatten, en de veelheid aan ideeën die worden voorgesteld op een relatief kleine oppervlakte te verwerken, is een niet te haastig bezoek, concentratie en enige achtergrondkennis vereist. De gratis bezoekersgids en de informatie op de project website (www.decolonizing.ps) zijn dan ook welkom en zelfs essentieel om de voorgestelde ideeën te laten doorwerken. Toch blijft het moeilijk om het enorme potentieel van dit grensverleggende initiatief tot zijn recht te laten komen in een tentoonstellingsruimte.

DEKOLONISEREN VERSUS VERNIETIGEN

De tentoonstelling wijst op de mobiliserende kracht en symboliek die in architectuur schuilt door het aanreiken van alternatieve aanpakken voor de huidige frustrerende impasse, het resultaat van meer dan veertig jaar bezetting. Architectuur zelf, en vooral architectuur als een politiek instrument, wordt in dit project omgedraaid en vormt zo een creatief instrument van verzet. Toch vragen we ons na het bezoek aan de tentoonstelling af waarom het dekoloniseren door transformatie en het zich opnieuw toe-eigenen van de architectuur van de bezetter noodzakelijk een beter idee is dan het vernietigen ervan? Wordt op die manier het traumatische, koloniale stedelijke weefsel immers niet bewaard? En bestaat het risico niet dat het overblijvende stedelijke weefsel, zelfs indien getransformeerd, 'slecht gebruik' door nieuwe bewoners vergemakkelijkt en zo ongelijke machtsverhoudingen in stand houdt of reproduceert? Of na verloop van tijd leidt tot nieuwe herkolonisatie?

Frantz Fanon — een van de grootste denkers van het antikolonialisme van de twintigste eeuw — analyseerde aan de hand van de Algerijnse bevrijdingsbeweging het belang van geweld, klasse, ras en nationale cultuur in de strijd voor nationale bevrijding. Geweld is volgens Fanon een opstap naar bevrijding en bovendien de enige taal die wordt begrepen door de bezetter. Het in een emotioneel moment vernietigen van de volledige nederzettingenstructuur blijft daarom voor velen wellicht een erg realistische optie. De architecten van het project zijn zich hier van bewust en denken daarom in de eerste plaats niet aan het controleren van deze fase van spontaniteit, geweld en emotie. In plaats daarvan zoeken ze er op een of andere manier aan deel te nemen. Alessandro Petti vergelijkt het met een groot feest: je kunt het niet controleren, maar je kunt de sfeer ervan wel beïnvloeden. Het eigenlijke dekolonisatieproject start na dit eerste moment van confrontatie. En hoewel in de eerste plaats wordt gedacht aan aanpasbare modellen van transformatie, worden opties van simpel hergebruik en volledige vernieling niet uitgesloten. Vernietiging zou echter leiden tot zeer destructieve ecologische gevolgen. Gewoon hergebruik van de nederzettingen als Palestijnse voorsteden, zonder het koloniale regime in vraag te stellen, zou dan weer kunnen leiden tot het stimuleren van de reproductie van ongelijke machtsverhoudingen. Sandi Hilal vraagt bijvoorbeeld treffend: 'wat zou er gebeuren wanneer een kolonist aanklopt aan zijn of haar oude huis en tegen een Palestijnse vluchteling vertelt dat dit zijn of haar oude woonst was?' Het alternatief van transformatie wordt daarom verkozen als een strategie waarin zulke dilemma's worden vermeden. Door het omvormen van een deel van de huizen in publieke ruimtes, hospitalen of onderzoekscentra, worden de nederzettingen teruggegeven aan hun legitieme gebruikers, terwijl ze de mogelijkheid van een gedeelde toekomst en gebruik van de ruimte door Palestijnen en Israëli's open laat.

Het is duidelijk dat het bestaan en de productie van de bebouwde omgeving een belangrijke rol speelt in het vormgeven van een collectieve identiteit en haar geheugen, maar dat geldt net zo goed voor het vernietigen van gebouwen, of voor de renovatie of transformatie van vroegere bouwwerken. Het actief veranderen en ingrijpen in de koloniale architectuur is daarom een proces waarover zorgvuldig nagedacht moet worden met en door de lokale gemeenschappen. Zo kan zo eerlijk mogelijk worden omgegaan met het Palestijnse collectieve geheugen. In elk geval is Decolonizing Architecture,dat zich niet beperkt tot de Westelijke Jordaanoever maar ook nadenkt over plaatsen zoals de Knesset (het Israëlische Parlement in Jeruzalem), een belangrijke stap in de reflectie over een voortdurend en voortschrijdend koloniaal project en de manieren waarop deze situatie kan worden gekeerd. Het dekoloniseren van onze geest door het stimuleren van creatief denken en het verbeelden van alternatieve scenario's is iets wat door sommigen ongetwijfeld als surreëel en utopisch zou kunnen worden afgedaan. Voor ons is het echter de belangrijkste verwezenlijking van deze tentoonstelling.

VERDERE LITERATUUR

Allessandro Petti, Arcipelaghi e enclave. Architettura dell'ordinamento spaziale contemporaneo, Milaan: Bruno Mondadori, 2007

Eerder werk van Sandi Hilal en Allessandro Petti: www.statelessnation.org

Eyal Weizman, Hollow Land: Israel's Architecture of Occupation, Verso, 2007