De strijd om het lichaam van de vrouw

Door Daan Bauwens, op Mon Mar 19 2012 09:42:05 GMT+0000

Begin maart liep in Berlijn het festival 8 arabische Filmemacherinnen, het eerste filmtreffen voor Arabische filmmaaksters op Europese bodem. Elke avond maakte de prestigieuze Berlijnse Akademie der Künste plaats voor film-screenings en debatten over de plaats van de vrouw in de Arabische wereld. Of liever: over de veranderende Arabische wereld door de ogen van een vrouw. We bekeken in Berlijn de films en interviewden enkele regisseurs, goed voor een extra perspectief op de Arabische Lente.

Een majestueuze Arabische vrouw met gitzwart gevlochten haar legt zich langzaam achterover in een zetel en steekt zelfgenoegzaam een sigaret op. Een beeld dat, en niemand weet precies waarom, op het netvlies blijft branden. Ook de filmmaakster zelf, Marwa Zein (26) uit Soedan, weet niet goed waarom net dat beeld zo sterk gevonden wordt. Zeins kortfilm The Game, haar eerste bioscoopfilm uit 2010, is gebaseerd op het kortverhaal La vita è gioco van de Italiaanse schrijver Alberto Moravia. Moeder en dochter wisselen, op initiatief van de dochter, gedurende een luttele vijf minuten van rol: een onschuldig spel dat zeer snel uit de hand loopt.

Echtscheiding en dubbelleven

The Game is een van de acht films op 8 arabische Filmemacherinnen en balanceert net als de andere films tussen een autonoom verhaal en een specifieke spiegel van de huidige Arabische samenleving. ‘Ik wilde laten zien dat kinderen vaak slimmer zijn dan de ouders’, zegt regisseur Marwa Zein. ‘En ook dat, wanneer je een kind wil opvoeden, je eerlijk moet zijn tegenover het kind én tegenover jezelf. Het verhaal van Moravia is universeel. Maar tegelijk is er ook een typisch Arabisch element: de moeder is gescheiden en heeft een relatie met een nieuwe man. Dat ligt moeilijk in de Arabische wereld: het wordt afgekeurd en in sommige gemeenschappen zelfs verboden. Ben je gescheiden, dan ben je vervloekt. Toch zijn er steeds meer koppels die uit elkaar gaan, en vrouwen die een relatie aanknopen met een andere man, gaan gebukt onder schaamte, onder het oordeel van de maatschappij. In mijn film daarentegen is het gewoon een gegeven: de moeder is gescheiden en dat is normaal. Het leven is een persoonlijke zaak. Je mag je niet laten controleren door de maatschappij.’

Dat is geen gemakkelijke boodschap in de Arabische wereld. Hoe zijn de reacties?

‘De meesten ontkennen dat er zoiets bestaat als een gescheiden Arabische vrouw. Ik antwoord daarop: “Jawel, het bestaat wel, jullie negeren het probleem.” Het gebeurt overal, iedereen weet ervan, maar niemand praat erover. En als je het probleem negeert, bestaat het niet. Zo werkt het in onze cultuur, van Marrakech tot Islamabad. Iedereen heeft een zekere persoonlijkheid, maar moet delen daarvan geheim houden voor anderen. Iedereen leidt dus een dubbelleven.’

Wat zijn de gevolgen van dat dubbelleven?

‘Onze maatschappij is ongezond. Ik heb een bepaalde persoonlijkheid binnen de muren van mijn huis, ik ben iemand anders wanneer ik de straat opga, nog iemand anders onder vrienden en weer een ander iemand bij mijn lief. Dat is psychisch uitputtend. In feite protesteren we net daartegen. Dat is waar de Arabische Lente om draait: het is een culturele strijd. De demonstranten in Egypte en Syrië zijn die mensen die zichzelf durven te zijn. Het zijn de jongeren en de kunstenaars die vrij zijn in hun persoonlijke leven, die de straat opgaan om onze wereld te veranderen. We willen een gezond land waarin van niemand nog langer verwacht wordt zich voor te doen als een ander. Dat is slechts het begin. We hebben nog een lange en moeilijke weg voor de boeg, die veel tijd zal vergen en waarvoor we een erg sterke wil nodig hebben. Maar de hele maatschappij moet zich vrij kunnen uitdrukken. Mensen moeten zichzelf kunnen zijn.’

Een ontwrichte wereld

De Arabische Lente is een culturele strijd. De demonstranten in Egypte en Syrië zijn die mensen die zichzelf durven te zijn

Forbidden (2011) van cocurator Amal Ramsis sluit aan op de boodschap van Marwa Zein, maar dan op een niet-metaforische manier. Met meesterlijke hand legt Ramsis Egypte onder het scalpel en ontbloot ze een onvervalste angstcultuur. Ze trekt de straat op met haar camera en overtreedt zo een van Egyptes meest gevreesde wetten: in het openbaar wordt niet gefilmd. Ramsis stelt kunstenaars, arbeiders, journalisten en huisvrouwen de vraag: ‘Wat is níét verboden in Egypte?’ Niemand kent het antwoord, maar iedereen weet dat bijna alles verboden is. Het is verboden om je arm over de schouders van je vriendin te leggen. Het is verboden om met toeristen te praten in het Egyptisch museum. Het is voor Egyptenaren verboden om op weekends en tijdens vakanties naar de piramides te gaan, want ‘dat trekt nergens op’. In Caïro zijn er meer checkpoints dan op de hele Westelijke Jordaanoever.

De logica van het verbod heeft zich langzaamaan in de nationale psyche gebrand. Niet enkel de staat, maar ook je buren, toevallige voorbijgangers op straat, zelfs je familie zal erop toezien dat je de wetten van het land naleeft. ‘Het bewustzijn heeft zich zo ontwikkeld dat iedereen ofwel anderen ofwel zichzelf censureert. Niemand geeft nog een zier om de waarheid’, zegt Salma, een van de protagonisten van de documentaire. Forbidden werd enkele weken voor het begin van de Egyptische revolutie ingeblikt.

De acht geselecteerde films raken vaak zo hard dat ze bijna doen huilen. Niet het minst het ingetogen Damascus Roof and Tales of Paradise (2010), de kleurrijke, sfeervolle en fotografisch prachtige kunstdocumentaire van de Syrische Soudade Kaadan. Aan het begin van elk van de drie hoofdstukken wordt een hemels Damasceens plafond getoond, daarna zakt de camera en kijken we uit op een verloederend vertrek, waarvan uiteindelijk de bewoners aan het woord komen. De realiteit in Damascus blijkt aaneen te hangen van sprookjes, parabels en familieverhalen die tot duizend jaar teruggaan. Dat nostalgische gevoel wordt geaccentueerd door close-ups van duizelingwekkend mooie versieringen in oude Arabische paleizen: hoge huizen met eetkamers ter grootte van balzalen, waarin vrouwen vertellen wat daar ooit allemaal gebeurd is. Ze zijn eenzaam, want de meeste mannen zijn geëmigreerd. Een voor een worden hun huizen geconfisqueerd, maar niet gerestaureerd.

Soudade Kadaan vat die ontwikkeling poëtisch samen, terwijl ze ons beelden van de vervagende oude stad toont. ‘Het is niet makkelijk om in een stad als Damascus te leven. Er woont een duizendjarige slang en er liggen nog zeven andere steden onder haar straatstenen. De wijzers van haar klok komen slechts aan het eind van elke eeuw in beweging. Haar last wordt zwaarder en het heden heeft geen betekenis voor haar. Dus is het beter als de stad ons vergeet.’

Ook Lemon Flowers (2007) van de Libanese Pamela Ghanimeh zet die toon. Ghanimeh interviewt haar familie en vraagt hen hoe het leven was toen ze nog in Haret Hreyk woonden, de tuinwijk in Beiroet waaruit de christenen in 1975 verdreven werden. Haret Hreyk is ook de wijk die in juli 2006 door het Israëlische leger met de grond gelijk gemaakt werd. Op een schommelende boot voor de kust van Beiroet vertelt Ghanimehs vader tijdens het vissen: ‘Het is alsof je tweemaal vermoord wordt. Eerst word je verdreven van de plek waar je woonde. Daarna word je voor de tweede keer vermoord, wanneer de plek waar je vandaan kwam, verwoest wordt.’

In de ‘docu-animatiefilm’ Kingdom of Women (2010) van de Palestijnse Dahna Abourahme halen vrouwen herinneringen op aan de Israëlische invasie in het vluchtelingenkamp Ein El Hilweh in Zuid-Libanon, aan de hand van sieraden, borduurwerk en brieven. In de poëtische roadmovie Letter to my Sister (2006) reconstrueert Habiba Djahnine aan de hand van getuigenissen het leven van haar zus Nabila Djahnine, de Algerijnse feministe die in 1995 door islamisten vermoord werd. En ze ontdekt dat er in Algerije nog steeds bitter weinig hoop te rapen valt.

De bekroonde documentaire Shouting in the Dark (2011) van de Amerikaanse May Ying Welsh laat dan weer zien hoe bloederig het Bahreinse regime de massale opstand onderdrukt. Om het protest finaal uit te roeien, vond de regering er niets beter op dan het Parelplein (het Bahreinse Tahrir) met bulldozers te slopen.

TUNESISCHE VROUWEN ONDER DRUK

Tussen Marrakech en Muscat woont een ontwrichte generatie, een generatie die zich verloren waant. En daarom is er nood aan revolte. Die opstandigheid wordt treffend gedocumenteerd in Ni Allah, ni Maître (2011) van de Frans-Tunesische Nadia El Fani, in het land waar het allemaal begon. ‘We zijn de documentaire, die eerst La Désobéissance zou heten, beginnen op te nemen in augustus 2010’, vertelt Nadia El Fani. ‘Het zou een documentaire worden over de plek van religie in onze maatschappij. Lang voor de val van Ben Ali was er een democratische beweging in Tunesië op gang gekomen die het recht op laïcisme opeiste. En dat was nieuw, want onder Ben Ali was het gewone burgers niet toegestaan om zich te mengen in politiek. We waren dus al met de montage begonnen toen eind 2010 de revolutie uitbrak. En dan zijn we teruggekeerd om de discussies in de straten van Tunis te filmen, discussies over laïcisme.’

Vanwege de film, vorig jaar vertoond op het festival van Cannes, lopen er nu zes aanklachten voor godslastering tegen Nadia El Fani, waardoor ze momenteel niet naar Tunesië terug kan. ‘De islamisten hebben de verkiezingen gewonnen met dertig percent’, vertelt ze. ‘Ik word onder meer aangeklaagd voor “het aanzetten tot haat tegen het geloof”. Omdat ik op de Tunesische televisie verklaard heb dat ik atheïste ben, wordt het me verweten dat ik god en de religie beledigd zou hebben. Toen ik de film opnam, waarschuwden mensen me: “Dit is niet het goede moment om het over laïcisme te hebben.” Maar uiteindelijk heb ik gelijk gekregen. Nu willen de islamisten de sharia invoeren als grondwet. Een open discussie over laïcisme is vrijwel onmogelijk geworden.’

Dus het land is geblokkeerd?

‘Het land is de conservatieve weg ingeslagen, maar als je weet hoe het leven onder de dictatuur van Ben Ali was, denk ik dat er op dit moment niets anders mogelijk is. We hebben deze veldslag verloren, maar dat betekent niet dat we de strijd moeten opgeven. Ik maak nu misschien deel uit van een minderheid, maar op een dag zullen we winnen. We moeten dagdagelijks vechten. Als een salafist het zich permitteert om een vrouw te beledigen op straat, dan zal de vrouw de salafist nog steeds van antwoord dienen. Dat is heel belangrijk. Als de vrouw zich verdedigt, zullen er ook anderen rond haar reageren. Zo zal het werken. Op dit moment vind ik dat de Tunesische maatschappij goed reageert op wat de islamisten proberen te doen. Ik heb veel vertrouwen in de Tunesische burgers: ze laten niets zomaar passeren.’

Gaat het dan momenteel enkel over de plaats van de vrouw?

Deze vrouwen, deze mensen, zijn de revolutie begonnen met lege handen. Ze hebben enkel vraagtekens

‘Daar begint het toch hard op te lijken, ja. Het vrouwelijke lichaam: dát is de inzet van deze revolutie. Het moet bedekt worden, het moet gesluierd gaan, vrouwen moeten worden verhinderd om het huis uit te komen. Er zijn ook plannen in de maak om geld uit te delen aan vrouwen die stoppen met werken, zodat ze niet meer deelnemen aan het actieve leven. Als alle vrouwen in Tunesië stoppen met werken, zijn er meer jobs voor de mannen. Dat is wat de islamisten van plan zijn. Het zijn de vrouwen die het hardst worden aangevallen door de islamisten, de integristen en de salafisten, dus zijn het ook de vrouwen die op de barricaden staan.’

Een revolutie met lege handen

Tijdens het filmfestival maken curatoren Chus Lopez Vidal, Paula Rodriguez Sickert en Amal Ramsis beelden van elke discussie, elk debat en elke wandeling door Berlijn. Ze hebben urenlange interviews met de Arabische regisseurs integraal opgenomen voor de toekomstige documentaire 8 arabischen Filmemacherinnen. ‘Zes dagen is te kort, we bereiken op het festival maar enkele honderden mensen’, zegt Paula Rodriguez Sickert. ‘Met deze documentaire kunnen we achteraf tienduizenden mensen bereiken.’

‘We wisten op voorhand dat het beeld van de Arabische vrouw, dat enkel naar ons toekomt via de media, niet strookt met de realiteit’, vult Chus Lopez Vidal aan. ‘Na de Arabische Lente wilden we deze regisseurs naar Berlijn brengen en hen een platform bieden om alles te zeggen wat ze te zeggen hebben. Het Berlijnse publiek moest enkel luisteren.’ Paula Rodriguez Sickert geeft te kennen dat ze iets nieuws hebben ingezien: ‘Deze vrouwen, deze mensen, zijn de revolutie begonnen met lege handen. Daarmee bedoel ik: ze hebben geen alternatief, ze weten (nog) niet welke weg ze op willen gaan. Ze hebben enkel vraagtekens.’ Chus Lopez Vidal: ‘De Arabische Lente is pas het begin, alles is in verandering en terugkeren naar de beginsituatie is onmogelijk. Maar tegelijk willen de Tunesiërs, de Egyptenaren en de anderen geen kapitalistische democratie naar Europees model. Ze willen een eigen systeem met eigen waarden opbouwen.’

Daan Bauwens is freelance journalist en programmamaker (radio 1, Woestijnvis, Inter Press Service, De Standaard). Hij spendeerde geruime tijd in Israël, Palestina en Marokko, waar hij onder meer schreef over de plaats van de vrouw in de Arabische wereld.