De schone schijn van de onzichtbare materie. Een dialoog tussen twee conflictueuze visies op kunst

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Berlijn. In de grote hal van het Hamburger Bahnhof-museum staat het Fietswiel van Marcel Duchamp. Twee mannen komen de zaal binnen, stappen naar het kunstwerk en blijven staan in contemplatie.

  • ‘Kijk nou, zo'n grote hal! En dan staat er enkel een fietswiel.’
  • ‘Op een krukje.’
  • ‘'t Is vast een statement.’
  • ‘Marcel Duchamp, 1913. Hij had het in zijn atelier staan. Draaide er dagelijks aan, om tot rust te komen.’
  • ‘Een speelvogel.’
  • ‘Veel meer dan dat. Een onderzoeker! Hij experimenteerde. Over de werking van het kunstinstituut.’
  • ‘Achteraf worden zulke dingen altijd interessanter voorgesteld dan ze waren.’
  • ‘Hij heeft er anders wel een heel nieuwe kunst mee in het leven geroepen!’
  • ‘De man heeft de readymade uitgevonden omdat hij geen domme schilder genoemd wilde worden. Dat is alles! Ettelijke kunstenaars hebben zijn speelsheid veel te ernstig genomen en zijn de weg kwijtgeraakt in allerlei diepzinnigheid.’
  • ‘Ach, jij kunt het gewoon niet aanvaarden dat kunst tegenwoordig een zaak van het intellect is. Een achterlijke houding! Duchamp heeft het retinale plezier honderd jaar geleden finaal afgevoerd, en toch worden de musea nog steeds bevolkt door mensen die zich er niet voor schamen om de willoze slaafjes van hun netvlies te zijn.’
  • ‘Mensen die niet blind zijn, bijvoorbeeld.’
  • ‘Je lacht ermee.’
  • ‘Gisteren was ik in Kunst-Werke, op de tentoonstelling For the Use of Those Who See. Dat betekent: “voor mensen die kunnen kijken”!’
  • ‘Dat heb je verkeerd begrepen. De titel verwijst naar een opstel van Diderot, waarin net de ontoereikendheid van onze visuele kennis wordt aangekaart. De film van Javier Téllez, in de tweede zaal, was daar een prachtige illustratie van. Zes blinden maken kennis met een olifant en beschrijven hun ervaring. Hoe zo’n olifantenhuid aanvoelt, hoe een olifant ruikt. Die ervaring blijft voor ons, kijkers, onbereikbaar.’
  • ‘Inderdaad een prachtige film, maar je vindt hem goed om de verkeerde reden. Wat de film mooi maakt, is hoe die blinden op de olifant toestappen. Hoe één van hen een totale geestdrift aan de dag legt voor die “levende massa”. Hoe een andere begint te vertellen over de kleine Babar die de jungle ontvluchtte en Horton die op een ei ging zitten. Bovendien is het camerawerk zeer verzorgd.’
  • ‘Je waardeert de schoonheid, maar de gelaagdheid ontgaat je! De dubbele bodem: de grenzen van het zichtbare. Dát het probleem van de gemiddelde kunstliefhebber: zodra hij te kampen krijgt met onzichtbare zaken die voor het begrip van een werk belangrijk zijn, geeft hij de strijd op en sleept hij zich naar het volgende werk waar zijn blik op valt. Ik zeg je, het is de beheersing van de ónzichtbare materie die de kenner onderscheidt van de leek.’
  • ‘Hm, echt onzichtbaar is die materie niet! Ze staat meestal ergens neergeschreven. De “kenner” heeft maar af te lezen. Bijzondere gaven zijn daar niet voor nodig. Je moet alleen bereid zijn om catalogi te kopen en over talloze muurtjes van jargon te klimmen.’
  • ‘Je doet er neerbuigend over omdat je zelf te lui bent voor enige cerebrale inspanning. Als kunstenaars enkel nog werk zouden maken voor mensen die zich alleen vol willen vreten aan visuele stimuli en geen minuut aan de onzichtbare materie willen spenderen, dan zien de musea er binnen de kortste keren als shoppingcentra uit.’

De ene veinzer bewijst er zichzelf geen dienst mee als hij de andere ontmaskert

  • ‘Je overdrijft. Als er in een kunstwerk een zekere kracht aanwezig is, wil ik ook best kennismaken met de “onzichtbare materie”. Achtergrondkennis kan een kunstwerk verrijken. Maar bij veel hedendaagse kunst is het andersom: het kunstwerk is de verrijking van de achtergrondkennis.’
  • ‘Voor jou is dat een woordspelletje, maar je beseft niet dat je de nagel op de kop slaat! Goede hedendaagse kunstenaars houden niet van heldendaden, ze zijn bescheiden en beschouwen hun werk als niet meer dan een voetnoot bij een verhaal dat ze niet zelf schrijven.’
  • ‘Kijk eens, ik begrijp wel dat er een bepaald publiek bestaat... experts van het historische perspectief, geleerden die graag kunstwerken verbinden met obscure denkers. Briljante geesten die laaiend enthousiast zelfs onopzettelijke verwijzingen ontdekken. Voor hen hoeft een kunstwerk er niet fantastisch uit te zien, omdat zij vooral warmlopen voor de context. Maar zulke types zijn serieus in de minderheid!’
  • ‘Juist daarom moeten we respect voor hen hebben. We moeten ze met respect bejegenen.’
  • ‘En wat betekent dat in de praktijk? Dat het een algemeen streefdoel wordt om vooral voor dingen die géén visuele genoegdoening verschaffen in begeestering te ontvlammen!’
  • ‘Kijk eens, er zou geen probleem zijn als iedereen een duidelijk kamp zou kiezen: de retinale of de cerebrale kunstliefhebberij. Netjes van elkaar gescheiden! Niets om akelig over te doen! Maar nee! De modale kunstliefhebber wil uit alle macht van twee walletjes eten. Hij heeft gemerkt dat er aan de cerebrale kant meer aanzien en aan de retinale kant meer plezier te rapen valt. En dus komt hij nu eens aan de ene, dan weer aan de andere oever aanmodderen. Hij leest twee regels Derrida en denkt dat hij mee is. Maar in realiteit verziekt hij de boel en vertroebelt het water.’
  • ‘Logisch toch. Hij hoort overal dat je niet mee bent als je alleen met mooie prentjes bezig bent.’
  • ‘Terecht ook! De meesterwerken uit de vijftiende eeuw kunnen we ook niet begrijpen zonder muurtekst of audiogids. Context is altijd van belang.’
  • ‘Ja, maar de esthetisch onhandige werkjes uit de renaissance beschouwen we niet als meesterwerken, terwijl een heleboel visueel nietszeggende dingen uit onze tijd wel zo onthaald worden! Met als belangrijkste reden dat ze contextueel interessant zijn. Uit de interpretatie van mislukte renaissancewerken valt nochtans ook heel wat contextueel plezier te halen.’
  • ‘Ach, men moet meegaan met zijn tijd. Jij en jouw retinale bende kicken massaal op de raak getroffen toets rood op de wang van een te midden de context van een veld vol bloemen poserend meisje – en niet op de praatjes eromheen. Maar jullie leven met z'n allen in de negentiende eeuw!’
  • ‘Ho maar, ik verlang niet naar bloemenvelden. Ook in het veld van de hedendaagse kunst zijn mooie prentjes aan te treffen. Maar ze worden scheef bekeken. Niet verwonderlijk! Als je als kunstkenner je hele bibliotheek mee het museum in zeult, dan wil je hem gebruiken ook!’
  • ‘Wat heb je toch tegen een beetje eruditie?’
  • ‘Niets, maar het enthousiasme van erudiete mensen wordt algemeen als een kwaliteitslabel beschouwd. Terwijl het voor de hand ligt dat hun begeestering minder voor het werk zelf geldt dan wel voor hun eigen vermogen er iets in te zien. Toch blijkt het rondspuien van modieuze termen een gunstig effect te hebben op de carrière van een kunstwerk. Met als gevolg dat zelfs de meest debiele werken, steevast bewapend met een professionele waas van neperuditie, het strijdtoneel betreden.’
  • ‘Dat hebben we te danken aan de retinalen die krampachtig intellectueel willen doen.’
  • ‘Ach, je stelt het voor alsof er één zuivere groep is en één corrupte. Dat is niet zo. Het is veeleer een wezenskenmerk van de kunstscène dat ze aan elkaar hangt van halfbakkenheid, bluf en schijnmanoeuvres.’
  • ‘Wacht, het klopt dat een eigengereide omgang met de dingen erg wordt gewaardeerd. Idiosyncrasie heet dat. Maar die is niet gelijk aan vrijblijvendheid. Goede kunst is nooit half gebakken. Goede kunstenaars zijn uitvinders. En ze zijn weer heel goede maatjes aan het worden met de wetenschap.’
  • ‘Zolang de kunst haar overtuigingskracht blijft zoeken in vormelijke argumenten, zal het altijd belangrijker blijven hoe de boodschap overkomt dan wat er precies beweerd wordt. Dat maakt kunst ongeschikt voor de wetenschap.’
  • ‘Nee hoor! Wie kunst juist begrijpt, kan er een soort kennis uithalen die nergens anders te vinden is.’
  • ‘Je bent toch geen wereldvreemde professor? Je ziet toch ook dat de kunstwereld niet op rationele inzichten is gebouwd? Of iemand op of naast de kwestie spreekt is van secundair belang. Wat telt, is indruk maken. Dure woorden en grote sier. De ene veinzer bewijst er zichzelf geen dienst mee als hij de andere ontmaskert.’

De kunst houdt van de schijn en omgekeerd

  • ‘Dus voor jou is meteen de hele kunstwereld corrupt?’

  • ‘Nee, maar de loze praatjes worden misbruikt om leegte en onvolkomenheid op te vullen. Terwijl juist de plaatjes de dienst zouden moeten uitmaken.’

  • ‘Ik zei het al, je wilt van de musea shoppingcentra maken. Ik vind het juist goed als kunstenaars bewijzen dat ze hun mannetje staan in het discours. Dat duidt op een zekere rijpheid.’

  • ‘Kom nou, onkunde met blabla maskeren heeft niets met rijpheid te maken! Het is simpelweg eenvoudiger om mysterieus te doen over wat onzichtbaar is dan over wat wel door het beeld loopt. Heb je de tentoonstelling van Karin Sander in de Temporäre Kunsthalle gezien?’

  • ‘Nee, daar moet ik nog eens heen.’

  • ‘Hoef je niet. Ik zal je zeggen wat er te zien is: geen ene moer! In de hele kunsthal niet. En het is best een grote hal. Op de muur is een lijst afgedrukt van 566 namen van Berlijnse kunstenaars, die allemaal werden uitgenodigd “hun werk in akoestische vorm te vertalen”. Je kunt in de lege ruimte rondwandelen met een audiogids op je hoofd. Je drukt de nummertjes in en hoort dan geschreeuw, stiltes, grapjes, of muzikale intermezzo’s, maar meestal gewoon praatjes. In de brochure staat dat dat “enorme aantal statements een ongewone inkijk mogelijk maakt in de actuele kunstproductie van de stad”.’

  • ‘Ik moet het eerst eens zien vooraleer ik erover kan oordelen.’

  • ‘Horen.’

  • ‘Horen, ja. Maar ook het laten zien van afwezigheid kan betekenis genereren.’

  • ‘Ja ja! Jij sprak zonet over bescheidenheid. Noem je zoiets bescheiden? Zou het ooit in het hoofd van een ernstig componist opkomen om zijn collega-componisten een tekeningetje te laten maken en dan te beweren dat die droedels een ongewone inkijk mogelijk maken in het actuele muziekgebeuren? Het probleem is dat het onmogelijk is geworden de ware kunst van de schone schijn te onderscheiden. Juist omdat de context belangrijker is geworden dan de tastbare kunstwerken.’

  • ‘Ach, al sinds Plato's afwijzing van de kunst als “afspiegeling van de afspiegeling” zijn ettelijke iconoclasten als gekken tegen de schone schijn tekeergegaan. De taliban doet het nog steeds. Geheel zonder succes. De kunst houdt van de schijn en omgekeerd.’

  • ‘Oh, dus al die hippe vogels die met hun intellectuele verwijzingen de show stelen, passen gewoon in de traditie van het illusionisme?’

  • ‘Wie bij de pinken is, kan de goede wel van de slechte illusionisten onderscheiden. Inderdaad, niets om treurig over te doen. Trouwens, wat voor een loos begrip is de “ware kunst”? Vroeger deed de kunstenaar zijn best om de macht van God te openbaren, tegenwoordig die van de kunst. Beide een geloofskwestie. “Ware kunst” is gewoon het soort kunst waar men het liefste in meegaat.’

  • ‘Dan was het vroeger blijkbaar eenvoudiger de man in de straat wijs te maken dat de maagd Maria een goddelijk wezen had gebaard dan het nu is om hem te overtuigen van de factor kunst in “hedendaagse kunst”! Plaats een “autonoom kunstwerk” buiten het instituut van de kunst en het blijft niet overeind! Als het al wordt opgemerkt.’

  • ‘Dat bewijst alleen maar dat de kunstenaar zich niet mag beperken tot het visuele. Hij moet ook de context in zijn greep hebben, zodat het werk op de juiste manier gelezen wordt.’

  • ‘Jaja. Context is alles. Ik zal je zeggen hoe dat komt! Kunstenaars hebben niet genoeg vertrouwen in de beelden die ze maken. Vaak niet onterecht! Maar in plaats van hun werk te verbeteren, zoeken ze allerlei uitwegen om het via de context alsnog boeiend te maken. Thomas Demand is daar een goed voorbeeld van. Ik zag onlangs zijn tentoonstelling in de Neue Nationalgalerie.’

  • ‘Heb ik ook gezien. Daar heb je inderdaad enige achtergrondinformatie bij nodig.’

  • ‘Dat niet alleen. Hij maakt het de toeschouwer nog eens extra moeilijk door de achtergrondinformatie weg te moffelen en een hoop schijnmanoeuvres in te lassen.’

  • ‘Welnee, hij tracht zijn werken gewoon zo meerduidig mogelijk te houden.’

  • ‘Oh, de Meerduidigheid! De diepgang van de vaagheid!’

  • ‘Wind je niet op!’

  • ‘Meerduidigheid is zo'n fetisj in de hedendaagse kunst dat kunstenaars zich er hopeloos op verkijken. Ze verwarren de meerduidigheid van het beeld met die van de context. Thomas Demand weert educatieve muurteksten omdat hij ze flauw vindt. Hij zegt dat als er naast zijn werk over het bad van politicus Barschel zou geschreven staan “dit is het bad van politicus Barschel”, de “denkwegen” eendimensionaal zouden worden.’

  • ‘Hij heeft gelijk. Je moet je werk toch niet samenvatten in slogans? Als je de onzichtbare materie bij voorbaat reduceert tot een bekend fait divers, komt het bij de gemiddelde toeschouwer niet eens in zijn hoofd op dat hij er ook verder over kan nadenken.’

  • ‘Dat geloof ik niet. Als je van een koe zegt “kijk, dit is een koe”, dan belet je toch niemand om er ook nog een biefstuk in te zien? Als een onnozel tekstje blijkbaar alles wat in een werk aan connotaties schuilgaat, kan wegzuigen en het beeld tot de eenduidigheid kan veroordelen, dan is het beeld niet boeiend genoeg. Dan moet je gewoon een sterker beeld maken. Daar heb je de complete oplossing!’

"Ware kunst" is gewoon het soort kunst waar men het liefste in meegaat

  • ‘Dat is jouw geestelijke luiheid die je parten speelt. Je verlangt een kant-en-klare uitleg. Je kunt er niet tegen dat je zelf op zoek moet gaan naar wat een beeld kan betekenen.’
  • ‘Nee, er is meer aan de hand. In plaats van een verklarende muurtekst plaatst Demand bij elk werk een vitrinekast met daarin teksten van auteur Botho Strauss. Ze bieden los materiaal voor allerhande associaties. De kijker buigt zich over die vitrinekasten, op zoek naar duiding. Hij komt poëtische mijmeringen tegen, toespelingen op Beckett, Proust, Pirandello, en ongebruikelijke woorden zoals “fenotype”. Hij panikeert omdat hij geen woordenboek bij zich heeft, zoekt wanhopig naar verbanden, raakt de draad kwijt. Een geslaagd schijnmanoeuvre richting totale moeilijkdoenerij!’
  • ‘Excuseer, maar dan is het referentiekader van die kijker erg beperkt.’
  • ‘Ach nee. Demand heeft uitdrukkelijk beweerd dat hij de interpretatie wilde bemoeilijken. Ook schreef hij het volgende: “Het hart van mijn tentoonstelling is de verhouding tussen de beschrijvende tekst en het eigenlijke werk.” Wel, in mijn oren klinkt dat als een eindejaarsstudent die vreest dat zijn foto’s op zichzelf niet goed genoeg zullen bevonden worden, en die er dan gauw een ander niveau tegenaan gooit dat hij dan tot het eigenlijke onderwerp van zijn werk benoemt. Om de cerebrale elite haar erudiete enthousiasme te gunnen.’
  • ‘Oh, het begint me te dagen. Je bent jaloers. Het gaat je petje te boven. De onzichtbare materie. Heimelijk heb je respect voor de erudiete knakkers die overal weg mee weten.’

De ander neemt het fietswiel en wil er een forse draai aan geven.

  • ‘Tiens, vastgeplakt. Het leek alsof je eraan kon draaien, maar er is geen beweging in te krijgen.’
  • ‘Wat jammer.’
  • ‘Ja, jammer.’

De mannen verlaten de zaal. Doek.

Die Kunst ist Super!, Hamburger Bahnhof, Berlijn, 5 september 2009 tot 14 februari 2010.
For the Use of Those Who See, KW Institute for Contemporary Art, Berlijn, 22 november 2009 tot 24 januari 2010.
Zeigen. Eine Audiotour durch Berlin von Karin Sander, Temporäre Kunsthalle, Berlijn, 5 december 2009 tot 10 januari 2010.
Thomas Demand- Nationalgalerie, Neue Nationalgalerie, Berlijn, 18 september 2009 tot 17 januari 2010.